ECLI:NL:RBMNE:2025:2975

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 juni 2025
Publicatiedatum
23 juni 2025
Zaaknummer
UTR 25/3251, UTR 25/3261. UTR 2/3265 en UTR 25/3268
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening sluiting bedrijfspand wegens criminele activiteiten

Op 16 juni 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak waarin de burgemeester van Almere een bedrijfspand voor zes maanden heeft gesloten wegens ernstige verstoring van de openbare orde. De sluiting was gebaseerd op bestuurlijke rapportages van de politie die aangaven dat de betrokken bedrijven vanuit het pand criminele activiteiten faciliteerden, waaronder witwassen en drugshandel. Verzoeksters, bestaande uit meerdere vennootschappen en een particulier, hebben bezwaar gemaakt tegen deze sluiting en vroegen om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat de burgemeester voldoende redenen had om de sluiting noodzakelijk en evenwichtig te achten. De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang, maar dat de belangen van de burgemeester bij handhaving van de openbare orde zwaarder wogen dan de belangen van verzoeksters. De voorzieningenrechter concludeerde dat de sluiting van het bedrijfspand gerechtvaardigd was, gezien de lange periode waarin criminele activiteiten zijn gefaciliteerd en de ernst van de situatie. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een belangenafweging tussen de bescherming van de openbare orde en de bedrijfsvoering van verzoeksters.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 25/3251, UTR 25/3261, UTR 25/3265 en UTR 25/3268

uitspraak van de voorzieningenrechter van 16 juni 2025 in de zaken tussen

1. [verzoekster sub 1] B.V.en
2. [verzoekster sub 2] B.V.,gevestigd in [vestigingsplaats 1]
3. [verzoekster sub 3]en
4. [verzoekster sub 4] B.V.,gevestigd in [vestigingsplaats 2] , verzoeksters
(gemachtigde: mr. J.R.J. Gijsen),
en

de burgemeester van de gemeente Almere

(gemachtigden: mr. C.M.SA. Demetriades en mr. J. Hagelaars).

Samenvatting

1. Deze uitspraak op de verzoeken om een voorlopige voorziening zijn gericht tegen de sluiting van het bedrijfspand van verzoeksters aan [adres] in [plaats] voor de duur van zes maanden. Verzoeksters zijn het hier niet mee eens. Zij verzoeken daarom om een voorlopige voorziening en voeren daartoe een aantal gronden aan. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of zij een voorlopige voorziening zal treffen of de bezwaren een redelijke kans van slagen hebben. Dat kan een reden zijn om de bestreden besluiten te schorsen. Deze vraag beantwoordt zij aan de hand van de gronden van verzoeksters.
1.1.
De voorzieningenrechter kan daarnaast de belangen van verzoekers die pleiten vóór het treffen van een voorlopige voorziening voor de duur van de behandeling van de bodemzaak (in dit geval de bezwaarprocedure) afwegen tegen de belangen van de burgemeester die pleiten tegen het treffen daarvan.
1.2.
De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Procesverloop

2. Met de bestreden besluiten van 22 mei 2025 heeft de burgemeester besloten om het bedrijfspand en het bijbehorende erf van verzoeksters, sectie [letter] , nummers [nummer] en [nummer] , per 28 mei 2025 voor de duur van zes maanden te sluiten. Verzoeksters hebben hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen. De burgemeester heeft de feitelijke sluiting opgeschort tot de uitspraak van de voorzieningenrechter.
2.1.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 5 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigden van de burgemeester.
2.2.
De rechtbank heeft op 6 juni 2025 een beslissing genomen op het verzoek om beperkte kennisneming [1] van de burgemeester. Dezelfde dag heeft de burgemeester een aangepaste versie van de gelakte bestuurlijke rapportage van 1 april 2025 toegestuurd. Daarna heeft de voorzieningenrechter, zoals met partijen op zitting is afgesproken, het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Spoedeisend belang
3. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Deze procedure kan alleen worden gevoerd als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaarschrift. De voorzieningenrechter dient eerst te kijken of er sprake is van een spoedeisend belang, voordat zij de zaak inhoudelijk kan behandelen.
3.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat sprake is van voldoende spoedeisend belang om het verzoek te kunnen beoordelen. Hoewel verzoeksters geen financiële stukken hebben overgelegd waaruit een acute financiële noodsituatie blijkt, brengt de sluiting met zich mee dat, zoals verzoeksters hebben aangevoerd, werknemers van het autobedrijf elders werk zullen zoeken en dat de leerling-monteurs, hun opleidingsplek in het leerbedrijf van verzoeksters verliezen, omdat zij niet (direct) kunnen worden herplaatst. Hoewel de werk- en opleidingsplekken voor werknemers en leerling-monteurs op zichzelf slechts afgeleide belangen zijn en niet direct de belangen van verzoeksters betreffen, worden verzoeksters hierdoor wel geraakt in hun bedrijfsvoering. Daarbij tast de sluiting van het bedrijfspand de eigendom en de goede naam van verzoeksters aan. Daarmee is het spoedeisend belang voor het voeren van deze procedure gegeven.
Verzoek om beperkte kennisneming
4. De rechtbank heeft beslist dat de beperking van de kennisneming van de twee bestuurlijke rapportages van 1 en 25 april 2025 (deels) gerechtvaardigd is. Verzoeksters hebben de voorzieningenrechter geen toestemming gegeven om kennis te nemen van de geheimgehouden informatie. De voorzieningenrechter doet daarom uitspraak zonder kennis te hebben van de geheime informatie en ziet in dit geval geen aanleiding om daar verdere gevolgen aan te verbinden.
Wat voeren verzoeksters aan?
5. Verzoeksters voeren in het verzoekschrift en op zitting aan dat de burgemeester onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een voorzienbaar en actueel gevaar voor de openbare orde rondom het bedrijfspand. Dat klanten van verzoeksters criminele antecenten hebben en bekend staan als vuurwapengevaarlijk is daarvoor onvoldoende en is ook niet onderbouwd. Het onderzoek van de politie is niet recent en daaruit blijkt ook niet dat de criminele activiteiten zijn te relateren aan de locatie van het autobedrijf van verzoeksters. Verder blijkt ook niet of het cash geld is aangetroffen in het bedrijfspand van verzoeksters, aangezien de [verzoeksters] beschikt over meerdere bedrijfsadressen. Daarbij is het cash geld dat is aangetroffen op het huisadres van de eigenaren privégeld. Volgens verzoeksters kan uit de stukken daarom niet worden geconcludeerd dat zij hebben gefungeerd als facilitator van criminele activiteiten. Daarbij zijn verzoeksters 2, 3 en 4 niet in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen, waarmee het sluitingsbevel jegens hen in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
Wat vindt de burgemeester?
5.1.
De burgemeester heeft de sluiting gebaseerd op artikel 243a van de APV [2] . Op grond van deze bepaling kan de burgemeester een voor het publiek openstaand gebouw of een bij dat gebouw behorend erf als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet in het belang van de openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid of als er naar zijn oordeel sprake is van bijzondere omstandigheden, voor een bepaalde duur geheel of gedeeltelijk sluiten. Aan de sluiting heeft de burgemeester ten grondslag gelegd dat verzoeksters criminele activiteiten faciliteren, zoals omschreven in de bestuurlijke rapportages van de politie van 1 en 25 april 2025, waaronder witwassen en drugshandel. De burgemeester heeft de sluiting gebaseerd op de beleidsregel [3] en het daarin opgenomen stappenplan. Als er sprake is van criminele activiteiten die een ernstige verstoring van de openbare orde opleveren (categorie 1) is de sluitingsduur drie maanden. Het faciliteren van criminele activiteiten wordt gerekend tot de categorie 1 incidenten. Nu verzoeksters als eigenaar/ondernemer verwijtbaar hebben gehandeld (door - ondanks bewustwordingsgesprekken met de politie en een eerdere boete op grond van de Wwft – gedurende een langere periode criminele activiteiten te faciliteren en cash transacties niet te melden) is er volgens de burgemeester sprake van verzwarende omstandigheden en heeft hij de duur van de sluiting bepaald op zes maanden.
Het oordeel van de voorzieningenrechter
6. De voorzieningenrechter oordeelt als volgt.
6.1.
Op grond van artikel 2:43a van de APV kan de burgemeester een voor het publiek openstaand gebouw sluiten. Voor de toepassing van artikel 2:43a van de APV is niet vereist dat de openbare orde daadwerkelijk verstoord is. Ook een gevaar voor de openbare orde kan ertoe leiden dat de burgemeester bevoegd is om een bedrijfspand te sluiten. Het gevaar moet echter wel concreet voorzienbaar en actueel zijn. [4]
6.2.
Uit de evenredigheidsrechtspraak van de hoogste bestuursrechter [5] volgt dat de toetsing aan het evenredigheidsbeginsel afhankelijk is van een veelheid aan factoren en daarom van geval tot geval verschilt. Geschiktheid, noodzakelijkheid en evenwichtigheid spelen daarbij een rol.
6.3.
De burgemeester heeft bij het sluiten van een pand ruimte om een belangenafweging te maken. In deze zaak gaat het om een afweging tussen enerzijds het belang van de bescherming van de openbare orde, tegenover anderzijds het belang van verzoeksters om het bedrijfspand te kunnen gebruiken voor het autobedrijf. Daarbij is van belang dat sluiting op zich een geschikte maatregel is om bescherming van de openbare orde te bereiken. De vraag is in dit geval met name of een sluiting voor de duur van zes maanden noodzakelijk en evenwichtig is.
Is sluiting noodzakelijk?
7. De voorzieningenrechter beoordeelt aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding in hoeverre de sluiting van het bedrijfspand noodzakelijk is voor het herstel van de openbare orde.
7.1.
Uit de bestuurlijke rapportages van 1 april 2025 en 25 april 2025 blijkt dat verzoeksters vanaf 2021 criminele activiteiten faciliteren doordat zij contante betalingen aannemen en hun klanten anonimiteit biedt. Bij verzoeksters worden leaseovereenkomsten afgesloten met ‘recent opgerichte’ bedrijven met weinig vermogen, waarbij klanten zich alleen hoeven te legitimeren met een identiteitsbewijs en/of een uittreksel van de Kamer van Koophandel. Daarbij wordt niet gecontroleerd of een lessee daadwerkelijk bestuurder is van de onderneming of dat deze onderneming voldoende kapitaalkrachtig is om de leasetermijnen te kunnen voldoen. De betalingen van de leasetermijnen gebeuren contant en zonder controle naar de herkomst van het geld. Daarmee accepteren verzoeksters het risico dat dit contante geld een mogelijke criminele herkomst heeft. Verder blijkt dat de leaseauto’s op naam van verzoeksters blijft staan en niet op naam van een lessee of daadwerkelijke gebruiker wordt gezet. De (verkeers)boetes van de leaseauto’s komen daardoor terecht bij het leasebedrijf. Door deze handelswijze zijn verzoeksters behulpzaam bij het waarborgen van de anonimiteit van de bestuurder en/of de gebruiker van haar leaseauto’s. Verder blijkt uit de bestuurlijke rapportages dat klanten van verzoeksters criminele antecedenten hebben en/of dat de bestuurders die in de leaseauto’s van verzoeksters rijden, criminele antecenten hebben, waaronder vermogens- en geweldsdelicten, overtredingen van de Wet wapens en munitie en de Opiumwet. Uit de bestuurlijke rapportages blijkt ook dat in 2022 en 2024 de politie met de eigenaar van verzoeksters bewustwordingsgesprekken heeft gevoerd met een van de eigenaren van verzoeksters dat de bedrijven het risico lopen mee te werken aan witwassen en aan het faciliteren van criminaliteit door het aannemen van grote sommen contant geld zonder navraag te doen naar de herkomst daarvan. Daarin heeft de eigenaar toegezegd verbeteringen door te voeren door kredietchecks en jaarrekeningen op te vragen. Verder blijkt uit de bestuurlijke rapportage dat banken meldingen hebben gedaan over ongebruikelijke geldtransacties vastgesteld met betrekking tot verzoeksters en dat in 2021 aan verzoekster een boete van € 6.000,- op grond van de Wwft [6] is opgelegd. Uit de bestuurlijke rapportages blijkt verder dat bij de inval op 1 april 2025 bij verzoekster 1 de politie in totaal € 25.750,- aan contant geld heeft aangetroffen in de kantoorruimte van de eigenaar in het pand aan de [adres] in [plaats] , € 6.900,- aan contant geld in zijn privéwoning en nog eens € 30.000,- aan contant geld in de privéwoning van de andere eigenaar.
7.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester zich gelet op de uitgebreide informatie in de bestuurlijke rapportages op het standpunt mag stellen dat het geopend houden van het bedrijfspand een ernstig gevaar oplevert voor de openbare orde in en rondom [plaats] . Het gaat er daarbij om dat, zoals de burgemeester terecht heeft gesteld, verzoeksters vanuit het bedrijfspand een wijze van bedrijfsvoering hanteren, die het voor personen die bekend zijn in het criminele circuit gemakkelijker maakt om de leaseauto’s voor strafbare feiten te gebruiken en die deze leaseauto’s daar ook daadwerkelijk voor gebruiken. Verder is er loop naar het bedrijfspand doordat criminelen hun leaseauto’s daar laten onderhouden en repareren en contante betalingen doen, wat witwassen faciliteert. Uit de bestuurlijke rapportages blijkt ook duidelijk dat en waar de bedragen aan contant geld in het bedrijfspand zijn aangetroffen. Daarom bestaat er een duidelijk verband tussen het bedrijfspand van waaruit de huurauto’s worden geleased en de verstoring van de openbare orde. De burgemeester mocht bij zijn besluitvorming, anders dan verzoeksters op de zitting hebben betoogd, ook de informatie betrekken over de bestuurders van de auto’s. Uit de bestuurlijke rapportages blijkt dat leaseauto's van verzoeksters worden gebruikt bij het plegen van strafbare feiten en door gebruikers die nog (lange) gevangenisstraffen moeten uitzitten. Deze conclusie heeft de politie geïllustreerd aan de hand van diverse voorbeelden. De informatie uit deze voorbeelden laat een patroon zien van gebruik van de door haar verhuurde auto’s binnen het criminele circuit. Uit de analyse van het klantenbestand van verzoeksters blijkt dat veel leaseklanten in of rond [plaats] zijn gevestigd. De burgemeester heeft deze informatie bij zijn besluiten mogen betrekken en heeft zich mede daarom op het standpunt kunnen stellen dat het gevaar voor ernstige verstoring van de openbare orde verder reikt dan alleen het bedrijfspand van verzoeksters en dat die verstoring zodanig is dat sluiting van het pand noodzakelijk is.
7.3.
De burgemeester heeft dit geval een sluiting van zes maanden noodzakelijk mogen vinden, om daarmee het gevaar van verstoring van de openbare orde weg te nemen en voor de toekomst te voorkomen. Door middel van een zichtbare sluiting wordt de bekendheid van het bedrijfspand voor dergelijke activiteiten doorbroken en wordt bovendien zichtbaar voor derden dat tegen dergelijke activiteiten bestuurlijk wordt opgetreden. Daarbij heeft de burgemeester ook mochten betrekken dat volgens de politie de verwevenheid van de ondernemingen van verzoeksters met het criminele milieu van een zodanige aard en lange duur is dat niet valt te verwachten dat deze in staat zullen zijn om de relaties met het criminele milieu zelfstandig effectief te doorbreken
7.4.
Het betoog van verzoeksters op zitting dat de sluiting verder gaat dan noodzakelijk omdat ook de serviceruimte van Shell eronder valt, leidt niet tot een ander oordeel. Uit de plattegrond die bij het verzoekschrift is overgelegd, blijkt niet waar die serviceruimte zich op het perceel bevindt en wat die ruimte voor Shell betekent. De burgemeester heeft tijdens de zitting toegelicht dat hij nadrukkelijk heeft bedoeld om Shell buiten de sluiting te houden. De voorzieningen rechter is van oordeel dat, voor zover de afsluiting van de percelen problemen opleveren voor (de serviceruimte van) Shell, de burgemeester dat zo nodig in de besluiten op bezwaar kan herstellen.
Is de sluiting evenwichtig?
8. Als de burgemeester zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat sluiting van het pand noodzakelijk is, dient hij zich er vervolgens van te vergewissen dat de duur van de sluiting evenwichtig is, ook als de duur in overeenstemming is met de duur die volgt uit een beleidsregel. Bij de beoordeling van de evenwichtigheid zijn verschillende omstandigheden van belang, zoals de mate van verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon en de mogelijkheid om weer van het pand gebruik te kunnen maken. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig.
8.1.
Verzoeksters voeren in dat kader aan dat sluiting van het bedrijfspand zal leiden tot ernstige schade voor het familiebedrijf dat al 40 jaar bestaat. Medewerkers en leerlingen verliezen hun werkplek, de bedrijfsvoering komt volledig stil te liggen en er dreigt een aanzienlijk (100%) omzetverlies, terwijl de kosten doorlopen, met mogelijk een faillissement tot gevolg. Daarnaast zal de sluiting voor de toekomst een onherstelbare reputatieschade veroorzaken, niet alleen voor het autobedrijf, maar ook voor de andere vennootschappen binnen de groep en de familie. De publieke bekendmaking van de sluiting op grond van het vermeende ‘faciliteren van criminaliteit’ straalt negatief af op alle betrokkenen, terwijl de onschuldpresumptie geldt en het strafrechtelijk onderzoek nog loopt. Deze belangen van verzoeksters moeten zwaarder wegen dan de enkele, niet onderbouwde, stelling van de burgermeester dat er ‘aanloop zou zijn uit het criminele circuit’, wat een ‘ernstig en actueel gevaar’ voor de openbare orde zou opleveren
8.2.
De rechtbank is van oordeel dat de sluiting van zes maanden evenredig is. Het faciliteren van criminele activiteiten vormt een gevaar voor ernstige verstoring van de openbare orde, die volgens de beleidsregels van de burgemeester wordt aangemerkt als een categorie I incident. Daarbij heeft de burgemeester in dit geval verzwarende omstandigheden mogen aannemen, omdat de eigenaren van de ondernemingen van verzoeksters gedurende een lange periode verwijtbaar hebben gehandeld aangezien eerder aan verzoeksters een boete op grond van de Wwft is opgelegd en bewustwordingsgesprekken met de politie niet hebben geleid tot een aanpassing van de bedrijfsvoering. Verzoeksters hebben in dat kader gesteld dat zij hun bedrijfsvoering hebben verbeterd en zij hebben daartoe verwezen naar een overzicht uit hun bedrijfsadministratie [7] . Op dat overzicht staan de kentekens waarvan de overeenkomsten na de politieonderzoeken in 2021en in 2023 door verzoeksters zijn beëindigd en per wanneer. Nu het overzicht geen namen bevat, kan daaruit niet worden afgeleid welke klanten of bestuurders verzoeksters de deur hebben gewezen. Daarbij heeft de burgemeester tijdens de zitting verklaard dat volgens informatie van de politie, sommigen klanten van de op de lijst opgenomen kentekens onder een andere (bedrijfs)naam een nieuw leasecontract met verzoeksters hebben afgesloten en dat natuurlijke personen terugkomen en een andere auto meekrijgen. Hiermee hebben verzoeksters onvoldoende aannemelijk gemaakt dat van het faciliteren van criminaliteit feitelijk geen sprake meer is.
8.3.
In het tijdsverloop heeft de burgemeester geen reden hoeven zien om van de sluiting af te zien. De burgemeester heeft mogen meewegen dat het gaat om een ernstige situatie, waarbij de ernst vooral voortvloeit uit de lange periode waarin de in de bestuurlijke rapportages beschreven incidenten en gebeurtenissen hebben plaatsgevonden en uit de criminaliteit die wordt gefaciliteerd. Dat het onderzoek van de politie niet recent is, zoals verzoeksters betogen, volgt de voorzieningenrechter niet. De rapportages zijn van recente datum en ook de doorzoeking van onder meer het bedrijfspand is van recente datum. De burgemeester heeft de belangen van verzoeksters, dat sluiting van het bedrijfspand zal leiden tot schade voor medewerkers en leerlingen, tot een aanzienlijk omzetverlies met mogelijk faillissement tot gevolg en tot reputatieschade voor alle vennootschappen binnen de groep en de familie, minder zwaar mogen laten wegen. Verzoeksters hebben ook niet aannemelijk gemaakt dat de sluiting zal leiden tot een financiële noodsituatie of dat zij hun autobedrijf niet (tijdelijk) in een andere vestiging kunnen voortzetten. Daar komt bij dat verzoeksters eerder zijn gewaarschuwd en dat er verschillende gesprekken over de bedrijfsvoering met de politie zijn gevoerd, terwijl dat (nog) niet tot een zichtbare verbetering van de bedrijfsvoering heeft geleid.
Geen zienswijze
9. Dat verzoeksters 2, 3 en 4 geen zienswijze hebben kunnen indienen, maakt niet dat de sluiting tegenover hen onrechtmatig is. De burgemeester heeft de zienswijze van verzoekster 1 ook betrokken bij bestreden besluiten van de andere verzoeksters. Daarbij volgt de voorzieningenrechter de burgemeester in zijn standpunt dat er sprake is van een samenstel van bedrijven, dat deze bedrijven vanuit hetzelfde bedrijfspand in [plaats] goederen en diensten aanbiedt, dat de bedrijven in handen zijn van dezelfde eigenaren en worden bestuurd door één familie en dat de feitelijke werkzaamheden door dezelfde natuurlijke personen worden uitgevoerd. Daarmee kan niet worden gezegd dat verzoeksters in hun processuele belangen zijn benadeeld.
Belangenafweging
10. De voorzieningenrechter weegt altijd nog zelf de belangen af. Als de bezwaren geen redelijke kans van slagen hebben, is er weinig ruimte om alsnog een voorlopige voorziening te treffen en komt er meer gewicht toe aan het belang dat is gediend met de besluiten. Aan de kant van verzoeksters speelt het belang dat het strafrechtelijk onderzoek nog loopt, dat zij hun bedrijfsvoering willen kunnen voortzetten, haar werknemers en leerlingen niet willen verliezen en haar goede naam willen behouden. Zoals hiervoor is geoordeeld, vindt de voorzieningenrechter dit onvoldoende reden dat de burgemeester het bedrijfspand daarom niet zou mogen sluiten. Het belang van de burgemeester bij de handhaving van de openbare orde, waarvoor de bedrijfsvoering van verzoeksters een actueel en ernstig gevaar vormt, weegt in dit geval zwaarder. Daarom leidt de belangenafweging niet tot het treffen van een voorlopige voorziening.

Conclusie en gevolgen

11. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester, gelet alle in het besluit genoemde omstandigheden, in redelijkheid tot sluiting over kunnen gaan in het belang van de openbare orde en was hij daartoe ook bevoegd. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de bezwaren een redelijke kans van slagen hebben en het belang van sluiting weegt in dit geval zwaarder dan de belangen van verzoekster bij een voorlopige voorziening.
12. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken af. Dat betekent dat de burgemeester het bedrijfspand van verzoeksters aan de [adres] in [plaats] voor zes maanden mag sluiten. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om voorlopige voorzieningen af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Mollerus, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 16 juni 2025.
De griffier is verhinderd deze uitspraak
te ondertekenen
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Als bedoeld in artikel 8:29, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Algemene plaatselijke verordening gemeente Almere 2011 (de APV).
3.De Beleidsregel sluiting van openbare inrichtingen en voor publiek openstaande gebouwen.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling 7 mei 2025, punt 4.2 ev, ECLI:NL:RVS:2025:2063.
5.Zie onder meer uitspraken van de Afdeling van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285 en 15 januari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:110.
6.Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft).
7.Bijlage 8 bij de brief van 4 juni 2025 van verzoeksters.