ECLI:NL:RBMNE:2025:301

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 januari 2025
Publicatiedatum
6 februari 2025
Zaaknummer
16/012325-20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan beroeps-/bedrijfsmatige hennepteelt door woning beschikbaar te stellen

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 januari 2025 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan beroeps- en bedrijfsmatige hennepteelt. De verdachte, geboren in 1962 en woonachtig in [woonplaats], had haar woning ter beschikking gesteld voor de teelt van hennepplanten, terwijl zij op de hoogte was van de aanwezigheid van een hennepkwekerij. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte haar woning heeft verhuurd aan medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de periode van 31 mei 2017 tot en met 13 november 2019. De rechtbank oordeelde dat de verdachte willens en wetens heeft bijgedragen aan het plegen van dit misdrijf door haar woning beschikbaar te stellen, en dat zij opzet had op het grondfeit van hennepteelt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 3.000,-, waarbij de redelijke termijn niet was overschreden. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de rol van de verdachte in de overwegingen meegenomen, evenals het feit dat zij niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, en de rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden afgewezen, in plaats daarvan is gekozen voor een geldboete.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/012325-20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 29 januari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1962] te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 8 januari 2025 (inhoudelijk) en 15 januari 2025 (sluiting onderzoek).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Kamper en van hetgeen verdachte en haar raadsman, mr. W.H. Boomstra, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode van 31 mei 2017 tot en met 13 november 2019 in [plaats] medeplichtig is geweest aan het in vereniging en in uitoefening van beroep of bedrijf telen van een grote hoeveelheid van 753 hennepplanten door het pand aan de [adres] hiervoor ter beschikking te stellen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
De standpunten van de officier van justitie worden – voor zover van belang voor de beoordeling – besproken onder paragraaf 4.3.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde.
De standpunten van de verdediging worden – voor zover van belang voor de beoordeling – besproken onder paragraaf 4.3.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 8 januari 2025, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De woning aan de [adres] te [plaats] was mijn eigendom, ook in de periode van 31 mei 2017 tot en met 13 november 2019. Ik verhuurde de woning aan [medeverdachte 1] .
Een proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij, genummerd PL0900-2019279392-2, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 13 november 2019 stelde ik een onderzoek in bij de woning aan de [adres] te [plaats] . In de slaapkamer bevond zich een kledingkast. De bodem van de kast werd bekeken en bleek open te kunnen en verscheen een trap die naar beneden leidde. Op de trap waren direct goederen zichtbaar die gerelateerd kunnen worden aan een hennepkwekerij. [2]
Kweekruimte AIn totaal stonden er 383 hennepplanten in kweekruimte A. In totaal hingen er30 assimilatielampen met armaturen in kweekruimte A. Beide kweekbakken waren voorzien van een irrigatiesysteem om de hennepplanten te voorzien van een vloeistof. In het midden van de ruimte hing een airco aan het plafond. In de ruimte hing boven iedere kweekbak een koolstoffilter. De luchtverversing en luchtafvoer werd geregeld door een aan- en afzuiginstallatie.
Kweekruimte BIn totaal stonden er 370 hennepplantenin kweekruimte B. In totaal hingen er 32 assimilatielampen met armaturen in kweekruimte B. Beide kweekbakken waren voorzien van een irrigatiesysteem om de hennepplanten te voorzien van een vloeistof. In het midden van de ruimte hing een airco aan het plafond. In de ruimte hing boven iedere kweekbak een koolstoffilter. De luchtverversing en luchtafvoer werd geregeld door een aan- en afzuiginstallatie en bevond zich aan de achterzijde van de kweekruimte. In de kweekruimte bevonden zich hennep-gerelateerde goederen die kennelijk nu niet, maar in een eerder stadium wel waren gebruikt. Dit betreft onder andere een derde niet aangesloten vervuild koolstoffilter, 2 niet aangesloten assimilatielampen, een roodgekleurde hotbox, een kachel, een knipschaar, handgereedschappen en 2 sproei-vernevelaars. [3]
Kweekruimte CIn ruimte C bevond zich achterin een kweektent. In deze kweektent werden de volgende goederen aangetroffen:
- een ventilator, hing aan het plafond van de kweektent,
- een transformator,
- 2 transformatoren met lamp en lampenkap,
- een zak aangebroken aarde, met kokos verrijkt,
- twee stoelen, vervuild met plakkerige hennepresten,
- een armatuur,
- 23,5 stektrays,
- diverse gripzakken met gedroogde (delen van) henneptoppen.
Voor de kweektent stond een kast. Op ieder plank stonden hennepstekjes. In totaal stonden er 189 hennepstekjes. Door de inrichting van de kast, werd duidelijk dat deze fungeerde voor het opkweken van de hennepstekjes, waarna deze in de kweekbakken van ruimte A en B geplaatst konden worden.
In de ruimte bevond zich tevens eenwatervat, voorzien van een vloeistof. In het vat lag tevens een dompelpomp. Deze dompelpomp was aangesloten op het irrigatiesysteem, die aanwezig was in beide kweekruimtes. Tevens waren de volgende goederen aanwezig:
- een slakkenhuis,
- een koolstoffilter,
- een zekeringkast, met tijdschakelaar,
- 63 transformatoren, die aangesloten waren op de lampen in kweekruimte A en B,
- droognetten, waarmee, na het opbouwen van de netten, 28 verdiepingen ontstonden om de henneptoppen te kunnen drogen,
- 3 vervuilde knipscharen met hennepresten,
- C02 generator (niet aangesloten),
- PH meter.
Vaststelling hennepIk constateerde, gezien de waargenomen uiterlijke kenmerken, kleur en vorm, en daarnaast de herkenbare geur, dat de aangetroffen planten hennepplanten betroffen. [4]
Een proces-verbaal van bevindingen onderzoek mobiele telefoon verdachte met bijlagen, genummerd PL0900-2019279392-42, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
In de mobiele telefoon van verdachte [medeverdachte 1] las ik de navolgende zaken. [5]
[verdachte]
De ex-partner, [verdachte] , van verdachte [medeverdachte 1] staat vermeld in de telefoon
van verdachte [medeverdachte 1] onder de vermelding van ' [accountnaam verdachte] '. Dit blijkt uit de
weergegeven WhatsApp profielfoto en de gesprekken die [verdachte] en [medeverdachte 1] voeren. In de gesprekken hebben ze met regelmaat contact over hun zoon [A] en de woning
aan de [adres] te [plaats] . Uit de WhatsAppgesprekken blijkt dat verdachte [medeverdachte 1] en [verdachte] in de periode van mei 2017 tot en met maart 2019 spreken
over betalingen over en weer. Deze betalingen bevatten bedragen van enkele honderdenen soms ook duizenden euro's. [6]
Op 20 oktober 2018 verwijt [verdachte] [medeverdachte 1] dat hij zielig doet. Ze zegt dat ze weer in haar eigen huis wil gaan wonen en herinnert [medeverdachte 1] eraan dat hij haar nog geld schuldig is. Vervolgens reageert [medeverdachte 1] hierop. [medeverdachte 1] stelt dat [verdachte] niets te besteden zou hebben zonder hem. Hierop reageert [verdachte] op met
'en jij ook niet'.
Op 24 april 2018 vraagt [verdachte] aan [medeverdachte 1] om geld. Hierop laat [medeverdachte 1] weten:
'de opbrengst van deze week is totaal weggefikt door stroomstoring'. In de hennepkwekerij werden sporen aangetroffen, onder andere brand en schroeiplekken bij de lampen, waaruit blijkt dat er mogelijk storing kan zijn ontstaan bij de elektra.
Op 6 mei 2018 is [verdachte] kennelijk boos op [medeverdachte 1] , omdat zij nog geld van hem krijgt en verwijt [medeverdachte 1] dat hij wel twee keer met aanhang op vakantie is geweest. [verdachte] benoemd dat [medeverdachte 1]
'een zeer goeie product had met genoeg werklui'.
Op 24 november 2018 zegt [verdachte] dat zij bang is dat [medeverdachte 1] ineens de woning verlaat. [medeverdachte 1] zegt niet 'met de noorderzon' te vertrekken. [medeverdachte 1] benoemd hierbij dat het in
'ons beider belang'is dat [medeverdachte 1] in de woning blijft wonen. Vervolgens benoemd [medeverdachte 1] dat hij een goed plan heeft uitgewerkt, waarbij [verdachte] geheel ingedekt is tegen de belastingdienst en een wit legaal inkomen krijgt.
Op 12 december 2018 vraagt [verdachte] aan [medeverdachte 1] om de belasting en verzekering van de Porsche te willen stop zetten. Vervolgens appt [verdachte] :
'Even voor de record we zijn klaar voor dit jaar maar daar volgend jaar om de hoek is zou ik graag per 1 januari 2019 de 5500 cash willen om naar Curacao te gaan'. [7]
Dinsdag 30 juli 2019 om 15:18 uur stuurt [accountnaam verdachte] een spraakbericht via Whatsapp naar [medeverdachte 1] . In dit spraakbericht zegt [verdachte] :
'Ik denk niet dat je het echt volledig hebt over nagedacht. Je begrijpt natuurlijk... Je laat niet anders dan dat ik het nu door de telefoon moet gaan zeggen. Dus je begrijpt natuurlijk dat als je je uitschrijft niemand meer ingeschreven staat in dat huis. [A] niet, ik niet, jij niet en dat gaat niet bij de bank. Op het moment dat het gemeentehuis weet dat jij bent uitgeschreven en er woont niemand daar in dat huis. Gaan ze aan de bel trekken en alle rode vlaggen gaan omhoog.'
[accountnaam medeverdachte 2]
Op 8 maart 2017 volgt het bericht van [medeverdachte 1] aan medeverdachte [medeverdachte 2] :
'Hoe gaat hie daaro met alles [medeverdachte 2] ? [8] Pak jij maar een extra 1000 voor je goede werk alone! My friendWil je [bijnaam verdachte] ook besides hetgene wat je haar geeft, 2 zakjes geven! Tell her only dat ik dat apart vooraf voor haar geregeld had ! Thanks'. [9]
Bijgevoegde Whatsappberichten van [medeverdachte 1] met [accountnaam verdachte]
8 april 2018
Ontvangen:
‘papieren tekenen is geen probleem als hemaar rekening houdt dat ik wel 19.500 moet krijgen morgen dan kan je zeker jou papieren halen (…)’
(…)
Verstuurd:
‘Nee 10500’
Ontvangen:
‘Sorry je zult begrijpen dat ik een auto te betalen heb en ik wil niet meer risico’s nemen’
Verstuurd:
‘Houd toch op; ik neem de risicos! Gewoon meewerken; ik trek de kar weet je nog’ [10]
24 april 2018
Verstuurd:
‘Kan ik niet, voor je info, de opbrengst van deze week is totaal weggefikt door stroomstoring! Ik baal en zit dus ook in de problemen nu! Half juni is de eerst volgende pas’(…)
Ontvangen:
‘Dan blijft mij niks anders sorry eind april moest je ook aan de slag’ ‘Anticiperen in het leven met risico's doe jr niet als een kip zonder kop’ [11]
28 juni 2018
Ontvangen:
‘Goodmorning weet je al wat?’
Verstuurd:
‘Ik weet alleen dat ze maandag zeiden dat t min 1 week zou duren voor de poen er is! Kan ik helaas ook niets aan veranderen; weet uit ervaring als ik ze onder druk ga zetten t a verechts werkt, en vaak dan kut prijs krijg ! Dus nog even geduld zit zelf ook op hete kolen... pff’ [12]
8 december 2018
Verstuurd:
‘ [bijnaam verdachte] ik ga vandaag als t goed is een klein plukje wat gereed is inleveren,, verwacht dan deze komende week , papieren te krijgen! Ik forceer dit bewust niet omdat ik de beste prijs wil bedingen tussen twee partijen. (…) Echt ik verzeker je dat je jou geld in
december krijgt! Dont. Worry’
ontvangen:
‘Begrijp ik’ [13]
20 maart 2019
Verstuurd:
‘Hoi; [bijnaam verdachte] , hier hard werken, maar redelijk onder control, handel gaat stroef maar lukt uiteindelijk wel, ik moet ook geduld hebben na iedere keer, pff (…)’ [14]
Bewijsoverweging
Het staat niet ter discussie dat zich in de woning aan de [adres] , welke eigendom was van verdachte, een hennepkwekerij bevond waar medeverdachte [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hennep teelden. De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde, omdat niet kan worden bewezen dat verdachte wist dat er een hennepkwekerij was en daarom niet opzettelijk gelegenheid heeft verschaft tot hennepteelt en hierdoor geen sprake is van medeplichtigheid.
De rechtbank overweegt hierover als volgt. Voor een bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een misdrijf is vereist dat niet alleen wordt vastgesteld dat het opzet van verdachte was gericht op – in dit geval – het ter beschikking stellen van de woning, maar ook dat het opzet van de medeplichtige, al dan niet in voorwaardelijke vorm, was gericht op het telen van hennep door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] (het gronddelict).
De rechtbank neemt van verdachte aan dat zij haar woning al aan medeverdachte [medeverdachte 1] verhuurde voordat de hennepkwekerij werd opgebouwd. De rechtbank leidt echter uit de in de telefoon van [medeverdachte 1] aangetroffen WhatsAppgesprekken af, dat verdachte van de hennepkwekerij in haar woning op de hoogte is geraakt en toch de verhuur van de woning aan [medeverdachte 1] voortzette. In berichten tussen verdachte en [medeverdachte 1] wordt gesproken over een
‘plukje’. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat dergelijke versluierende termen worden gebruikt wanneer wordt gesproken over hennep. Op 17 maart 2017 wordt [medeverdachte 2] gevraagd om
‘2 zakjes’naar
‘ [bijnaam verdachte] ’te brengen. [medeverdachte 1] spreekt verdachte in WhatsAppberichten ook meermaals aan met de bijnaam ‘
[bijnaam verdachte] ’. Op 24 april 2018 wordt verdachte geappt door [medeverdachte 1] dat de opbrengst totaal is weggefikt. In de hennepkwekerij wordt door de politie brandschade aangetroffen. De ‘
eerst volgende’ is volgens [medeverdachte 1] pas half juni. Dit is acht weken later, wat overeenkomt met de gemiddelde kweekcyclus van hennep. De rechtbank concludeert hieruit dat het bericht van [medeverdachte 1] gaat over het wegfikken van de oogst van de hennepkwekerij. Verdachte reageert hierop door te zeggen dat [medeverdachte 1] moet anticiperen op de risico’s. Uit deze reactie (in samenhang bezien met de overige correspondentie met [medeverdachte 1] ) leidt de rechtbank af dat verdachte wist dat [medeverdachte 1] hier over een oogst van de hennepkwekerij schrijft. Daarnaast schrijven verdachte en [medeverdachte 1] over het nemen van risico’s, het feit dat er geen rode vlaggen omhoog mogen gaan bij de gemeente, dat [medeverdachte 1] een plan heeft waarmee verdachte een wit legaal inkomen zou krijgen, dat [medeverdachte 1] een ‘
goed product’ heeft en dat hij geduld moet hebben om de beste prijs te krijgen.
Al deze berichten, in onderlinge samenhang bezien, maken dat de rechtbank van oordeel is dat het niet anders kan dan dat verdachte – gelet op de datum van de berichten - in de ten laste gelegde periode wist dat in haar woning aan de [adres] een hennepkwekerij zat die gerund werd door medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Terwijl verdachte dit wist, is ze haar woning tegen een contant te ontvangen vergoeding blijven verhuren aan medeverdachte [medeverdachte 1] . Door het ter beschikking stellen van haar woning voor de hennepkwekerij ruim 2 jaar in stand te laten is verdachte willens en wetens behulpzaam geweest bij het plegen van dit misdrijf. Op grond hiervan is de rechtbank ook van oordeel dat verdachte opzet heeft gehad op het grondfeit, te weten het kweken van hennep. Het feit is daarmee wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de periode van 31 mei 2017 tot en met 13 november 2019 te [plaats] , gemeente Gooise Meren, met elkaar, althans één van hen, (telkens) in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk heeft geteeld en bewerkt en verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres] ) een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten een groot aantal hennepplanten van in totaal 753 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, bij het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 31 mei 2017 tot en met 13 november 2019 te Bussum, gemeente Gooise Meren opzettelijk gelegenheid heeft verschaft en opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] het pand gelegen aan de [adres] voor de teelt en het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Medeplichtigheid aan het in uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 2 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging voert primair aan dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, zodat de rechtbank niet toekomt aan strafoplegging. Subsidiair voert de verdediging aan dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is overschreden. Verdachte is niet eerder in aanraking gekomen met justitie. Rekening houdend met deze omstandigheden is een geheel voorwaardelijke geldboete of taakstraf volgens de verdediging passend.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst en omstandigheden van het feit
Verdachte is medeplichtig geweest aan beroeps-/bedrijfsmatige hennepteelt van een groot aantal hennepplanten, doordat zij haar woning hiervoor beschikbaar heeft gesteld. Het telen van hennep is een misdrijf dat veiligheidsrisico’s met zich brengt en dat vaak gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit. Daar komt bij dat het gebruik van hennep schadelijk is voor de volksgezondheid, in vergaande mate sociaal ontwrichtend kan werken en voor overlast kan zorgen. Door haar handelen heeft verdachte een bijdrage geleverd aan de illegale handel in softdrugs en de negatieve gevolgen die dergelijke handel voor de maatschappij kan hebben. Verder levert een hennepkwekerij, waarbij grote hoeveelheden stroom worden afgenomen via een niet professioneel aangelegde aansluiting, (brand)gevaar op voor de omgeving. Niet gebleken is dat verdachte zich over deze negatieve effecten heeft bekommerd en zich uitsluitend gericht heeft op het financiële voordeel dat zij door haar woning ter beschikking te stellen kon realiseren.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van verdachte van 16 mei 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Dit weegt de rechtbank niet in strafverzwarende of strafverminderende zin mee.
De straf
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor een hennepkwekerij met 500-1000 hennepplanten uit van een taakstraf van 180 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden. Bij medeplichtigheid gaat daar in beginsel één derde vanaf.
De verdediging stelt dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn, nu verdachte in een brief van begin december 2019 is uitgenodigd voor een verhoor. De rechtbank is van oordeel dat de redelijke termijn in deze zaak niet is overschreden en overweegt daartoe het volgende. De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6, eerste lid, EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse staat tegenover de betrokkene een handeling is verricht waaraan de verdachte in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen haar voor een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Het eerste verhoor van verdachte door de politie heeft niet steeds als een zodanige handeling te gelden. Anders dan de raadsman heeft aangevoerd, geldt het ontbieden van verdachte voor verhoor in dit geval niet als een handeling waaraan verdachte een dergelijke verwachting kon ontlenen. Uit de uitnodiging voor een verhoor kan op zichzelf namelijk nog niet in redelijkheid de verwachting worden ontleend dat het openbaar ministerie tegen de verdachte in kwestie strafvervolging zal instellen. De rechtbank is verder van oordeel dat de termijn ook niet is aangevangen met het verhoor van verdachte bij de politie op 22 augustus 2020. Tijdens dit verhoor is aan verdachte namelijk door verbalisanten geen mededeling gedaan of handeling verricht waaraan verdachte in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat tegen haar een strafvervolging zou worden ingesteld. De redelijke termijn is aangevangen op het moment dat verdachte de dagvaarding heeft ontvangen, te weten op 13 juni 2024. Er is geen sprake van een schending van de redelijke termijn.
Ondanks dat de redelijke termijn formeel niet is geschonden, zal de rechtbank er wel rekening mee houden dat het feit inmiddels meer dan 3 jaar geleden is gepleegd. De rechtbank houdt er ook rekening mee dat de rol van verdachte bij het feit relatief gering was ten opzichte de rol van de medeverdachten. Gelet op de ernst van het feit is de rechtbank echter van oordeel dat niet kan worden volstaan met een geheel voorwaardelijke straf, zoals bepleit door de verdediging. De rechtbank acht in beginsel een onvoorwaardelijke taakstraf passend. Verdachte is echter woonachtig in […] , wat er toe leidt dat een taakstraf niet (dan wel met grote moeite) ten uitvoer kan worden gelegd. De rechtbank zal daarom aan verdachte een geldboete opleggen.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een geldboete van € 3.000,- opleggen, welke boete bij gebreke van betaling en verhaal wordt vervangen door 40 dagen hechtenis.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 23, 24c en 48 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 3 en 11 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een geldboete van € 3.000,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 40 dagen;
Dit vonnis is gewezen door mr. N.P.J. Janssens, voorzitter, mrs. J.P. Killian en J.B. Duinkerken, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.I. van Balkom, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 januari 2025.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 31 mei 2017 tot en met 13 november 2019 te [plaats] , gemeente Gooise Meren, althans in Nederland,
met elkaar, althans één van hen, (telkens) in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres] ) een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 753 hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 31 mei 2017 tot en met 13 november 2019 te [plaats] , gemeente Gooise Meren, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] onbekend gebleven persoon/personen het pand gelegen aan de [adres] voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 12 september 2020, genummerd 2019279392, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 604. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 29.
3.Pagina 31.
4.Pagina 32.
5.Pagina 138.
6.Pagina 141.
7.Pagina 142.
8.Pagina 143.
9.Pagina 144.
10.Pagina 179.
11.Pagina 180.
12.Pagina 183.
13.Pagina 186.
14.Pagina 191.