4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen feit 1 subsidiair en feit 2
[verdachte] heeft ter
terechtzitting van 10 juni 2025onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 16 mei 2024 te Almere liep ik samen met de medeverdachte over straat met in mijn rugzak twee explosieven en een lifehammer. Ik droeg donkere kleding. Ik heb op mijn Apple IPhone X informatie gekregen van de opdrachtgever, omdat hij wilde dat de medeverdachte en ik de explosieven tot ontploffing zouden brengen. Die hadden wij eerder die dag opgehaald bij de Basic Fit. Daarna hadden we thuis gewacht, en vervolgens zijn we met de explosieven vertrokken naar [locatie] . Ik gebruikte de snapchat naam [snapchatnaam] .
Verbalisant [verbalisant] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenvan 16 mei 2024 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 16 mei 2024 omstreeks 01:12 uur zag ik ter hoogte van de [straat] te Almere twee personen lopen. Beiden droegen een zwarte trui en een zwarte capuchon over hun hoofd. Ik zag dat de negroïde jongen een zwarte rugzak droeg. Op enig moment zag ik dat beide jongens in mijn bijzijn huidkleurige latexhandschoenen uitdeden en deze naast zich in de berm op de grond gooide. De licht getinte jongen had een gasaansteker bij zich.
Verbalisant [verbalisant] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenvan 16 mei 2024 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 16 mei 2024 kwam ik ter plaatse aan de [straat] te Almere. De persoon die ik controleerde bleek later [medeverdachte] (de medeverdachte) te zijn. Opvallend was dat hij zijn capuchon op had, met daaronder een bivakmuts.
Verbalisant [verbalisant] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenvan 16 mei 2024 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 16 mei 2024 te Almere nam ik de persoon met de rugzak mee. Deze persoon bleek later
te zijn [verdachte] . Ik zag dat in de zwarte rugzak een aantal voorwerpen zaten:
- een oranje lifehammer;
- een vuurwerk brandstof combinatiebom, zijnde een COBRA met een lont met daaraan vastgeplakt een drinkfles gevuld met gelige vloeistof;
- een vuurwerk brandstof combinatiebom, zijnde een COBRA, vastgeplakt aan een drinkfles met dezelfde gelige vloeistof.
Verbalisant [verbalisant] heeft in een
proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delictvan 18 juli 2024 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 16 mei 2024 kwam ik voor forensisch onderzoek aan op de locatie [straat] , te Almere. De EOD had de tas reeds uitgepakt en de tas en inhoud op een steriel laken gelegd. Ik zag naast de rugtas de volgende goederen op het laken liggen:
- een plastic 0,5 liter flesje met een licht geel gekleurde vloeistof en een tuitdrinkopening. Aan de fles zat middels mat transparant plakband een Cobra 8 (categorie F4 vuurwerk) geplakt;
- een plastic 0,5 liter flesje met een licht geel gekleurde vloeistof. Aan de fles zat middels transparant plakband een Cobra 80 (categorie F4 vuurwerk) geplakt.
Ik rook bij het veiligstellen van de vloeistof uit de flesjes de geur van benzine. Door mij is een brandproef uitgevoerd op een monster (5ml) van de inhoud van de flesjes. Ik zag dat het monster ontbrandde, passend bij de wijze waarop benzine ontbrand.
De volgende sporen en sporendragers werden veiliggesteld: SIN: AAFI3556NL, zijnde: vuurwerk: cobra 8 en cobra 80.
Verbalisant [verbalisant] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenvan 9 september 2024 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Ik heb in het kader van de Wet wapens en munitie een onderzoek ingesteld. Twee voorwerpen, namelijk elk afzonderlijk een constructie bestaande uit een flesje met een ontvlambare vloeistof met daaromheen zwaar vuurwerk geplakt, wordt ook wel een
vuurwerk-brand combinatie (VBC) genoemd.
Een VBC is een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door middel
van vuur of ontploffing. Derhalve zijn deze voorwerpen elk afzonderlijk een wapen in de zin van artikel 2 lid 1 categorie II onder 7, gelet op artikel 3 lid 1 van de Wet wapens en munitie. Het is verboden een wapen van de categorie II te dragen.
Een
explosievenonderzoek van het Nederlands Forensisch Instituutvan rapporteur [B] van 3 december 2024, waarin – zakelijk weergegeven – het volgende is gerelateerd:
De twee vuurwerkartikelen [AAFI3556NL] betreffen een flashbanger van het type
‘COBRA 8’ en een shell van het type ‘COLPO VIPER 80 Titanium’. Er zijn bij het onderzoek aan de vuurwerkartikelen geen onvolkomenheden naar voren gekomen. Ik twijfel er dan ook niet aan dat de vuurwerkartikelen tot ontploffing hadden kunnen worden gebracht door het lont aan te steken. Bij een ontploffing van een VBC zoals van [AAFI3556NL], kan letsel bij personen of schade aan goederen ontstaan.
Verbalisant [verbalisant] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenvan 28 mei 2024 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
De gegevens uit de Apple iPhone X telefoon zijn onderzocht. Ik zag bij User accounts de volgende gegevens vermeld staan:
TikTok: [chatnaam] - user ID [verdachte] ;
Snapchat: [chatnaam] - [snapchatnaam] .
Ik zag dat op 15 mei 2024, om 21:22:37 uur, een notitie was aangemaakt met daarin:Cobra 8 zilver auto [adres 3] Snap [snapchatnaam] .Ik zag een Snapchat chatsessie tussen ‘ [snapchatnaam] ’ ( [verdachte] ) en gebruiker ‘ [snapchatnaam] ’. Deze chatsessie was in de periode 15 mei 2024 15:10:44 tot en met donderdag 16 mei 2024 00:22:19. In deze chat wordt het adres [adres 3] doorgestuurd, een foto van een personenauto, merk Volkswagen, voorzien van kenteken [kenteken] en diverse filmpjes met geluid van [adres 3] te [plaats] . De afstand van [straat] , plaats van aanhouding, naar [adres 3] te [plaats] is ongeveer 290 meter.
Ik bekeek doorgestuurde video’s afkomstig van ‘ [snapchatnaam] ’. Ik zag dat er een manspersoon
een mobiele telefoon vasthield met daarop Google Maps Streetview van de [adres 3] te [plaats] . Ik hoorde een stem zeggen:Kijk bro.. ..dit is nummer [nummer] . Maar het is niet deze. Het is dees.. ..deze osso. En die waggie staat hierzo naast die blauwe.
Verbalisant [verbalisant] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenvan 10 augustus 2024 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Ik deed nader onderzoek naar de veiliggestelde data van de Apple iPhone X. Ik zag een gesprek tussen [snapchatnaam] (hierna: [verdachte] ) en [chatnaam] . Ik zag dat [verdachte] op 15 mei 2024 had verzonden:heb geregeld, we gaan belly halen. Ben bezig met die job voorbereiden. Ik zeg haal handschoenen.Na onderzoek in de straattaal woordenboek bleek dat Belly straattaal is voor balaclava of bivakmuts.
[verdachte] stuurt op 15 mei 2024 een foto, waarover [verdachte] zegt:Google maps, ben aan het kijken hoe we gaan dampen(de rechtbank begrijpt uit openbare bronnen onderzoek: rennen)en waar die osso en die waggie staat.Ik herkende op deze afbeelding de applicatie Google Maps en herkende de [straat] . Dit is in de nabijheid van de locatie waar de twee verdachten werden aangehouden.
Ik zag meerdere device notifications van 15 mei 2024 met de naam [straat] die afkomstig zijn van navigatiebegeleiding van Google Maps. De begeleiding begon zeer vermoedelijk op 15 mei 2024 om 22:59:48 op de [straat] te Almere. Het lijkt erop dat op 15 mei 2024 om 23:39:13 al op de [straat] is gelopen.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen feit 1 subsidiair
Inleiding
[verdachte] heeft op zitting verteld over wat er is gebeurd op 15 en 16 mei 2024. Hij heeft enerzijds verteld over hoe hij en [medeverdachte] aan de explosieven zijn gekomen en wat zij daarmee hebben gedaan tot zij werden gepakt door de politie. Anderzijds was [verdachte] ’s eigen rol bij de voorbereiding van een ontploffing volgens hem beperkt: zo vertelde hij dat het contact met de opdrachtgever voornamelijk via de medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) verliep, dat [medeverdachte] hem om hulp vroeg, waarna [verdachte] tevergeefs heeft geprobeerd om betrokkenheid van hem en [medeverdachte] bij de explosieven te voorkomen..
De rechtbank is van oordeel dat [verdachte] ’s verklaring over zijn beperkte rol in de voorbereiding niet overeenkomt met de bewijsmiddelen. De rechtbank gaat verder voorbij aan de verweren van de raadsvrouw met betrekking tot het bestanddeel medeplegen. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van feit 1 subsidiair en feit 2. Dit wordt hierna toegelicht.
Vaststelling van de feiten
[verdachte] en [medeverdachte] zijn op 15 mei 2024 met de bus naar de Basic Fit in Almere - gegaan . Daar hebben zij rond 20:00 uur afgesproken met, in de woorden van [verdachte] , een kennis. Van deze kennis hebben [verdachte] en [medeverdachte] de twee explosieven en een lifehammer (die kan worden gebruikt om bijvoorbeeld een ruit in te tikken) in een plastic tas in ontvangst genomen. [verdachte] zag de explosieven en was zich ervan bewust dat hij hier voorzichtig mee moest zijn. Vervolgens hadden [verdachte] en [medeverdachte] de explosieven ongeveer vijf à zes uur lang in hun bezit. In die tijd zijn ze naar huis gegaan om zich om te kleden. Het dossier bevat aanwijzingen, die met name voortkomen uit de telefoon van [verdachte] , dat de explosieven bestemd waren voor de woning [adres 3] te [plaats] en voor een nabijgelegen geparkeerde auto. Op 16 mei 2024 omstreeks 01:12 uur aan de [straat] , op ongeveer vijf minuten loopafstand van de [adres 3] , zijn [verdachte] en [medeverdachte] , beiden in donkere kleding, door de politie aangetroffen en vervolgens aangehouden. Uit de telefoon van [verdachte] is vervolgens het volgende gebleken.
In de middag van 15 mei 2024 heeft [verdachte] contact met Snapchataccount: ‘ [snapchatnaam] ’. [verdachte] krijgt van deze persoon het adres [adres 3] doorgestuurd. Ook krijgt [verdachte] een foto van een auto, voorzien van een kenteken, en diverse filmpjes van de [adres 3] . [verdachte] krijgt deze informatie en in zijn telefoon wordt om 21:22 uur een notitie gemaakt
‘Cobra 8 zilver auto [adres 3] Snap [snapchatnaam] ’. Hieruit leidt de rechtbank af dat [verdachte] uit de ontvangen informatie heeft begrepen wat er met de explosieven moet worden gedaan. Dit wordt ook bevestigd door de chatberichten afkomstig van het Snapchat account van [verdachte] . Daarin zegt [verdachte] de
jobvoor te bereiden door een bivakmuts en handschoenen te bemachtigen. Bij de aanhouding van [verdachte] en [medeverdachte] droegen zij beiden latexhandschoenen en [medeverdachte] tevens een bivakmuts. Tot slot heeft [verdachte] die dag gezegd te kijken waar de auto en het huis staan en hoe hij moet rennen, na, zo begrijpt de rechtbank, een ontploffing.
De (juridische) conclusies
Over de verklaring van [verdachte] tijdens de zitting, waarin hij stelt dat hij alleen [medeverdachte] wilde helpen omdat [medeverdachte] onder druk werd gezet, dat hij verder niet betrokken was bij de voorbereiding, en dat hij in een vroeg stadium alles heeft geprobeerd om zichzelf en [medeverdachte] te distantiëren van het strafbare feit, is de rechtbank van oordeel dat deze verklaring ongeloofwaardig is. Dit oordeel baseert de rechtbank op de bevindingen uit [verdachte] ’s telefoon en op de omstandigheden waaronder [verdachte] en [medeverdachte] zijn aangehouden.
Gelet op de hiervoor vastgestelde feiten is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] op meerdere momenten een onmisbare rol heeft gespeeld en daarmee een aanzienlijke bijdrage heeft geleverd aan de voorbereiding van het tot ontploffing brengen van de explosieven aan de [adres 3] en de nabijgelegen auto. Er is dus sprake van medeplegen. [verdachte] wist verder vanaf het begin waar de explosieven voor waren, daarom verwerpt de rechtbank het verweer dat geen sprake was van (dubbel) opzet.
Zelfs als [verdachte] in de nacht vlak voor zijn aanhouding besloot terug te keren naar huis en zich op dat moment wilde distantiëren van de explosieven, doet dat niets af aan de bewezenverklaring van de ten laste gelegde voorbereidingshandelingen.
De rechtbank komt daarom tot een bewezenverklaring van het onder feit 1 subsidiair en daarmee ook het onder feit 2 tenlastegelegde.
Bewijsmiddelen feit 3
Uit de
aangifte van [slachtoffer] en de bijbehorende foto’svan 11 januari 2025 volgt, zakelijk weergegeven:
Op 11 januari 2025 bevond ik mij in mijn kamer van een woongroep te Almere. Ik hoorde [verdachte] schelden. Toen ik beneden kwam hadden we een woordenwisseling. Eenmaal bij de trap aangekomen voelde ik een klap tegen mijn neus. Hierna zijn we in een gevecht beland. Inmiddels stond begeleider [getuige] tussen ons. Echter zag ik dat [verdachte] uit de positie van [getuige] (de rechtbank begrijpt: getuige [getuige] ) kon komen en toen zag ik dat hij mij weer sloeg. Ik voelde deze vuistslag aankomen op mijn gezicht. Alle klappen die hij mij gaf voelde ik op mijn neus, wangen en voorhoofd aankomen. Ik voelde dat dit met zeer veel kracht gebeurde.
Langzaamaan voelde ik de pijn in mijn gezicht opkomen. Ik zag uit de bult van mijn voorhoofd bloed komen.
[getuige]heeft in een
verhoor als getuigeop 11 januari 2025 onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 11 januari 2025 was ik werkzaam als begeleider voor de woongroep te Almere. Ik hoorde [verdachte] en [slachtoffer] (de rechtbank zal [slachtoffer] hierna [slachtoffer] noemen vanwege haar transitie) ruzie maken. Ik zag dat [slachtoffer] in de richting van de trap liep om vermoedelijk terug te gaan naar haar kamer. Ik zag dat [verdachte] naar [slachtoffer] liep die nog beneden aan de trap stond. Ik zag [verdachte] zijn arm uitstrekken in de richting van [slachtoffer] haar hoofd. Ik zag de rechtervuist in het gezicht terecht komen van [slachtoffer] . De vuist kwam met kracht op de neus van [slachtoffer] .
Ik zag dat [verdachte] achter [slachtoffer] aan liep. Ik zag dat [verdachte] met zijn rechter vuist in het gezicht van [slachtoffer] sloeg. Ik zag dat [verdachte] het voorhoofd van [slachtoffer] raakte. Ik zag dat [verdachte] nogmaals zijn vuist met snelheid richting het gezicht van [slachtoffer] bracht. Ik zag dat [slachtoffer] door de vuist van [verdachte] met kracht op haar neus werd geraakt. Ik zag dat [slachtoffer] bloed had aan haar neus en ik zag een bult op het voorhoofd van [slachtoffer] .
Feit 3: ondersteuning verklaring aangeefster en noodweerverweer
Volgens de verdediging heeft getuige [getuige] het begin van het voorval niet gezien. De rechtbank is echter van oordeel dat hij dit wél heeft gezien, aangezien uit zijn verklaring volgt dat hij er al voor het eerste geweld tussen [verdachte] en [slachtoffer] bij was, namelijk vanaf de verbale ruzie tussen de twee.
De verdediging heeft bepleit dat sprake was van een noodweersituatie. Voor een geslaagd beroep op noodweer dient sprake te zijn van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van lijf of goed of een onmiddellijk dreigend gevaar voor een wederrechtelijke aanranding, waartegen [verdachte] zich noodzakelijkerwijs diende te verdedigen.
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat [verdachte] als eerste heeft geslagen. Zowel [slachtoffer] als [getuige] , een onafhankelijke begeleider van de woongroep, verklaren dat [verdachte] als eerste geslagen heeft. Daarnaast wordt de verklaring van [slachtoffer] ondersteund door de letselfoto’s, waarop duidelijk letsel zichtbaar is op de plaatsen waar zij verklaart geslagen te zijn, namelijk op de neus en het voorhoofd. De verklaring van [verdachte] dat hij niet als eerste heeft geslagen, vindt geen steun in andere bewijsmiddelen.
De rechtbank concludeert daarom dat niet aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding gericht tegen [verdachte] en verwerpt daarom het beroep op noodweer.