ECLI:NL:RBMNE:2025:299

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 februari 2025
Publicatiedatum
6 februari 2025
Zaaknummer
16.278075.23, 05.034889.24, 16.063242.24, 16.130486.22 (vordering tenuitvoelegging).
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor meerdere strafbare feiten, waaronder scooterdiefstal, afpersing, identiteitsfraude en criminele uitbuiting van een minderjarige

Op 6 februari 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2007, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor twee gevallen van scooterdiefstal, het medeplegen van een poging tot afpersing, een diefstal, identiteitsfraude en criminele uitbuiting van een minderjarige. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, gezien zijn langdurige en complexe problematiek, een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel opgelegd moest krijgen, naast een jeugddetentie van negen maanden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eerder ingezette interventies onvoldoende effect hebben gehad en dat de PIJ-maatregel noodzakelijk is voor de ontwikkeling van de verdachte. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen en de verdachte is hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten, de omstandigheden van de verdachte en de impact van de gepleegde feiten op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16.063242.24, 16.278075.23 (gev. ttz), 05.034889.24 (gev. ttz), 16.130486.22 (tul).
Vonnis van de meervoudige kamer van 4 februari 2025
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2007 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] te [woonplaats] ,
nu gedetineerd in de JJI te [locatie] ,
hierna: [verdachte] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 7 januari 2025 en 21 januari 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie, mr. M. de Nooij, en van wat [verdachte] en zijn raadsvrouw, mr. A.Y.M. Jansse, advocaat te Zeist, naar voren hebben gebracht. Daarnaast waren mr. P. van der Geest en mr. M. Rotgans aanwezig en hebben zij namens benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] het woord gevoerd. Tenslotte is ook mevrouw [A] van de Jeugdreclassering ter zitting aan het woord geweest, evenals mevrouw [B ] en mevrouw [C] van de Raad voor de Kinderbescherming.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat [verdachte] :
16.278075.23primair: op 22 oktober 2023 in [plaats 1] in vereniging een snorfiets van [benadeelde 4] heeft weggenomen door middel van braak/verbreking;subsidiair: medeplegen van heling van diezelfde snorfiets op 22 oktober 2023;
05.034889.24primair: in de periode van 20 juni 2023 tot en met 21 juni 2023 in [plaats 1] in vereniging een bromscooter van [benadeelde 5] heeft weggenomen door middel van braak/verbreking;subsidiair: medeplegen van heling van diezelfde bromscooter op 21 juni 2023 in Amersfoort;
16.063242.24feit 1 primair: in de periode van 1 januari 2024 tot 27 januari 2024 in Amersfoort, [medeverdachte 1] heeft uitgelokt tot het plegen van een overval op [horeca gelegenheid 1] in Amersfoort door [medeverdachte 1] te bedreigen en te mishandelen en middelen (een machete, een telefoon, bivakmuts en handschoenen) te verschaffen;feit 1 subsidiair: voornoemde overval op 27 januari 2024 in Amersfoort heeft medegepleegd;feit 2: op 26 januari 2024 in Amersfoort in vereniging heeft geprobeerd [benadeelde 3] af te persen;feit 3: op 18 januari 2024 in Amersfoort een iPhone heeft gestolen van [benadeelde 6] ;feit 4: in de periode van 21 september 2023 tot en met 3 februari 2024 in Amersfoort identiteitsfraude heeft gepleegd (door namen en accounts van [benadeelde 7] te gebruiken);feit 5: op 27 januari 2024 in Nederland [medeverdachte 1] crimineel heeft uitgebuit.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van [verdachte] en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Dat betekent dat de rechtbank de zaak inhoudelijk kan behandelen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van alle tenlastegelegde feiten, met uitzondering van de heling van de scooters (subsidiair ten laste gelegd onder 16.278075.23 en 05.034889.24). De verweren van de raadsvrouw ten aanzien van de andere feiten worden - voor zover deze niet worden weerlegd door de bewijsmiddelen - besproken bij de bewijsoverwegingen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Bewijsmiddelen [1]
ten aanzien van 16.278075.23:
Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 4] d.d. 21 oktober 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte van diefstal van mijn snorfiets, kenteken [kenteken 1] . Vanmorgen werd ik gebeld door de politie dat zij mijn snorfiets vannacht hebben aangetroffen met twee jongens erop. Gisteravond 21 oktober 2023 omstreeks 21.30 uur heb ik de snorfiets nog zien staan. [2]
Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 2] d.d. 22 oktober 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
A: Ik zat achterop. [3]
V: Wist jij dat de scooter gestolen was?
A: Ja. Toen ze aankwamen hebben ze het mij verteld.
V: Wat zeiden ze precies tegen je?
A: We hebben die scooter gestolen. Hij had zo'n ding bij zich. Een cilindertrekker. [4]
Proces-verbaal van bevindingen (aanhouding [verdachte] en medeverdachte) d.d. 22 oktober 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Wij zagen dat er twee personen op de scooter zaten. Ik zag dat het cilinderslot van de scooter weg was en dat de scooter voorzien was van kenteken [kenteken 1] . [5] Tijdens de fouillering troffen wij in een tasje van verdachte [verdachte] drie cilindersloten aan. [6]
Proces-verbaal van bevindingen (onderzoek telefoon van [verdachte] ) d.d. 22 oktober 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 20 oktober 2023 is er om 01:45 uur een schermafbeelding gemaakt van een slagtrekker van een website die de slagtrekker verkoopt, [bedrijf] . [7] Op 20 oktober 2023 om 11.12 uur is er een mail binnengekomen op het e-mailadres [e mailadres 1] . Ik zag dat dit een mail is van PostNL. Ik las dat PostNL een pakket zou komen bezorgen op 20 oktober 2023 tussen 14.15 en 16.15. Ik zag dat het een pakket betrof van [bedrijf] , hetzelfde bedrijf als op de schermafbeelding van de slagtrekker op 20 oktober om 01.45 uur. [8]
ten aanzien van 05.034889.24:
Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 5] d.d. 21 juni 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte van diefstal van mijn scooter. Op 20 juni 2023 omstreeks 21.00 uur heb ik mijn scooter, kenteken [kenteken 2] , geparkeerd aan de [adres 2] te [plaats 1] . Ik heb de scooter op het stuurslot gezet. Vanmorgen omstreeks 07.30 uur was de scooter weg. [9]
Proces-verbaal van aanvulling aangifte d.d. 22 juni 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
In de aangifte zijn abusievelijk verkeerde tijdstippen en locatie vastgelegd. Locatie: [adres 2] in [plaats 1] . Pleegdatum en tijdstip: tussen 20 juni 2023 21.00 uur en 21 juni 2023 07.30 uur. [10]
Proces-verbaal van bevindingen (aanhouding en verklaring van [verdachte] ) d.d. 21 juni 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 21 juni 2023 omstreeks 20.30 uur zagen wij in Amersfoort een snorfiets op het fietspad liggen. Wij zagen een jongeman, hierna genoemd verdachte, van deze snorfiets wegrennen. Ik stelde aan de hand van zijn paspoort vast dat verdachte [verdachte] was. Wij zagen dat de snorfiets van het merk Piaggio, type Zip met kenteken [kenteken 2] was. Wij zagen dat beide sloten, onder het stuur en op de buddyseat, weg waren. [11] Wij zagen dat op die plekken gaten zaten. Omstreeks 21.15 uur hoorden wij dat de snorfiets was gestolen. Daarop hebben wij verdachte aangehouden voor heling. Ik vroeg hem of de snorfiets gestolen was. Wij hoorden hem "ja" zeggen. Ik vroeg hem wie de snorfiets gestolen had. Wij hoorden hem "dat heb ik gedaan" zeggen. [12]
Proces-verbaal van bevindingen (sloten van de moeder van [verdachte] ) d.d. 21 juni 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 21 juni 2023 kwam de moeder van verdachte aan het bureau om hem op te halen. Ik zag dat moeder mij twee sloten overhandigde. Ik zag dat zij mij een slotentrekker gaf. Ik hoorde haar zeggen dat deze van de kamer van verdachte kwam. [13]
Proces-verbaal van bevindingen (onderzoek naar de sloten) d.d. 22 juni 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De sloten betreffen (contact)sloten afkomstig van een snor en of bromfiets. Op de sloten was braakschade zichtbaar op de plaats van het sleutelgat. De sloten waren afgebroken met vermoedelijk een slotentrekker. De sloten passen in de gaten van de in beslag genomen gestolen snorfiets. [14]
ten aanzien van 16.063242.24, feit 1 primair, feit 5:
Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 1] d.d. 27 januari 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik wil aangifte doen van een overval. Op 27 januari 2024 was ik aan het werk in [horeca gelegenheid 1] aan het [adres 3] te [plaats 2] . Ik ben eigenaar van deze [horeca gelegenheid 1] . [15] Ik stond op genoemde dag omstreeks 19.55 uur achter de balie. Ik zag dat er een jongen binnenkwam die een bivakmuts op had. Ik zag dat de jongen een groot mes uit zijn broek haalde. Ik hoorde hem zeggen: "Ik wil geld, geef me een tas en geld". Ik zag dat de jongen op de bank ging staan en met het mes in onze richting zwaaide. Ik heb gelijk mijn twee kinderen, die ook achter de balie stonden, in veiligheid gebracht. Ik zag dat verdachte op de bank stond aan de zijde van de balie. Daarna klom hij over de balie heen. Ik zag dat hij bij de kassa in de weer was. Ik zag dat verdachte vervolgens de cafetaria uitrende in de richting van [straat 1] . Ik hoorde van mijn vrouw dat verdachte een blauw oog zou hebben. Ik voel mij door deze overval ernstig bedreigd, zeker omdat het zo'n groot mes was. [16]
Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] , geboren [geboortedatum 2] 2008, d.d. 28 januari 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Hij zei: “je moet naar Amersfoort komen anders zet ik een Semtex voor je huis” en dat ik moest instappen in een Volkswagen Golf. Tijdens het rijden werd ik bang gemaakt, heb ik klappen gekregen, heb ik een bloedneus gekregen. Met diezelfde machete die ik in de winkel heb gebruikt, werd ik bedreigd. Toen werd ik naar Amsterdam gereden. Daar stapten er twee mensen in. Ze hebben mij een dreun gegeven en mijn huissleutels, telefoon, airpods gepakt. Toen zei hij: “je moet vandaag wel iets doen om dat geld te regelen.” Toen werd ik weer terug naar Amersfoort gebracht en werd er tegen mij gezegd “je moet deze winkel overvallen.” Kreeg ik handschoenen. Ging ik naar binnen. Heb ik 300 nog wat euro gepakt. Moest ik de spullen van de overval in een schuur zetten en daarna naar een café. Zeiden ze dat ze me zouden ophalen en dan was het geregeld. [17] Ik had ook een masker en handschoenen, trok dat ding (de rechtbank begrijpt: de machete), sprong op de tafel naast de kassa en zei dat hij geld moest geven. Ik heb geld gepakt. Ik zei nog geef een tas en toen heb ik het in mijn zak gedaan, naar buiten gerend, bij de appartementen zit een schuur. Die hadden ze voor mij opengezet. [18] Handschoenen, dat masker en mijn eigen jas, ik moest eigenlijk alles achterlaten, gekregen van die twee mensen in de auto. Ik ben naar dat café gelopen. Daar stonden die jongens op mij te wachten. Eén van die jongens was de route met mij gelopen. Ze hadden een belletje gekregen dat er veel klanten waren geweest dus dat de kassa vol was. Rond 20.00 uur was ik uitgestapt om naar die winkel te gaan. Daar hadden ze die spullen aan mij gegeven. [19] Die telefoon was niet van mij. Die had ik gekregen van [bijnaam 2] . Mijn eigen telefoon had hij ingenomen. Ik moest mijn wachtwoord geven. Als je dat wachtwoord niet geeft van ga ik je hier zo onthoofden. Hij heeft mij geslagen met die machete en bedreigd. [20]
Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 8 april 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
[bijnaam 2] , dat is [verdachte] . [21]
Proces-verbaal van bevindingen (onderzoek telefoon) d.d. 30 juli 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
In de telefoon werd een Whatsappconversatie aangetroffen tussen [telefoonnummer 1] ( [bijnaam 1] ) en [telefoonnummer 2] ( [bijnaam 2] ), gebruiker [verdachte] , vanaf 27 januari 2024, 20.30 uur. [22]
[accountnummer 2] [bijnaam 2] Ey die kleine gaat ook niet meer komen[accountnummer 2] [bijnaam 2] Hij zit vast[accountnummer 1] [bijnaam 1] Welke kleine[accountnummer 2] [bijnaam 2] Die mij moest payen[accountnummer 2] [bijnaam 2] En jou[accountnummer 1] [bijnaam 1] Die kil vn. Vda?[accountnummer 2] [bijnaam 2] Ja die[accountnummer 1] [bijnaam 1] Hoe zit hij vast[accountnummer 2] [bijnaam 2] Hij had ov gedaan[accountnummer 1] [bijnaam 1] Bro ik aa aewn naar ze deur[accountnummer 1] [bijnaam 1] Denk je ze pa gaat betalen?[accountnummer 2] [bijnaam 2] Ja[accountnummer 2] [bijnaam 2] Die pa is rich.
[accountnummer 1] [bijnaam 1] Ai
[accountnummer 1] [bijnaam 1] Wakka samen
[accountnummer 1] [bijnaam 1] Morgen
[accountnummer 1] [bijnaam 1] Met die drivwr van je
[accountnummer 2] [bijnaam 2] Hij had job gekregen
[accountnummer 2] [bijnaam 2] Om jou te payen. [23]
De verklaring van [verdachte] ter terechtzitting d.d. 7 januari 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
We gingen naar Amsterdam, haalden [medeverdachte 1] op bij Amersfoort Centraal. [bijnaam 1] gaf hem een klap in zijn gezicht, pakte zijn telefoon, jas, OV-kaart, airpods en sleutels en zei dat hij die pas terugkreeg als hij zou betalen. We gingen terug naar Amersfoort, naar [horeca gelegenheid 2] . Ik heb het Whatsappgesprek dat is aangetroffen tussen [bijnaam 2] en [bijnaam 1] inderdaad gevoerd.
Proces-verbaal van bevindingen (identificatie van [bijnaam 2] ) d.d. 4 maart 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
In de politiesystemen bleek er in Den Haag op 25 januari 2024 een registratie te zijn opgemaakt waar ook [verdachte] was gekoppeld. Hierop stuurde ik onderstaand signalement, bijnaam [bijnaam 2] en dat wij dachten aan [verdachte] , aan de verbalisant in Den Haag die die registratie had opgemaakt. Ik hoorde van de verbalisant dat [verdachte] zeker in het signalement past en dat zijn bijnaam [bijnaam 2] ( [bijnaam 2] ) is. Dit in combinatie met dat verdachte [medeverdachte 1] verklaarde dat [bijnaam 2] een Instagramaccount had genaamd [bijnaam 2] maakt dat [verdachte] en [bijnaam 2] kennelijk dezelfde persoon zijn. [24]
ten aanzien van 16.063242.24, feit 2, feit 3, feit 4:
Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 3] d.d. 26 januari 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik wil aangifte doen van poging diefstal met geweld. Op 26 januari 2024 heb ik via Marktplaats een afspraak met [benadeelde 7] gemaakt om een telefoon te kopen, een iPhone 15 Pro Max. Ik heb met de verkoper een afspraak gemaakt op 26 januari 2024 om 20.00 uur op de [adres 4] te [plaats 2] . Op het moment dat ik op het genoemde adres kwam, zag ik iemand in de portiek staan, die ik in de rest van de aangifte NN1 noem. [25] Op het moment dat ik de portiek in kwam, hoorde ik NN1 zeggen: “Voor welke telefoon kom je? Kom je voor de iPhone?” Toen ik dat bevestigde zei hij: “Geef me al je geld.” Hierbij zag ik dat hij in zijn hand een aardappelschilmesje had. Ik voelde mij hierdoor ernstig bedreigd. [26]
Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 6] d.d. 18 januari 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 17 januari 2024 ontving ik een bericht via Marktplaats. Ik zag dat er een persoon geïnteresseerd was in mijn iPhone. Ik zag dat er een naam bij het account van de verkoper stond: [benadeelde 7] . [benadeelde 7] deed een bod van 900,00 euro. Ik ging akkoord en sprak af met [benadeelde 7] . Ik zag dat [benadeelde 7] zijn telefoonnummer stuurde: ' + [telefoonnummer 3] '. Op 18 januari 2024 sprak ik af met [benadeelde 7] . Diezelfde dag omstreeks 20.05 uur gaf [benadeelde 7] aan dat hij voor mijn woning stond. Ik liep naar beneden met mijn iPhone. [27] Ik gaf de man de iPhone. Ik zag dat de man ging rennen met mijn iPhone in zijn hand. [28]
Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 7] d.d. 13 maart 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte van identiteitsfraude. Mijn naam is gebruikt bij een Marktplaatsaccount. Ik heb dit account niet zelf aangemaakt en heb hiervoor geen toestemming gegeven. Op dit account werden goederen aangeboden die ik ook niet in de verkoop had. Ook is er een Facebookaccount aangemaakt met mijn naam. Ik heb dit account niet zelf aangemaakt en hiervoor geen toestemming gegeven. Op Marketplace, een verkoopsite van Facebook, werden goederen aangeboden die ik niet te koop het aangeboden. [29]
Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 8 april 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben op 26 januari 2024 opgehaald door [bijnaam 2] (de rechtbank begrijpt: [verdachte] ). Ik hoorde dat iemand een iPhone wilde hebben. Daar ben ik toen naar toe gegaan. Ik had een aardappelschilmesje bij me, die heb ik aan die man van de iPhone laten zien. Toen is die man weggerend. [bijnaam 2] , dat is [verdachte] . [30] Hij zei dat hij dit open voor me had staan en vroeg me of ik het wilde doen. Ik ben bang voor hem. [31] [verdachte] stond buiten op mij te wachten. [verdachte] en ik zijn te zien op de camerabeelden van [horeca gelegenheid 2] van 26 januari 2024. [32]
De verklaring van [verdachte] ter terechtzitting d.d. 7 januari 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Mijn telefoonnummer eindigt inderdaad op [telefoonnummer 2] .
Proces-verbaal van bevindingen (vaststellen gebruiker telefoonnummer [telefoonnummer 3] ) d.d. 25 maart 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
In de onderzoeken Delta en Golf werd door de dader(s) via telefoonnummer [telefoonnummer 3] (hierna: [telefoonnummer 3] ) gecommuniceerd met de aangevers in deze zaken. Door de provider werden verkeersgegevens verstrekt waaruit bleek dat nummer [telefoonnummer 3] vanaf 29 december 2023 werd gebruikt in een toestel met imeinummer [imeinummer 1] . Als nummer [telefoonnummer 3] op 29 december 2023 omstreeks 18.00 uur weer wordt geactiveerd, maakt het verbinding met zendmast [adres 5] te [plaats 2] . De zendmastlocatie van [accountnummer 2] (hierna: [telefoonnummer 2] ), waarvan is vastgesteld dat dit in gebruik is bij [verdachte] , is die dag omstreeks 18.00 uur eveneens [adres 5] te [plaats 2] . [33] In de periode van 14 tot en met 19 januari 2024 werd het nummer meerdere malen per dag gebruikt. Daarna is het nummer nog actief op 26 januari 2024 en is het nummer die dag na 19.10 uur niet meer actief. De zendmastlocatie van [telefoonnummer 3] is op 26 januari 2024 om 13.52 uur ’ [straat 2] te [plaats 1] . De zendmastlocatie van [telefoonnummer 2] (privénummer [verdachte] ), is die dag om 13.52 uur eveneens ' [straat 2] te [plaats 1] . Deze locatie is in de directe nabijheid van de woning van [verdachte] . Nummer [telefoonnummer 3] heeft in de periode van 14 tot 18 januari meerdere malen contact met [telefoonnummer 4] (in gebruik bij [moeder] (moeder [verdachte] )). Nummer [telefoonnummer 2] (privénummer [verdachte] ) is in deze periode niet actief. [34] Daarnaast heeft [telefoonnummer 3] in de periode van 14 tot 18 januari 2024 contact met [telefoonnummer 5] , [telefoonnummer 6] en [telefoonnummer 7] . Deze nummers komen in de periode van 19 november 2023 tot en met 10 maart 2024 veelvuldig voor in de historische verkeersgegeven van [telefoonnummer 2] (privénummer [verdachte] ). Nummer [telefoonnummer 3] heeft op 18 januari 2024 viermaal contact met nummer 31648764260 in gebruik bij aangever [benadeelde 6] (zaak Delta). Het tijdstip van de gepleegde diefstal is omstreeks 20.00 uur die dag op de [straat 3] te Amersfoort. Nummer [telefoonnummer 3] maakt om 18.53 uur verbinding met een zendmast op de [straat 4] te Amersfoort. Nummer [telefoonnummer 2] (privénummer [verdachte] ) maakt op 18 januari 2024 om 20.05 uur verbinding met de zendmastlocatie [adres 6] te [plaats 2] . Dit betreft een locatie in de directe omgeving van de plaats delict. Nummer [telefoonnummer 3] heeft op 26 januari 2024 tweemaal contact met nummer [telefoonnummer 8] in gebruik bij aangever [benadeelde 3] (zaak Golf). Het tijdstip van de gepleegde poging diefstal door middel van geweld is omstreeks 19.50 uur die dag op de [straat 1] te Amersfoort. Nummer [telefoonnummer 3] maakt om 19.10 uur verbinding met zendmast op de [straat 5] te Amersfoort. Nummer [telefoonnummer 2] (privénummer [verdachte] ) maakt op 26 januari 2024 om 19.49 uur verbinding met de zendmastlocatie [straat 5] te Amersfoort. Deze locatie is in de directe omgeving van de plaats delict. Uit bovenstaande bevindingen kan worden opgemaakt dat nummer [telefoonnummer 3] vanaf 29 december 2023 als "crimineel" telefoonnummer is gebruik is geweest bij verdachte [verdachte] . [35]
Proces-verbaal van bevindingen (onderzoek telefoon) d.d. 18 maart 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 18 maart 2024 deed ik onderzoek naar de iPhone die onder [verdachte] in beslag werd
genomen. [36] Ik zag dat onder useraccounts [useraccount] stond. Tevens zag ik in Facebook Messenger de naam [benadeelde 7] . In de mail stond een bericht verzonden vanuit Gmail, gericht aan [useraccount] . Deze mail werd verzonden op 28 februari 2024 om 10.43. Het bericht bevatte de tekst: 'Information about your new Google Account'. Gezien deze mail werd op 28 februari een nieuw Google account aangemaakt op het emailadres [useraccount] . [37] Daarnaast werd een Facebookbericht aangetroffen, gericht aan [verdachte] , terwijl het Facebookaccount de naam [benadeelde 7] weergaf. Deze conversatie had als startdatum 21 september 2023. [38]
Proces-verbaal van bevindingen (onderzoek telefoon) d.d. 10 juni 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
In de chat werd door [bijnaam 2] ( [verdachte] ) een iPhone 15 aangeboden. Hierbij werd op 18 januari 2024 om 21.38 een afbeelding gedeeld van een geseald doosje met imeinummer [imeinummer 2] van een iPhone 15. [39] In de telefoon werd ook een mail aangetroffen van Marktplaats, op [geboortedatum 1] 2024 verzonden naar [e mailadres 2] : “Beste [benadeelde 7] , bedankt voor het aanmaken van een account op Marktplaats.” [40]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
4.3.2.
Bewijsoverwegingen
Diefstal van scooters
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat [verdachte] beide scooters heeft gestolen. Bij de diefstal in oktober 2023 wordt de aangifte ondersteund door het feit dat [verdachte] is aangetroffen op de scooter, door de verklaring van zijn medeverdachte en door de bevindingen van de politie. Tenslotte heeft [verdachte] op de dag vóór de diefstal online een cilindertrekker besteld, wat ook bijdraagt aan de overtuiging van de rechtbank. Daarnaast kan ook de andere scooterdiefstal, gepleegd in juni 2023, worden bewezen. De rechtbank hecht ook hier waarde aan de aangifte, aan het feit dat [verdachte] is aangetroffen op een scooter waar beide sloten uit waren getrokken én aan de omstandigheid dat de moeder van [verdachte] vervolgens sloten (die op de scooter pasten) bij de politie is komen brengen. Daar komt nog bij dat de politie heeft vastgelegd dat [verdachte] tijdens het transport een bekennende verklaring heeft afgelegd. Hoewel [verdachte] ter zitting ontkend heeft iets met de diefstal te maken te hebben, heeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de juistheid van dit proces-verbaal.
De rechtbank kan bij beide diefstallen niet vaststellen dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en één of meer medeverdachte(n). [verdachte] zal dus ten aanzien van beide diefstallen worden vrijgesproken van het bestanddeel ‘tezamen en in vereniging’.
Uitlokking van de overval bij [horeca gelegenheid 1]
Betrouwbaarheid verklaring medeverdachte
De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) op verschillende punten tegenstrijdig en onbetrouwbaar is. De rechtbank is het daar niet mee eens en is van oordeel dat de verklaring van [medeverdachte 1] wel betrouwbaar is. [verdachte] heeft gezegd dat [medeverdachte 1] belastend over hem heeft verklaard uit angst voor één van de medeverdachten. De rechtbank gaat daar niet in mee en overweegt daartoe als volgt.
[medeverdachte 1] heeft geen motief om (onterecht) belastend over [verdachte] te verklaren. Volgens [verdachte] schuift [medeverdachte 1] de schuld op [verdachte] omdat [medeverdachte 1] bang is voor medeverdachte [bijnaam 1] . De rechtbank vindt dat niet logisch nu [medeverdachte 1] al eerder belastend heeft verklaard over medeverdachte [bijnaam 1] en in die zin dus niets meer te verliezen of te vrezen had van die medeverdachte. Daarnaast is de verklaring van [medeverdachte 1] (in over wat hem is overkomen en wat hij zelf gedaan heeft) consistent en wordt deze ondersteund door de inhoud van het dossier, zoals de reisbewegingen die de telefoon van [verdachte] heeft gemaakt op de dag van de overval en het feit dat er is geconstateerd dat [medeverdachte 1] bij zijn aanhouding een blauw oog had (wat het door [medeverdachte 1] omschreven geweld ondersteunt). [medeverdachte 1] heeft aanvankelijk weliswaar niet gezegd dat [verdachte] één van de jongens in de auto was. Hij noemde deze persoon [bijnaam 2] en gaf een ander signalement van de persoon die hij aanduidde met [bijnaam 2] , maar daar is hij later op teruggekomen. Hij heeft uiteindelijk aangegeven dat hij met [bijnaam 2] [verdachte] bedoelde. Deze wijziging in zijn verklaring maakt zijn verklaring niet minder betrouwbaar. Het is immers heel goed mogelijk dat [medeverdachte 1] aanvankelijk uit angst voor represailles niet wilde vertellen wie zijn medeverdachten waren. De rechtbank acht daarentegen de verklaringen van [verdachte] dat hij geen betrokkenheid heeft bij de overval, niet betrouwbaar. [verdachte] is wisselend in zijn verklaringen: zo heeft hij aanvankelijk ontkend dat hij in Amsterdam is geweest. Pas nadat bleek dat zijn telefoon die dag in Amsterdam heeft uitgestraald en zijn DNA op de machete was aangetroffen, heeft hij verklaard dat hij met [medeverdachte 1] en anderen in een auto van Amersfoort naar Amsterdam en weer terug is gereden en heeft hij verteld dat [medeverdachte 1] tijdens die autorit (door anderen) onder druk is gezet om een overval te plegen.
Bovenstaande maakt dat de rechtbank uitgaat van de betrouwbaarheid en de juistheid van de verklaring van [medeverdachte 1] en deze zal gebruiken voor het bewijs, terwijl zij de verklaring van [verdachte] dat hij wel in de auto was maar zelf geen geweld of druk op [medeverdachte 1] heeft uitgeoefend, niet gelooft. Uit de (latere) verklaring van [medeverdachte 1] dat [bijnaam 2] [verdachte] is, het proces-verbaal van bevindingen van de identificatie van [bijnaam 2] en de weergave in de Whatsappconversatie van het telefoonnummer van [verdachte] als [bijnaam 2] , stelt de rechtbank vast dat als [medeverdachte 1] spreekt over [bijnaam 2] , hij daarmee [verdachte] bedoelt.
Uitlokking
De rechtbank moet vervolgens vaststellen of [verdachte] er (mede) voor gezorgd heeft dat [medeverdachte 1] is overgegaan tot het plegen van een overval. Heeft [verdachte] deze overval uitgelokt? Er is sprake van uitlokking als iemand een ander heeft aanzet tot het begaan van een strafbaar feit, waarvoor de uitgelokte zelf kan worden gestraft. Daarbij moet voldaan zijn aan een aantal vereisten. Er moet allereerst sprake zijn van dubbel opzet: de uitlokker moet niet alleen opzet hebben gehad op het aanzetten van een ander om een delict te begaan, maar ook opzet op de bestanddelen van dat delict. Daarnaast moet de uitlokker een ander op het idee hebben gebracht om het delict te begaan, is vereist dat één van de in artikel 47 lid 1 sub 2 van het Wetboek van Strafrecht genoemde uitlokkingsmiddelen is gebruikt, moet het uitgelokte delict ook daadwerkelijk hebben plaatsgevonden en moet de uitgelokte zelf ook strafbaar zijn.
De rechtbank overweegt ten aanzien van deze vereisten het volgende. [verdachte] (en zijn medeverdachte(n)) hebben [medeverdachte 1] voorgehouden dat hij geld moest betalen en dat geld kon ‘verdienen’ door het plegen van een overval op een specifieke snackbar, namelijk [horeca gelegenheid 1] in Amersfoort. Daarmee is niet alleen aan het dubbele opzetvereiste voldaan, maar ook aan het vereiste dat de uitlokker(s) de uitgelokte op het idee hebben gebracht om het delict te begaan. Daarnaast zijn er meerdere uitlokkingsmiddelen als bedoeld in artikel 47 lid 1 sub 2 van het Wetboek van Strafrecht gebruikt. [verdachte] en zijn medeverdachte(n) hebben niet alleen gedreigd met geweld door middel van een machete en door te dreigen met het plaatsen van een explosief, maar ook daadwerkelijk geweld gebruikt: [medeverdachte 1] is in zijn gezicht geslagen waardoor hij een blauw oog heeft opgelopen.
[verdachte] en zijn medeverdachte(n) hebben [medeverdachte 1] vervolgens ook gelegenheid, middelen en inlichtingen verschaft: [horeca gelegenheid 1] werd gekozen vanwege de goed gevulde kassa, [medeverdachte 1] werd daarnaartoe gereden en [verdachte] en zijn medeverdachte(n) hebben een rondje met hem gelopen om de vluchtroute te verkennen. Daarnaast kreeg [medeverdachte 1] een bivakmuts, een andere jas, handschoenen en een machete én kreeg hij instructies over waar hij die spullen naderhand moest laten. Tenslotte is ook voldaan aan de laatste vereisten: het uitgelokte delict heeft daadwerkelijk plaatsgevonden (waardoor sprake is van een voltooide diefstal met geweld) en de uitgelokte is ook zelf strafbaar, want dat is [medeverdachte 1] in deze zaak.
Ter toelichting voegt de rechtbank hieraan toe dat aan [medeverdachte 1] geen gerechtvaardigd beroep toekomt op psychische overmacht in welk geval hij niet strafbaar zou zijn. Bij psychische overmacht moet sprake zijn van een van buiten komende drang waaraan een verdachte redelijkerwijs geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden. Onder omstandigheden kan het feit dat een verdachte zich in de situatie heeft gebracht waarin die drang op hem is uitgeoefend in de weg staan aan het slagen van het beroep op psychische overmacht. Hoewel [medeverdachte 1] zich gedwongen voelde om de overval te plegen en uiteindelijk geen weerstand kon bieden tegen de druk die op hem werd uitgeoefend, waren er momenten waarop hij andere keuzes had kunnen en moeten maken. Dit maakt dat hij wel strafbaar is.
Concluderend stelt de rechtbank vast dat [verdachte] degene is geweest die, samen met anderen, [medeverdachte 1] heeft uitgelokt om de overval bij [horeca gelegenheid 1] te plegen. Daarbij heeft [verdachte] een veel grotere rol heeft gespeeld dan die van ‘bemiddelaar’ zoals hij zelf heeft verklaard. In de volgende paragraaf zal de rechtbank beoordelen of [verdachte] zich - naast de uitlokking van de overval - ook schuldig heeft gemaakt aan criminele uitbuiting van [medeverdachte 1] .
Criminele uitbuiting
Criminele uitbuiting is een vorm van mensenhandel als bedoeld in artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht. Voor een bewezenverklaring moet zijn voldaan zijn aan drie elementen. Er moet allereerst sprake zijn van een handeling. In dit geval is [medeverdachte 1] - die toen vijftien jaar oud was - geworven, overgebracht en vervoerd naar de snackbar met de bedoeling om hem een overval op die snackbar te laten plegen. Daarnaast is vereist dat er sprake is van een (dwang)middel. De rechtbank heeft vastgesteld dat [verdachte] en zijn medeverdachte(n) niet alleen hebben gedreigd met geweld, maar ook daadwerkelijk geweld hebben gebruikt. Tenslotte is ook voldaan aan het laatste vereiste, het oogmerk van uitbuiting of een uitbuitingssituatie: het is voor de rechtbank duidelijk dat [medeverdachte 1] zich gedwongen voelde, geen weerstand kon bieden en zonder [verdachte] en de andere jongens de overval niet had gepleegd.
De rechtbank komt, met inachtneming van bovenstaande vereisten tot de conclusie dat [verdachte] en zijn medeverdachte(n), [medeverdachte 1] crimineel hebben uitgebuit. Daarbij heeft de rechtbank de factoren die volgens de Hoge Raad van belang zijn bij de beoordeling van een uitbuitingssituatie (de beperkingen voor het slachtoffer, de aard en duur van het ‘werk’ en het voordeel dat daarmee is behaald) meegewogen. Deze maken de conclusie niet anders.
Poging tot afpersing, diefstal van een iPhone en identiteitsfraude
De rechtbank komt tenslotte ook tot een bewezenverklaring voor de andere feiten, te weten een poging tot afpersing, een diefstal van een iPhone en het plegen van identiteitsfraude. Hierbij geldt allereerst dat er meerdere aangiftes zijn gedaan en dat medeverdachte [medeverdachte 1] in de zaak van aangever [benadeelde 3] een bekennende verklaring heeft afgelegd (en daarbij ook over de rol van [verdachte] heeft verklaard).
Daarnaast stelt de rechtbank vast dat ook de andere bewijsmiddelen op meerdere manieren naar [verdachte] leiden: zo kan het telefoonnummer dat eindigt op [telefoonnummer 3] worden gekoppeld aan [verdachte] , straalt dat nummer steeds op dezelfde zendmastlocaties aan als het telefoonnummer dat eindigt op [telefoonnummer 2] (waarvan [verdachte] heeft gezegd dat het zijn nummer is), is op de iPhone van [verdachte] bij de gebruikersaccounts het mailadres van [benadeelde 7] aangetroffen én is op de Samsung (waarvan is vastgesteld dat deze bij [verdachte] in gebruik was) een Whatsappbericht aangetroffen waarbij [bijnaam 2] (geïdentificeerd als [verdachte] ) een iPhone 15 te koop aanbood op de avond na de diefstal van de iPhone van aangever [benadeelde 6] .
Op grond van bovenstaande is er niet alleen voldoende wettig bewijs maar heeft de rechtbank ook de overtuiging dat [verdachte] deze feiten heeft gepleegd.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] :
16.278075.23op of omstreeks 22 oktober 2023 te Leusden , een snorfiets (Piaggio C38, kenteken [kenteken 1] ), die aan [benadeelde 4] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn/ bereik heeft gebracht door middel van braak;
05.034889.24hij in de periode van 20 juni 2023 tot en met 21 juni 2023 in de gemeente Leusden een bromscooter (Piaggio Zip met chassisnummer [chassisnumer] ), die aan [benadeelde 5] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen bromscooter onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
16.063242.241
[medeverdachte 1] op 27 januari 2024 te Amersfoort, tezamen en in vereniging met een of meer anderen enig geldbedrag dat aan [horeca gelegenheid 1] en/of [benadeelde 1] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, , door: een machete te trekken en daarmee in de richting van die [benadeelde 1] te zwaaien en daarbij te zeggen: "ik wil geld, geef me een tas en geld", welk feit verdachte op of omstreeks 27 januari 2024 in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, opzettelijk heeft uitgelokt door geweld, bedreiging en door het verschaffen van gelegenheid, middelen en inlichtingen, welke opzettelijke uitlokking hieruit heeft bestaan dat verdachte en zijn mededader(s) medeverdachte [medeverdachte 1] hebben verzocht tot het plegen van een diefstal door die [medeverdachte 1] te bedreigen en mishandelen en medeverdachte [medeverdachte 1] in de gelegenheid hebben gesteld die [benadeelde 1] te overvallen door die [medeverdachte 1] middelen te verschaffen (te weten een machete, een telefoon, bivakmuts en handschoenen);
2
op 26 januari 2024 te Amersfoort, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om een geldbedrag dat aan [benadeelde 3] . de toebehoorde weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan van bedreiging met geweld tegen [benadeelde 3] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door voornoemde [benadeelde 3] een (aardappelschil)mes te tonen en te zeggen 'Geef me al je geld', terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
op 18 januari 2024 te Amersfoort een zwarte iPhone 15 265Gb, die aan [benadeelde 6] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4
in de periode van 21 september 2023 tot en met 3 februari 2024 in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander te weten de voor- en/of achternaam heeft gebruikt door: een Marktplaats account aan te maken met de naam van [benadeelde 7] en dit Marktplaats account te gebruiken en een Gmail-account aan te maken met de naam van [benadeelde 7] en dit Gmail-account te /gebruiken en een account aan te maken op Facebook met de naam van [benadeelde 7] en dit Facebook account te gebruiken, met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen waardoor enig nadeel kon ontstaan;
5
op 27 januari 2024 te Amersfoort en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met andere(n), een ander, genaamd [medeverdachte 1] geboren op [geboortedatum 2] 2008 met één of meer van de onder lid 1, sub 1° van artikel 273f Wetboek van Strafrecht genoemde middelen, te weten door dwang en geweld en door dreiging met geweld, door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van de kwetsbare positie, die [medeverdachte 1] heeft vervoerd met het oogmerk van uitbuiting van die [medeverdachte 1] , terwijl die [medeverdachte 1] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt (lid 1 sub 2), en heeft gedwongen en bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten, te weten: het plegen een diefstal dan wel afpersing (lid 1 sub 4), immers hebben verdachte en zijn mededader(s): [medeverdachte 1] ertoe gebracht en gedwongen om een gewapende overval te plegen op [horeca gelegenheid 1] waarbij het de bedoeling was dat die [medeverdachte 1] het weggenomen geldbedrag vervolgens aan hem en/of zijn mededader(s) af zou geven, een machete en een bivakmuts en handschoenen en een jas en een telefoon aan [medeverdachte 1] verstrekt voor het plegen van de overval en die [medeverdachte 1] naar de locatie van de overval gebracht en een schuur aangewezen waar die [medeverdachte 1] de spullen na de overval moest achterlaten en die [medeverdachte 1] instructies gegeven over het plegen van de overval; waarbij dat geweld en die dreiging met geweld hebben bestaan uit: terwijl hij en zijn mededader(s) redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat [medeverdachte 1] minderjarig ( [leeftijd] oud) en gemakkelijk te beïnvloeden was, met die [medeverdachte 1] contact gelegd en tegen die [medeverdachte 1] gezegd dat hij een schuld had en dat hij 2.000 euro moest betalen en die [medeverdachte 1] in de auto gezet en de telefoon, huissleutels, jas en airpods van die [medeverdachte 1] afgepakt en hem gedwongen om zijn wachtwoord van zijn telefoon te geven en met die [medeverdachte 1] naar Amsterdam gereden terwijl hij en zijn mededader(s) zich agressief en intimiderend hebben opgesteld en hem angst hebben ingeboezemd en die [medeverdachte 1] (meermalen) in zijn gezicht geslagen en die [medeverdachte 1] gedreigd dat er een bom (Semtex) voor zijn huis werd gelegd als hij geen 2.000 euro zou betalen door welke feiten en omstandigheden voor die [medeverdachte 1] een situatie is ontstaan waaraan hij zich niet heeft kunnen onttrekken en ten gevolge waarvan hij geen weerstand aan verdachte en zijn mededader(s) heeft kunnen bieden. Terwijl de feiten gepleegd werden door twee of meer verenigde personen en degene ten aanzien van wie deze feiten zijn gepleegd de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt en de feiten voorafgegaan, en vergezeld zijn door geweld.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. [verdachte] is daardoor niet in de verdediging geschaad. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. [verdachte] wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
16.278075.23, primair, 05.034889.24, primair:diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
16.063242.24, feit 1 primair, feit 5:eendaadse samenloop van uitlokking, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en mensenhandel, terwijl de persoon ten aanzien van wie in artikel 273f, eerste lid onder 1º, 2º, 4º en 6º van het Wetboek van Strafrecht omschreven feit wordt gepleegd, de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt en een persoon is bij wie misbruik van een kwetsbare positie wordt gemaakt terwijl feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
16.063242.24, feit 2:poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
16.063242.24, feit 3:diefstal;
16.063242.24, feit 4:opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander gebruiken met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen, waardoor uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan.

7.STRAFBAARHEID VAN [verdachte]

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte] uitsluit. [verdachte] is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd [verdachte] te veroordelen tot een jeugddetentie voor de duur van 1 jaar (met aftrek van het voorarrest) en hem daarnaast de onvoorwaardelijke maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen op te leggen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair gesteld dat de rechtbank slechts tot een bewezenverklaring voor tweemaal heling van een scooter kan komen, waarvoor een werkstraf van 20 uur passend zou zijn. Mocht de rechtbank anders oordelen, heeft de raadsvrouw verzocht om te volstaan met het opleggen van een straf gelijk aan de tijd die [verdachte] inmiddels in voorarrest heeft gezeten. Als de rechtbank toch een maatregel inhoudende de plaatsing in een inrichting voor jeugdigen overweegt, vindt de raadsvrouw dat deze in voorwaardelijke vorm zou moeten worden opgelegd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van [verdachte] , zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
[verdachte] heeft zich in relatief korte tijd schuldig gemaakt aan een hele reeks strafbare feiten. De rechtbank vindt het allereerst kwalijk dat [verdachte] twee scooters heeft gestolen en wil benadrukken dat hij van andermans spullen moet afblijven. Daarnaast heeft [verdachte] de naam van een ander gebruikt om onder die naam strafbare feiten te plegen, iets wat de rechtbank hem ook aanrekent. Daar is het echter niet bij gebleven, want vervolgens neemt de ernst van de feiten toe en is [verdachte] overgegaan tot het plegen van nog een diefstal, een poging tot diefstal met geweld, het crimineel uitbuiten van een minderjarige en het uitlokken tot het plegen van een gewapende overval. De rechtbank vindt dit zeer kwalijke en zorgelijke feiten met grote gevolgen voor de slachtoffers. Zo heeft de familie die in de snackbar is overvallen, verteld dat het voor hen een ontzettend beangstigende situatie is geweest, vooral omdat de kinderen ook in de zaak waren. De ouders vonden het heel moeilijk daarna weer te gaan werken in de snackbar en hebben lange tijd last gehad van angstgevoelens. Ze hebben verteld dat zij en de kinderen last hebben van nachtmerries. Ook het slachtoffer dat bedreigd is met een aardappelschilmesje heeft verklaard dat hij bang was en angst- en slaapproblemen heeft gekregen. Naast de enorme impact die de feiten hebben gehad op de slachtoffers, weegt de rechtbank mee dat dergelijke feiten ook zorgen voor maatschappelijke onrust en gevoelens van onveiligheid.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie (het strafblad) van [verdachte] van 16 december 2024. Hieruit blijkt niet alleen dat hij eerder is veroordeeld voor (gewelddadige) feiten, maar ook dat hij zich meerdere keren niet aan de aan hem opgelegde schorsingsvoorwaarden heeft gehouden.
Persoonlijke omstandigheden
Er zijn over [verdachte] meerdere rapportages opgemaakt, waaronder een rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming (opgesteld op 25 september 2024 door [C] , raadsonderzoeker) en een dubbele Pro Justitia Rapportage (opgemaakt op 21 juni 2024 door [D] (kinder- en jeugdpsychiater) en [E] (GZ-psycholoog)).
De rechtbank leest in al deze rapportages grote zorgen om [verdachte] . Hij heeft een lastige jeugd gehad, een aantal ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt en de deskundigen krijgen de indruk dat de ouders van [verdachte] geen grip op hem hebben niet in staat waren (en zijn) om hem goed te begeleiden. [verdachte] is gediagnosticeerd met een normoverschrijdende gedragsstoornis. Daarnaast is sprake van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale en narcistische trekken. De psycholoog heeft geconcludeerd dat de ten laste gelegde feiten kunnen worden gezien vanuit de dynamiek van de normoverschrijdende gedragsstoornis: [verdachte] werd door deze stoornis gestuurd en gefaciliteerd, waardoor hij minder mogelijkheden had om tot andere gedragskeuzes te komen. De psycholoog adviseert daarom om de feiten in (licht) verminderde mate aan [verdachte] toe te rekenen.
Het recidiverisico voor gewelddadig en normoverschrijdend gedrag wordt als hoog ingeschat. Daarnaast worden er nauwelijks beschermende factoren gezien en uiten de deskundigen hun zorgen over de houding van [verdachte] : hij gaat veel grenzen over, handelt impulsief en legt de schuld vaak buiten zichzelf. Er wordt gesteld dat de aard van de stoornis en de scheefgroei in de persoonlijkheidsontwikkeling een intensieve behandeling in een langdurig en dwingend kader vergen. De deskundigen adviseren daarom een onvoorwaardelijke maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel). Daarmee kunnen naar verwachting het recidivegevaar en de symptomen van de stoornissen worden verminderd, terwijl deze maatregel tegelijkertijd ook de ontwikkeling van [verdachte] bevordert.
De deskundigen hebben op zitting het belang van een langdurige behandeling benadrukt en gesteld dat er te weinig vertrouwen in een voorwaardelijk kader is. Er is in het verleden in het kader van hulpverlening al veel geprobeerd, maar omdat de behandelmotivatie van [verdachte] steeds wisselde en hij zich meerdere keren aan behandeling en begeleiding heeft onttrokken, is er niet veel van de van de grond gekomen. De deskundigen hebben op zitting aangegeven nog altijd achter het advies tot het opleggen van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel te staan.
Maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen
Gelet op de langdurige en complexe problematiek van [verdachte] , de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten en het gegeven dat de eerder ingezette interventies in een minder strikt kader onvoldoende effect hebben gehad, neemt de rechtbank de conclusie van de deskundigen over dat een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel de enige passende maatregel is voor [verdachte] . Er is voldaan aan de formele vereisten van artikel 77s van het Wetboek van Strafrecht voor het opleggen van deze maatregel: de bij [verdachte] vastgestelde stoornissen waren aanwezig tijdens het plegen van de delicten, voor die delicten kan een PIJ-maatregel worden opgelegd, omdat het recidiverisico wordt ingeschat als hoog eist de veiligheid van anderen oplegging van de maatregel en de maatregel is, vanwege de nog bestaande mogelijkheden tot pedagogische ontwikkeling, in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van [verdachte] .
De rechtbank zal de PIJ-maatregel daarom opleggen en merkt daarbij ten overvloede op dat de maatregel na twee jaren van rechtswege voorwaardelijk eindigt, tenzij de maatregel wordt verlengd als bedoeld in artikel 6:6:31 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank stelt vast dat de maatregel is opgelegd ter zake van misdrijven die gericht zijn tegen en gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Daarom kan de maatregel verlengd worden, telkens met ten hoogste twee jaar en tot een maximum van zeven jaar, als bedoeld in artikel 6:6:31 van het Wetboek van Strafvordering.
Strafoplegging
Daarnaast is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat - gelet op de ernst van de feiten, om recht te doen aan het leed dat is veroorzaakt bij de slachtoffers en om [verdachte] te laten inzien dat zijn gedrag onacceptabel is - ook een onvoorwaardelijke jeugddetentie op zijn plaats is. De rechtbank zal [verdachte] daarom, naast de PIJ-maatregel, veroordelen tot een jeugddetentie voor de duur van 9 maanden, met aftrek van het voorarrest. Deze straf is iets lager dan de eis van de officier van justitie. Reden daarvoor is dat de rechtbank de feiten in verminderde mate aan [verdachte] toerekent en omdat de rechtbank het belangrijk vindt dat [verdachte] op een zo kort mogelijke termijn aan zijn behandeling kan beginnen.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de in beslag genomen telefoon verbeurd moet worden verklaard en dat de geluidsdrager kan worden geretourneerd naar de rechthebbende. Daarnaast dienen de slotentrekkers volgens de officier van justitie ook verbeurd verklaard te worden en mogen de sloten worden geretourneerd aan de rechthebbende.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het beslag geen standpunt ingenomen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de slotentrekkers en de telefoon verbeurd verklaren omdat met betrekking tot deze voorwerpen (een deel van) het bewezen verklaarde is begaan. Met betrekking tot de inbeslaggenomen sloten, kan geen persoon als rechthebbende worden aangemerkt. De rechtbank zal daarom de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van deze sloten gelasten. Tenslotte zal de rechtbank teruggave aan [verdachte] gelasten van de memorecorder.

10.BENADEELDE PARTIJEN

[benadeelde 1]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd en vordert een bedrag van 2389,99 euro, bestaande uit 389,99 euro materiele schade (waterkoker en het weggenomen geldbedrag) en 2000,00 euro immateriële schade, ten gevolge van het aan [verdachte] in de zaak met parketnummer 16.063242.24 onder 1 ten laste gelegde feit.
[benadeelde 2]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd en vordert een bedrag van 2000,00 euro immateriële schade, ten gevolge van het aan [verdachte] in de zaak met parketnummer 16.063242.24 onder 1 ten laste gelegde feit.
[benadeelde 8]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd en vordert een bedrag van 1500,00 euro immateriële schade, ten gevolge van het aan [verdachte] in de zaak met parketnummer 16.063242.24 onder 1 ten laste gelegde feit.
[benadeelde 9]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd en vordert een bedrag van 1500,00 euro immateriële schade, ten gevolge van het aan [verdachte] in de zaak met parketnummer 16.063242.24 onder 1 ten laste gelegde feit.
[benadeelde 3]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd en vordert een bedrag van 1529,04 euro, bestaande uit 29,04 euro materiele schade (kilometervergoeding) en 1500,00 euro immateriële schade, ten gevolge van het aan [verdachte] in de zaak met parketnummer 16.063242.24 onder 2 ten laste gelegde feit.
[benadeelde 6]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd en vordert een bedrag van 1022,00 euro, bestaande uit materiele schade (een iPhone), ten gevolge van het aan [verdachte] in de zaak met parketnummer 16.063242.24 onder 3 ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de vorderingen van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] wat betreft de immateriële schade tot een bedrag van 1500,00 euro toe te wijzen en de vorderingen van [benadeelde 8] en [benadeelde 9] tot een bedrag van 1000,00 euro, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en daarnaast de door [benadeelde 1] gevorderde materiële schade geheel toe te wijzen.
De vordering van [benadeelde 3] kan volgens de officier van justitie integraal worden toegewezen, eveneens vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd deze vordering hoofdelijk (met medeverdachte [medeverdachte 1] ) toe te wijzen.
Tenslotte kan de vordering van [benadeelde 6] volgens de officier van justitie ook worden toegewezen, vermeerderd met de met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat alle benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard dienen te worden in hun vorderingen, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsvrouw per vordering het volgende aangevoerd.
De raadsvrouw kan zich ten aanzien van de vorderingen van [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 8] en [benadeelde 9] vinden in een toewijzing van 1000,00 euro immateriële schade per persoon. Met betrekking tot de door de heer [benadeelde 1] gevorderde materiële schade, heeft de raadsvrouw over de waterkoker geen opmerkingen. Ten aanzien van het weggenomen geldbedrag voert zij aan dat er een bedrag van 350,00 euro in beslag is genomen onder medeverdachte [medeverdachte 1] en er niet is aangetoond dat er meer geld is weggenomen dan het bedrag dat al is teruggeven. Met betrekking tot de vordering van [benadeelde 3] heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat de reiskosten onvoldoende onderbouwd zijn en daarom niet voor toewijzing in aanmerking komen. De raadsvrouw geeft aan zich voor wat betreft de immateriële schade te kunnen vinden in een gematigde toewijzing van 1000,00 euro.
Tenslotte heeft de raadsvrouw ten aanzien van de vordering van [benadeelde 6] gesteld dat de telefoon voor 900,00 euro te koop werd aangeboden en dat dus slechts dat bedrag voor vergoeding in aanmerking komt en niet de gevorderde 1022,00 euro.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
[benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 8] en [benadeelde 9]
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek hebben benadeelde partijen recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van immateriële schade indien zij ten gevolge van de strafbare feiten letsel hebben opgelopen, in hun eer of goede naam zijn geschaad of op andere wijze in hun persoon zijn aangetast.
De rechtbank is van oordeel dat de heer [benadeelde 1] , mevrouw [benadeelde 2] en hun kinderen als rechtstreeks gevolg van het handelen van [verdachte] schade hebben geleden en nadeel hebben ondervonden. [verdachte] heeft ervoor gezorgd dat zij met een machete zijn overvallen en bedreigd. Deze situatie moet ontzettend beangstigend zijn geweest en het is evident dat de hele familie daar nog lang last van heeft (gehad), zoals zij ook in de slachtofferverklaring hebben toegelicht.
Dat maakt dat de rechtbank in dit geval van oordeel is dat de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan, ook zonder nadere onderbouwing van de gevolgen meebrengen dat er sprake is van aantasting in ‘persoon op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek. Gelet op soortgelijke zaken is de rechtbank van oordeel dat een vergoeding van 1000,00 euro per persoon billijk is. De rechtbank zal de vorderingen van [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 8] en [benadeelde 9] daarom tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 27 januari 2024 tot de dag van volledige betaling.
Materiele schade
De schade voor zover die betrekking heeft op de waterkoker komt voor vergoeding in aanmerking. Aangezien evenwel niet is aannemelijk is dat het om een nieuwe waterkoker ging, zal de rechtbank rekening houden met afschrijving en met gebruikmaking van haar schattingsbevoegdheid een bedrag van 20,00 euro toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 27 januari 2024 tot de dag van volledige betaling. De rechtbank zal de benadeelde partij voor wat betreft de schadepost die betrekking heeft op het weggenomen geldbedrag niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering, omdat de rechtbank er - zonder nadere onderbouwing van de benadeelde partij - van uitgaat dat het bedrag dat is weggenomen uit de kassa al is teruggegeven of zal worden teruggegeven, deels door de politie ter plaatse en deels door de beslagbeslissing van de rechtbank in de zaak van medeverdachte [medeverdachte 1] .
De benadeelde partijen hebben meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partijen in dat deel van de vorderingen niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vorderingen voor dat deel bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht.
Hoofdelijkheid
[verdachte] is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader(s), waaronder in elk geval [medeverdachte 1] , hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat [verdachte] tegenover de benadeelde partijen voor dat hele bedrag aansprakelijk is en dat hij van de betalingsplicht is bevrijd als en voor zover een mededader heeft betaald.
Proceskostenveroordeling
[verdachte] zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zullen maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partijen [benadeelde 1] respectievelijk [benadeelde 2] , [benadeelde 8] en [benadeelde 9] aan [verdachte] de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van 1020,00 euro en 1000,00 euro per persoon, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 27 januari 2024 tot de dag van volledige betaling. Als door [verdachte] niet wordt betaald, zal deze verplichting niet worden aangevuld met gijzeling, omdat [verdachte] nog minderjarig is.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 8] en [benadeelde 9] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partijen. De rechtbank bepaalt dat [verdachte] van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
[benadeelde 3]
Immateriële schade
De rechtbank stelt voorop dat wat zij hiervoor heeft overwogen met betrekking tot de immateriële schade van de familie [benadeelde 1] ook geldt voor de heer [benadeelde 3] . [verdachte] is samen met medeverdachte [medeverdachte 1] verantwoordelijk voor de bedreiging van de heer [benadeelde 3] in een poging hem geld afhandig te maken. Daarmee is ook hier sprake van een situatie waarin de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan, ook zonder nadere onderbouwing van de gevolgen, meebrengen dat sprake is van aantasting in ‘persoon op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek. Gelet op soortgelijke zaken is de rechtbank van oordeel dat een vergoeding van 750,00 euro billijk is. De rechtbank zal de vordering daarom tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 26 januari 2024 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde reiskosten ook voor vergoeding in aanmerking komen. De heer [benadeelde 3] is immers naar Amersfoort gereisd omdat hij dacht dat hij daar een iPhone zou kunnen kopen, maar in werkelijkheid werd daar geprobeerd om geld van hem afhandig te maken. De reiskosten zijn daarom nutteloos gemaakt en zouden niet zijn gemaakt als het strafbare feit niet was beraamd. Onder deze omstandigheden bestaat er naar het oordeel van de rechtbank voldoende verband tussen de schade en het strafbare feit om aan te nemen dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het strafbare feit. De rechtbank zal daarom het gehele bedrag aan materiële schade toewijzen.
Hoofdelijkheid
De rechtbank zal ook hier bepalen dat [verdachte] voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader(s), waaronder in elk geval [medeverdachte 1] , hoofdelijk aansprakelijk is, dus tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is en dat hij van de betalingsplicht is bevrijd als en voor zover de mededader heeft betaald.
Proceskostenveroordeling
[verdachte] zal ook hier worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 3] aan [verdachte] de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van 779,04 euro, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 26 januari 2024 tot de dag van volledige betaling. Als door [verdachte] niet wordt betaald, zal deze verplichting niet worden aangevuld met gijzeling, omdat [verdachte] nog minderjarig is.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 3] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partijen. De rechtbank bepaalt dat [verdachte] van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
[benadeelde 6]
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiele schade gedeeltelijk voor vergoeding in aanmerking komt. Er staat vast dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 16.063242.24 onder 3 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank is echter met de raadsvrouw van oordeel dat schade moet worden begroot op een bedrag van 900,00 euro nu de iPhone voor dat bedrag te koop werd aangeboden.
De rechtbank zal daarom de vordering toewijzen tot een bedrag van 900,00 euro, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 18 januari 2024 tot de dag van volledige betaling. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde afwijzen.
Proceskostenveroordeling
[verdachte] zal ook hier worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 6] aan [verdachte] de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van 900,00 euro, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 18 januari 2024 tot de dag van volledige betaling. Als door [verdachte] niet wordt betaald, zal deze verplichting niet worden aangevuld met gijzeling, omdat [verdachte] nog minderjarig is.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 6] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.VORDERING TENUITVOERLEGGING

11.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de vordering moet worden toegewezen omdat [verdachte] zich binnen de lopende proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten.
11.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de voorwaardelijk voorwaardelijke straf lijkt te zijn uitgezeten in periode 29 november 2023 tot en met 14 december 2023, wat volgens de raadsvrouw zou moeten leiden tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie.
11.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij vonnis van de kinderrechter van de rechtbank Midden-Nederland van 4 oktober 2022 in de zaak met parketnummer 16.130486.22 is [verdachte] veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van 21 dagen met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank stelt vast dat [verdachte] zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer worden gelegd.
Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, zijn er geen aanwijzingen dat deze voorwaardelijke jeugddetentie al ten uitvoer is gelegd. De aantekening in de justitiële documentatie dat een vervangende jeugddetentie is geëxecuteerd tussen 29 november 2023 tot en met 14 december 2023 lijkt te duiden op een werkstraf die op 3 oktober 2023 door de kinderrechter is opgelegd en kennelijk is omgezet naar vervangende jeugddetentie.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36f, 45, 47, 55, 77a, 77g, 77i, 77s, 77gg, 231b, 273, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart de onder parketnummers 16.278075.23 (primair), 05.034889.24 (primair) en 16.063242.24 (feit 1 primair, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5) ten laste gelegde feiten bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt [verdachte] daarvan vrij.
Strafbaarheid
  • verklaart de onder parketnummers 16.278075.23 (primair), 05.034889.24 (primair) en 16.063242.24 (feit 1 primair, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5) ten laste gelegde feiten strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart [verdachte] strafbaar.
Straf en maatregel
  • veroordeelt [verdachte] tot een
  • bepaalt dat de tijd, door [verdachte] vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
  • legt aan [verdachte] op de
Beslag
- verklaart volgende voorwerpen
verbeurd: 1 STK Gereedschap (PL0600-2023280377-G3001052); 1 STK Slotentrekker (PL0900-2023325280-G3240702); 1 STK Telefoontoestel (PL0900-MD3R0240180807920);
  • gelast de
  • gelast de
Benadeelde partijen
[benadeelde 1]
  • wijst de vordering van [benadeelde 1] toe tot een bedrag van 1020,00 euro;
  • veroordeelt [verdachte] hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 1] van het toegewezen bedrag, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) aan de benadeelde is betaald, [verdachte] (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • vermeerdert het toegewezen bedrag met de gevorderde wettelijke rente vanaf 27 januari 2024 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [benadeelde 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in zijn vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt [verdachte] in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt [verdachte] de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 1] aan de Staat 1020,00 euro te betalen, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 27 januari 2024 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling zal geen gijzeling worden toegepast;
  • bepaalt dat [verdachte] van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) - waaronder [medeverdachte 1] ; parketnummer 16.031142.24 - op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
[benadeelde 2]
  • wijst de vordering van [benadeelde 2] toe tot een bedrag van 1000,00 euro;
  • veroordeelt [verdachte] hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 2] van het toegewezen bedrag, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) aan de benadeelde is betaald, [verdachte] (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • vermeerdert het toegewezen bedrag met de gevorderde wettelijke rente vanaf 27 januari 2024 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [benadeelde 2] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt [verdachte] in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt [verdachte] de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 2] aan de Staat 1000,00 euro te betalen, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 27 januari 2024 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling zal geen gijzeling worden toegepast;
  • bepaalt dat [verdachte] van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) - waaronder [medeverdachte 1] ; parketnummer 16.031142.24 - op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
[benadeelde 8]
  • wijst de vordering van [benadeelde 8] toe tot een bedrag van 1000,00 euro;
  • veroordeelt [verdachte] hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 8] van het toegewezen bedrag, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) aan de benadeelde is betaald, [verdachte] (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • vermeerdert het toegewezen bedrag met de gevorderde wettelijke rente vanaf 27 januari 2024 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [benadeelde 8] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt [verdachte] in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt [verdachte] de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 8] aan de Staat 1000,00 euro te betalen, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 27 januari 2024 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling zal geen gijzeling worden toegepast;
  • bepaalt dat [verdachte] van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) - waaronder [medeverdachte 1] ; parketnummer 16.031142.24 - op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
[benadeelde 9]
  • wijst de vordering van [benadeelde 9] toe tot een bedrag van 1000,00 euro;
  • veroordeelt [verdachte] hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 8] van het toegewezen bedrag, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) aan de benadeelde is betaald, [verdachte] (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • vermeerdert het toegewezen bedrag met de gevorderde wettelijke rente vanaf 27 januari 2024 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [benadeelde 8] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in zijn vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt [verdachte] in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt [verdachte] de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 9] aan de Staat 1000,00 euro te betalen, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 27 januari 2024 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling zal geen gijzeling worden toegepast;
  • bepaalt dat [verdachte] van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) - waaronder [medeverdachte 1] ; parketnummer 16.031142.24 - op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
[benadeelde 3]
  • wijst de vordering van [benadeelde 3] toe tot een bedrag van 779,04 euro;
  • veroordeelt [verdachte] hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 3] van het toegewezen bedrag, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) aan de benadeelde is betaald, [verdachte] (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • vermeerdert het toegewezen bedrag met de gevorderde wettelijke rente vanaf 26 januari 2024 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [benadeelde 3] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in zijn vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt [verdachte] in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt [verdachte] de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 3] aan de Staat 779,04 euro te betalen, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 26 januari 2024 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling zal geen gijzeling worden toegepast;
  • bepaalt dat [verdachte] van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en of zijn mededader, - [medeverdachte 1] ; parketnummer 16.031142.24 - op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
[benadeelde 6]
  • wijst de vordering van [benadeelde 6] toe tot een bedrag van 900,00 euro;
  • veroordeelt [verdachte] tot betaling aan [benadeelde 6] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 januari 2024 tot de dag van volledige betaling;
  • wijst de vordering van [benadeelde 6] voor wat betreft het meer gevorderde af;
  • veroordeelt [verdachte] in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt [verdachte] de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 6] aan de Staat 900,00 euro te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 januari 2024 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling zal geen gijzeling worden toegepast;
  • bepaalt dat [verdachte] van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering in de zaak met parketnummer 16.130486.22 toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de kinderrechter van de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 4 oktober 2022 opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 21 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Schothorst, voorzitter en tevens kinderrechter, mr. S.M. van Lieshout en mr. J.E.S. Dolmans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Besselink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 februari 2025.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan [verdachte] wordt ten laste gelegd dat:
16.278075.23hij op of omstreeks 22 oktober 2023 te [plaats 1] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een snorfiets (Piaggio C38, kenteken [kenteken 1] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 oktober 2023 te Leusden en/of Amersfoort, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een snorfiets (Piaggio C38, kenteken [kenteken 1] ), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
05.034889.24hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 juni 2023 tot en met 21 juni 2023 in de gemeente Leusden , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een bromscooter (Piaggio Zip met chassisnummer [chassisnumer] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 5] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen bromscooter /goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 juni 2023 in de gemeente Amersfoort, een bromscooter (Piaggio Zip met chassisnummer [chassisnumer] ), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dat/die goed/bromscooter wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
16.063242.241
Medeverdachte [medeverdachte 1] op of omstreeks 27 januari 2024 te Amersfoort,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag van €850, in elk geval enig geldbedrag en/of goed, dat/die geheel of ten dele aan [horeca gelegenheid 1] en/of [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door: een machete, althans een (groot) mes te trekken en/of daarmee in de richting van die [benadeelde 1] te zwaaien en/of daarbij te zeggen: "ik wil geld, geef me een tas en geld" welk feit verdachte in of omstreeks de periode van 1 januari 2024 tot 27 januari 2024 te Amersfoort, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft uitgelokt door geweld, bedreiging en door het verschaffen van gelegenheid, middelen en inlichtingen, welke opzettelijke uitlokking hieruit heeft bestaan dat verdachte en zijn mededaders medeverdachte [medeverdachte 1] hebben verzocht tot het plegen van een diefstal met geweld door die [medeverdachte 1] te bedreigen en mishandelen en/of medeverdachte [medeverdachte 1] in de gelegenheid hebben gesteld die [benadeelde 1] te overvallen door die [medeverdachte 1] middelen te verschaffen (te weten een machete, een telefoon, bivakmuts en handschoenen);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 januari 2024 te Amersfoort, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag van €850, in elk geval enig geldbedrag en/of goed, dat/die geheel of ten dele aan [horeca gelegenheid 1] en/of [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door: een machete, althans een (groot) mes te trekken en/of daarmee in de richting van die [benadeelde 1] te zwaaien en/of daarbij te zeggen: "ik wil geld, geef me een tas en geld";
2
hij op of omstreeks 26 januari 2024 te Amersfoort, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een geldbedrag (te weten 1000 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 3] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door voornoemde [benadeelde 3] een (aardappelschil)mes te tonen en te zeggen 'Geef me al je geld', terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij op of omstreeks 18 januari 2024 te Amersfoort, althans in Nederland, een zwarte iPhone 15 265Gb, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 6] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 september 2023 tot en met 3 februari 2024 te Amersfoort, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander te weten de voor- en/of achternaam en/of foto's heeft gebruikt door: een Marktplaatsaccount aan te maken met de naam van [benadeelde 7] en/of dit Marktplaatsaccount te beheren/gebruiken en/of een Gmail-account aan te maken met de naam van [benadeelde 7] en/of dit Gmail-account te beheren/gebruiken en/of een account aan te maken op Facebook met de naam van [benadeelde 7] en/of dit Facebook account te beheren/gebruiken, met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen en/of de identiteit van de ander te verhelen en/of te misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan;
5
hij op of omstreeks 27 januari 2024 te Amersfoort en/of Den Haag en/of Amsterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) anderen, een ander, genaamd [medeverdachte 1] geboren op [geboortedatum 2] 2008 met één of meer van de onder lid 1, sub 1° van artikel 273f Wetboek van Strafrecht genoemde middelen, te weten door dwang en geweld en/of door dreiging met geweld, door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie, die [medeverdachte 1] heeft geworven en/of overgebracht en/of vervoerd met het oogmerk van uitbuiting van die [medeverdachte 1] , terwijl die [medeverdachte 1] de leeftijd van achttien jaren nog niet hadden bereikt (lid 1 sub 2), en heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten, te weten: het plegen een diefstal met geweld dan wel afpersing (lid 1 sub 4), immers hebben/zijn verdachte en zijn mededader(s): [medeverdachte 1] ertoe gebracht en gedwongen om een gewapende
overval te plegen op [horeca gelegenheid 1] waarbij het de bedoeling was dat die [medeverdachte 1] het weggenomen geldbedrag vervolgens aan hem en/of zijn mededader(s) af zou geven, een machete en een bivakmuts en handschoenen en een jas en een telefoon aan [medeverdachte 1] verstrekt voor het plegen van de overval en die [medeverdachte 1] naar de locatie van de overval gebracht en een schuur aangewezen waar die [medeverdachte 1] de spullen na de overval moest achterlaten en die [medeverdachte 1] instructies gegeven over het plegen van de overval; waarbij dat geweld en/of die dreiging met geweld hebben bestaan uit: terwijl hij en zijn mededader(s) redelijkerwijs moesten vermoeden, dat [medeverdachte 1] minderjarig ( [leeftijd] oud) en gemakkelijk te beïnvloeden was, met die [medeverdachte 1] contact gelegd en tegen die [medeverdachte 1] gezegd dat hij een (fictieve) schuld had en dat hij 2000 euro moest betalen en die [medeverdachte 1] in de auto gezet en de telefoon, huissleutels, jas en airpods van die [medeverdachte 1] afgepakt en hem gedwongen om zijn wachtwoord van zijn telefoon te geven en met die [medeverdachte 1] naar Amsterdam gereden terwijl hij en zijn mededader(s) zich agressief en intimiderend hebben opgesteld en hem angst hebben ingeboezemd en die [medeverdachte 1] (meermalen) in zijn gezicht geslagen en die [medeverdachte 1] gedreigd dat er een bom (Semtex) voor zijn huis werd gelegd als hij geen 2.000 euro zou betalen door welke feiten en omstandigheden voor die [medeverdachte 1] een situatie is ontstaan waaraan hij zich niet heeft kunnen onttrekken en ten gevolge waarvan hij geen weerstand aan verdachte en zijn mededader(s) heeft kunnen bieden. Terwijl de feiten gepleegd werden door twee of meer verenigde personen en/of degene ten aanzien van wie deze feiten zijn gepleegd de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt en/of de feiten voorafgegaan, vergezeld en gevolgd zijn door geweld.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 20 juni 2024, genummerd PL0900-2024060514106416, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 1507 (onderzoek Silex). Daarnaast wordt verwezen naar een proces-verbaal van 24 oktober 2023, genummerd PL0900-2023325616, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 117 (dossier II) en een proces-verbaal van 13 januari 2024, genummerd PL0600-2023280377, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 56 (dossier III). Tenzij anders vermeld, zijn alle processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.p. 42 (dossier II).
3.p. 93 (dossier II).
4.p. 94 (dossier II).
5.p. 7 (dossier II).
6.p. 8 (dossier II).
7.p. 12 (dossier II).
8.p. 13 (dossier II).
9.p. 15 (dossier III).
10.p. 19 (dossier III).
11.p. 8 (dossier III).
12.p. 9 (dossier III).
13.p. 21 (dossier III).
14.p. 23 (dossier III).
15.p. 1031 (onderzoek Silex).
16.p. 1032 (onderzoek Silex).
17.p. 180 (onderzoek Silex).
18.p. 181 (onderzoek Silex).
19.p. 182 (onderzoek Silex).
20.p. 184 (onderzoek Silex).
21.p. 224 (onderzoek Silex).
22.p. 1470 (onderzoek Silex).
23.p. 1472 (onderzoek Silex).
24.p. 1010 (onderzoek Silex).
25.p. 987 (onderzoek Silex).
26.p. 988 (onderzoek Silex).
27.p. 908 (onderzoek Silex).
28.p. 909 (onderzoek Silex).
29.p. 1308 (onderzoek Silex).
30.p. 224 (onderzoek Silex).
31.p. 225 (onderzoek Silex).
32.p. 226 (onderzoek Silex).
33.p. 1346 (onderzoek Silex).
34.p. 1346 (onderzoek Silex).
35.p. 1347 (onderzoek Silex).
36.p. 1355 onderzoek Silex).
37.p. 1356 (onderzoek Silex).
38.p. 1357 (onderzoek Silex).
39.p. 1343 (onderzoek Silex).
40.p. 1344 (onderzoek Silex).