ECLI:NL:RBMNE:2025:2996

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 juni 2025
Publicatiedatum
24 juni 2025
Zaaknummer
16/062614-25 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht. Veroordeling voor een overval op een optiekwinkel en het voorhanden hebben van een nepvuurwapen.

Op 24 juni 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2009, die beschuldigd werd van een gewapende overval op een optiekwinkel en het voorhanden hebben van een nepvuurwapen. De overval vond plaats op 27 februari 2025, waarbij de verdachte samen met anderen brillen heeft weggenomen en daarbij het personeel en klanten bedreigde met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een zitting van 10 juni 2025, waar de verdachte, zijn ouders, zijn advocaat, de officier van justitie en een jeugdreclasseringswerker aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van het medeplegen van de overval, waar hij van werd vrijgesproken. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 90 dagen, waarvan 74 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en een werkstraf van 80 uren. Daarnaast werd een gedeeltelijke schadevergoeding aan de benadeelde partij toegewezen, terwijl andere vorderingen werden afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/062614-25 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 24 juni 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna: [verdachte (voornaam)] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De rechtszaak tegen [verdachte (voornaam)] heeft achter gesloten deuren plaatsgevonden op de zitting van 10 juni 2025. [verdachte (voornaam)] was bij deze zitting aanwezig, waardoor er juridisch gezien sprake is van een vonnis op tegenspraak.
De rechtbank heeft tijdens de zitting gesproken met en geluisterd naar de standpunten van [verdachte (voornaam)] en zijn ouders, de advocaat van [verdachte (voornaam)] , mr. J.A.C. van den Brink, advocaat te Almere, de officier van justitie mr. M. de Nooij, en de jeugdreclasseringswerker van Samen Veilig Midden-Nederland [A] .

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt [verdachte (voornaam)] ervan dat hij betrokken is geweest bij strafbare feiten. De verdenking staat beschreven in de tenlastelegging. Deze is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er in het kort op neer dat [verdachte (voornaam)] :
feit 1
op 27 februari 2025 in [plaats] , samen met anderen, met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp [onderneming] heeft overvallen en daarbij meerdere brillen heeft weggenomen;
feit 2
op 27 februari 2025 in [plaats] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp voorhanden heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een oordeel kan geven over de vraag of [verdachte (voornaam)] de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd, moet worden beoordeeld of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. De rechtbank is van oordeel dat de dagvaarding geldig is, de rechtbank bevoegd is tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging van [verdachte (voornaam)] en er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Wat vindt de officier van justitie?
De officier van justitie vindt dat feit 1 en feit 2 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden, met uitzondering van het medeplegen van feit 1.
4.2
Wat vindt de advocaat van [verdachte (voornaam)] ?
De advocaat van [verdachte (voornaam)] heeft de rechtbank gevraagd [verdachte (voornaam)] gedeeltelijk vrij te spreken van het medeplegen van feit 1. Er kan namelijk niet worden vastgesteld dat er sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking, oftewel dat [verdachte (voornaam)] de overval samen met anderen heeft gepleegd
4.3
Wat vindt de rechtbank?
Bewijsmiddelen feit 1
Het feit is door [verdachte (voornaam)] begaan. [verdachte (voornaam)] heeft het onder 1 ten laste gelegde feit bekend. De advocaat van [verdachte (voornaam)] heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank geeft daarom alleen een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van [verdachte (voornaam)] ter terechtzitting van 10 juni 2025;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 27 februari 2025, genummerd PL0900-2025063440-9, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, inhoudende de aangifte van [slachtoffer] , opgenomen op pagina 40 e.v. van het dossier met onderzoeksnummer [.] .
Partiële vrijspraak medeplegen
Net als de officier van justitie en de advocaat van [verdachte (voornaam)] is de rechtbank van oordeel dat op basis van de stukken in het dossier niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat [verdachte (voornaam)] de overval samen met anderen heeft gepleegd. De rechtbank zal [verdachte (voornaam)] daarom vrijspreken van het medeplegen van feit 1.
Bewijsmiddelen feit 2
Het feit is door [verdachte (voornaam)] begaan. [verdachte (voornaam)] heeft het onder 2 ten laste gelegde feit bekend. De advocaat van [verdachte (voornaam)] heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank geeft daarom alleen een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van [verdachte (voornaam)] ter terechtzitting van 10 juni 2025;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 7 maart 2025, genummerd PL0900-2025063440-45, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, opgenomen op pagina 116 e.v. van het dossier met onderzoeksnummer [.] .

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte (voornaam)] :
feit 1op 27 februari 2025 te [plaats] brillen, die aan [onderneming] en/of [slachtoffer] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer] te richten, en
- daarbij meermalen te roepen: “ik schiet jullie allemaal”;
feit 2
op 27 februari 2025 te [plaats] een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een op een vuurwapen gelijkend voorwerp dat als volgt kan worden omschreven:
- op de kast staat beschreven: [.]
- de kast is grijskleuring met een zwart handvat;
- het wapen is voorzien van een balletjes magazijn;
- het magazijn is los te maken middels een pal die je moet indrukken;
- de slede is voorzien van ribbels;
- de slede is voorzien van een hulsuitwerpgat;
- de slede is voorzien van een loop en een veermechanisme;
- de slede is voorzien van een keep en korrel;
- in de slede bevinden zich plastic componenten voor de aanvoer van balletjes;
- de kast is gemaakt van plastic;
- de kast is voorzien van een trekker;
- kast voorzien van een sledevang pal;
- het handvat is voorzien van reliëf voor grip;
- de slede en de kast kunnen los van elkaar bewegen om balletjes aan te voeren in de kamer/loop;
- de trekker is grijs/zilver kleurig;
- om de trekker zit een trekker beugel;
- de hamer aan de achterzijde van het wapen is beweegbaar;
- onder op het magazijn staat beschreven: Made in Taiwan;
- het vuurwapengelijkend voorwerp heeft uiterlijke kenmerken van een vuurwapen, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. [verdachte (voornaam)] is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. [verdachte (voornaam)] wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
feit 2
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

7.STRAFBAARHEID VAN [verdachte (voornaam)]

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte (voornaam)] uitsluit. [verdachte (voornaam)] is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
Wat vindt de officier van justitie?
De officier van justitie heeft de rechtbank gevraagd [verdachte (voornaam)] te veroordelen tot:
- een jeugddetentie van 90 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 74 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met de bijzondere voorwaarden die zijn opgelegd bij de schorsing van de voorlopige hechtenis;
- een taakstraf bestaande uit een werkstraf van 80 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 40 dagen jeugddetentie.
8.2
Wat vindt de advocaat van [verdachte (voornaam)] ?
De advocaat van [verdachte (voornaam)] heeft de rechtbank gevraagd om bij het bepalen van de op te leggen straf de adviezen van de Raad voor de Kinderbescherming en de jeugdreclassering te volgen.
8.3
Wat vindt de rechtbank?
De rechtbank heeft goed nagedacht over de vraag welke straf en/of maatregel in de zaak van [verdachte (voornaam)] passend zou zijn. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de strafbare feiten, de omstandigheden waaronder [verdachte (voornaam)] die feiten heeft gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van [verdachte (voornaam)] . De rechtbank heeft ook gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. De rechtbank zal dit hieronder uitleggen.
8.3.1
Ernst van de feiten
[verdachte (voornaam)] heeft op klaarlichte dag een [.] overvallen. Hierbij heeft hij winkelpersoneel en bezoekers met een nepvuurwapen bedreigd, meerdere vitrines kapot geslagen en vervolgens dure brillen weggenomen. Dit is heel ernstig. Het is algemeen bekend dat gewapende overvallen zeer ingrijpend zijn en een grote impact hebben op de slachtoffers. Bovendien leiden zulke overvallen tot gevoelens van onveiligheid, zowel in de directe omgeving als in de samenleving als geheel. [verdachte (voornaam)] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij veel geld hoopte te verdienen met de overval en dat hij door anderen onder druk is gezet om de overval te plegen. De rechtbank neemt het [verdachte (voornaam)] kwalijk dat hij alleen heeft gedacht aan zijn eigen belang en niet heeft nagedacht over de gevolgen van zijn handelen voor anderen. [verdachte (voornaam)] ziet inmiddels in wat hij heeft aangericht met de winkeloverval en had tijdens de zitting graag zijn excuses willen aanbieden aan de slachtoffers. De rechtbank vindt het een goed idee dat [verdachte (voornaam)] met hulp van SAVE wil werken aan herstelbemiddeling.
8.3.2
Persoonlijke omstandigheden van [verdachte (voornaam)]
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van [verdachte (voornaam)] . Daaruit blijkt dat [verdachte (voornaam)] niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank heeft ook gekeken naar:
  • een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 6 juni 2025;
  • een rapport van Samen Veilig Midden-Nederland (hierna: SAVE) van 6 juni 2025.
De Raad heeft opgeschreven dat [verdachte (voornaam)] erg gefixeerd lijkt op geld en dat dit de achterliggende gedachte lijkt te zijn voor het plegen van de overval. De schorsing van de voorlopige hechtenis en de begeleiding die [verdachte (voornaam)] in dat kader heeft gekregen, heeft hij goed doorlopen. Hij houdt zich aan de regels, heeft zijn gemiste toetsen gehaald, staat er qua schoolcijfers goed voor en heeft een bijbaan gevonden waardoor hij geld kan verdienen. Om de positieve ontwikkelingen vast te houden is het nodig om het toezicht en de begeleiding voort te zetten. De Raad adviseert de rechtbank daarom om [verdachte (voornaam)] een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met als bijzondere voorwaarden:
  • avondklok;
  • het bezoeken van school volgens het lesrooster;
  • een positieve vrijetijdsinvulling in de vorm van werk en/of sport;
  • als dat op termijn nodig wordt gevondent, meewerken aan begeleiding of interventies die de jeugdreclasseerder noodzakelijk vindt.
De jeugdreclassering SAVE is het eens met de Raad en heeft toegelicht dat [verdachte (voornaam)] na zijn detentie zijn schoolgang goed heeft opgepakt, als hij zo doorgaat gaat hij over naar Havo 4. Hij houdt zich aan de avondklok, die als beloning voor zijn positieve schoolresultaten wordt afgebouwd. Hoewel minder dan eerder, is er nog wel sprake van ongeoorloofde absentie (spijbelen). De jeugdreclassering vindt het belangrijk dat [verdachte (voornaam)] op school ook het laatste blok goede cijfers haalt en aanwezig is volgens het rooster. De jeugdreclassering adviseert de rechtbank daarom om [verdachte (voornaam)] een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, een onvoorwaardelijke werkstraf en de voorwaarden die zijn opgelegd in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis voort te zetten.
8.3.3
Strafoplegging
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) gaan voor een overval op een winkel door een jeugdige uit van een jeugddetentie vanaf 4 maanden en voor het voorhanden hebben van een nepvuurwapen van een taakstraf van 30 uren dan wel dienovereenkomstige jeugddetentie. De rechtbank zal deze oriëntatiepunten als uitgangspunt nemen en als strafverzwarende omstandigheid meewegen dat [verdachte (voornaam)] tijdens de overval slachtoffers heeft bedreigd met een wapen.
Vanwege de ernst van het bewezenverklaarde kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. Omdat [verdachte (voornaam)] nog jong is en inmiddels positieve ontwikkelingen heeft doorgemaakt vindt de rechtbank niet dat hij terug moet naar de jeugdgevangenis. De rechtbank zal de vrijheidsbenemende sanctie daarom grotendeels voorwaardelijk opleggen.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie van 90 dagen, waarvan 74 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en een werkstraf van 80 uren passend en geboden is. De rechtbank zal aan het voorwaardelijke gedeelte van de jeugddetentie als bijzondere voorwaarden verbinden de voorwaarden die zijn opgelegd bij de schorsing van de voorlopige hechtenis.

9.BESLAG

9.1
Wat vindt de officier van justitie?
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht de in beslaggenomen muts, hamer, handschoen en sjaal verbeurd te verklaren en het in beslag genomen nepvuurwapen te onttrekken aan het verkeer. De in beslag genomen jas, schoenen en broek mogen terug naar [verdachte (voornaam)] .
9.2
Wat vindt de advocaat van [verdachte (voornaam)] ?
De advocaat van [verdachte (voornaam)] heeft de rechtbank gevraagd de teruggave te gelasten van de in beslag genomen broek, schoenen en jas.
9.3
Wat vindt de rechtbank?
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de volgende in beslag genomen voorwerpen:
- 1 STK Muts (goednummer PL0900-2025063440-G3489604);
- 1 STK Hamer (goednummer PL0900-2025063440-G3489687);
- 1 STK Handschoen (goednummer PL0900-2025063440-G3489688);
- 1 STK Sjaal (goednummer PL0900-2025063440-G3489650),
verbeurd verklaren.
Met behulp van deze voorwerpen is het onder 1 bewezen verklaarde feit begaan.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal het in beslag genomen voorwerp, te weten 1 STK Wapen (goednummer PL0900-2025063440-G3489692), onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Met betrekking tot dit voorwerp is bovendien het onder 2 bewezen verklaarde feit begaan en met behulp van dit voorwerp is het onder 1 bewezen verklaarde feit begaan.
Teruggave aan [verdachte (voornaam)]
De rechtbank zal teruggave gelasten aan [verdachte (voornaam)] van de volgende in beslag genomen voorwerpen:
- 1 STK Jas (goednummer PL0900-2025063440-G3489606);
- 1 STK Broek (goednummer PL0900-2025063440-G3489613);
- 2 STK Schoenen (goednummer PL0900-2025063440-G3489617.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer]heeft twee vorderingen tot schadevergoeding ingediend voor de gevolgen van feit 1. Zij vordert een bedrag van € 42.961,00 (vordering van 16 april 2025), welk bedrag bestaat uit € 40.961,00 aan materiële schade en € 2.000,00 aan immateriële schade, en een bedrag van € 94.920,71 (vordering van 10 maart 2025), welk bedrag geheel bestaat uit materiële schade.
10.1
Wat vindt de officier van justitie?
De officier van justitie heeft de rechtbank gevraagd de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering van 16 april 2025 ten aanzien van de materiële schade omdat deze schade ook is gevorderd in de vordering tot schadevergoeding van 10 maart 2025 en deze schade daarnaast niet is onderbouwd. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de officier van justitie de rechtbank gevraagd een bedrag van € 1.000,00 toe te wijzen.
De officier van justitie heeft de rechtbank gevraagd om de vordering van 10 maart 2025 gedeeltelijk toe te wijzen tot een bedrag van € 49.200,71 (de schade aan de meubels en vitrines) en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
10.2
Wat vindt de advocaat van [verdachte (voornaam)] ?
De advocaat van [verdachte (voornaam)] heeft de rechtbank gevraagd de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in beide vorderingen omdat uit de vorderingen volgt dat de vorderingen zijn ingediend namens een rechtspersoon maar dat onvoldoende duidelijk is welke rechtspersoon het betreft en daarnaast uit de onderbouwing niet blijkt dat [slachtoffer] bevoegd is namens de rechtspersoon een verzoek tot schadevergoeding in te dienen. Als de rechtbank hieraan voorbij gaat, dan heeft de advocaat de rechtbank gevraagd de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Ten aanzien van de immateriële schade had de benadeelde partij de schade als natuurlijk persoon moeten vorderen. Omdat de vordering namens een rechtspersoon is ingediend moet de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard. Als de rechtbank hieraan voorbij gaat, dan is een bedrag van € 1.000,00 volgens de advocaat passender dan het gevorderde bedrag.
10.3
Wat vindt de rechtbank?
De rechtbank stelt vast dat er twee vorderingen tot schadevergoeding zijn ingediend waar als slachtoffer zowel een natuurlijk persoon ( [slachtoffer] ) als een niet-natuurlijk persoon ( [onderneming] dan wel [onderneming] ) is ingevuld. Uit de vorderingen en de onderbouwing volgt niet met voldoende duidelijkheid welke materiële schadeposten betrekking hebben op welk slachtoffer. Ook is het niet duidelijk om welke rechtspersoon het gaat, aangezien de namen op de verschillende vorderingen niet overeenkomen en de rechtsvorm niet is benoemd. Daarnaast is het onduidelijk of [slachtoffer] bevoegd is om namens de rechtspersoon een vordering tot schadevergoeding in te dienen. Nader debat en bewijsvoering op dit punt zouden een onevenredige belasting van het strafgeding betekenen. Dit alles maakt dat de rechtbank de benadeelde partij ten aanzien van de materiële schade niet-ontvankelijk zal verklaren in beide vorderingen.
Ten aanzien van de immateriële schade overweegt de rechtbank dat, wat er ook zij van het voorgaande, [slachtoffer] slachtoffer is geweest van de door [verdachte (voornaam)] gepleegde gewapende winkeloverval. Op grond van artikel 6:106 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek hebben benadeelde partijen recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade als zij door de strafbare feiten in hun persoon zijn aangetast. De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het handelen van [verdachte (voornaam)] schade heeft geleden en nadeel heeft ondervonden. De aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan, brengen mee dat er sprake is van ‘aantasting in de persoon op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek. Gelet op vergelijkbare zaken en op de omstandigheden waaronder het onderhavige feit is gepleegd, vindt de rechtbank een vergoeding van € 1.000,00 billijk. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij daarom gedeeltelijk toewijzen tot een bedrag van
€ 1.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Vanwege de jeugdige leeftijd van [verdachte (voornaam)] zal gijzeling hierbij achterwege blijven.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij wat betreft de meer gevorderde immateriële schade afwijzen.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 312 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 13 en 55 van de Wet wapens en munitie;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 en 2 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt [verdachte (voornaam)] daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart [verdachte (voornaam)] strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt [verdachte (voornaam)] tot een
jeugddetentievan
90 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door [verdachte (voornaam)] vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de jeugddetentie een gedeelte van
74 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzijde rechter later anders gelast op grond van het feit dat [verdachte (voornaam)] de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat [verdachte (voornaam)] :
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat [verdachte (voornaam)] gedurende de proeftijd:
* zal meewerken aan begeleiding/hulpverlening vanuit [instelling] en/of een (soortgelijke) interventie gericht op het aanleren van sociale vaardigheden, als dit door de jeugdreclassering wordt geïndiceerd;
* zijn medewerking zal verlenen aan een positieve dagbesteding in de vorm onderwijs en zijn school zal bezoeken volgens het lesrooster;
* zijn medewerking zal verlenen aan een zinvolle dagbesteding in de vorm van sport en/of werk;
* openheid zal geven over zijn netwerk door middel van het maken van een netwerkanalyse;
* zich zal houden aan een avondklok, waarbij hij van 19.00 uur tot 7.00 uur thuis zal verblijven (met uitzondering van school, werk en/of sport), zolang de jeugdreclasseerder dit noodzakelijk acht;
- waarbij de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 77aa, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en [verdachte (voornaam)] ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt [verdachte (voornaam)] tot een taakstraf bestaande uit een
werkstrafvan
80 uren;
- beveelt dat voor het geval [verdachte (voornaam)] de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 40 dagen jeugddetentie;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
  • 1 STK Muts (goednummer PL0900-2025063440-G3489604);
  • 1 STK Hamer (goednummer PL0900-2025063440-G3489687);
  • 1 STK Handschoen (goednummer PL0900-2025063440-G3489688);
  • 1 STK Sjaal (goednummer PL0900-2025063440-G3489650);
- verklaart het volgende voorwerp onttrokken aan het verkeer:
1 STK Wapen (goednummer PL0900-2025063440-G3489692);
- gelast de teruggave aan [verdachte (voornaam)] van de volgende voorwerpen:
  • 1 STK Jas (goednummer PL0900-2025063440-G3489606);
  • 1 STK Broek (goednummer PL0900-2025063440-G3489613);
  • 2 STK Schoenen (goednummer PL0900-2025063440-G3489617;
Benadeelde partij [slachtoffer] (vordering van 10 maart 2025)
- verklaart [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering van 10 maart 2025 en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door [verdachte (voornaam)] gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer] (vordering van 16 april 2025, ten aanzien van feit 1)
- wijst de vordering van [slachtoffer] van 16 april 2025 toe tot een bedrag van € 1.000,00, bestaande uit immateriële schade;
- veroordeelt [verdachte (voornaam)] tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 februari 2025 tot de dag van volledige betaling;
- wijst de vordering van [slachtoffer] wat betreft de meer gevorderde immateriële schade af;
- verklaart [slachtoffer] wat betreft het meer gevorderde aan materiële schade niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door [verdachte (voornaam)] gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
- legt [verdachte (voornaam)] de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 1.000,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 februari 2025 tot de dag van volledige betaling, waarbij gijzeling in verband met de jeugdige leeftijd van [verdachte (voornaam)] achterwege zal blijven;
- bepaalt dat [verdachte (voornaam)] van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C. Piet, voorzitter, mrs. R.B. Eigeman, kinderrechter en I.L. Gerrits, rechter, in tegenwoordigheid van mr. I.S.A. Nahumury, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 juni 2025.
Mrs. Gerrits en Nahumury zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan [verdachte (voornaam)] wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 27 februari 2025 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere brillen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [onderneming] en/of [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen; en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer] heeft gericht, en/of
- (daarbij) meermalen heeft geroepen: "ik schiet jullie allemaal";
2
hij, op of omstreeks 27 februari 2025 te [plaats] een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een op een vuurwapen gelijkend voorwerp dat als volgt kan worden omschreven:
- op de kaststaat beschreven: [.]
- de kast is grijskleuring met een zwart handvat;
- het wapen is voorzien van een balletjes magazijn;
het magazijn is los te maken middels een pal die je moet indrukken;
- de slede is voorzien van ribbels;
- de slede is voorzien van een huls uitwerp gat;
- de slede is voorzien van een loop en en veermechanisme;
de slede is voorzien van een keep en korrel;
- in de slede bevinden zich plastic componenten voor de aanvoer van balletjes;
- de kast is gemaakt van plastic;
- de kast is voorzien van een trekker;
- kast voorzien van een sledevang pal;
-het handvat is voorzien van reliëf voor grip;
- de slede en de kast kunnen los van elkaar bewegen om balletjes aan te voeren in de kamer/loop;
- de trekker is grijs/zilver kleurig;
- om de trekker zit een trekker beugel;
de hamer aan de achterzijde van het wapen is beweegbaar;
- onder op het magazijn staat beschreven: Made in Taiwan;
- het vuurwapengelijkend voorwerp heeft uiterlijke kenmerken van een vuurwapen, voorhanden heeft gehad.