In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 9 januari 2025, wordt het beroep van eiser tegen de terugvordering van een voorschot op zijn WAO-uitkering beoordeeld. Eiser ontving een voorschot van € 7.072,45 op zijn WAO-uitkering, maar het Uwv heeft vastgesteld dat hij over de periode van 1 december 2022 tot en met 31 mei 2023 te veel heeft ontvangen, namelijk € 668,82. Dit bedrag is door het Uwv teruggevorderd, wat eiser onterecht en onrechtvaardig vindt. Hij stelt dat zijn arbeidsongeschiktheidspercentage niet is gewijzigd en dat de terugvordering niet in lijn is met de wetgeving.
De rechtbank overweegt dat het Uwv terecht het bedrag heeft teruggevorderd. De beoordeling van de arbeidsongeschiktheidsklasse is gebaseerd op fictieve percentages, en de feitelijke gezondheidssituatie van eiser speelt hierbij geen rol. De rechtbank wijst erop dat de wetgever bewust heeft gekozen voor deze systematiek en dat er geen hardheidsclausule is opgenomen die het Uwv de bevoegdheid geeft om van terugvordering af te zien. Eiser heeft niet aangetoond dat er bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering rechtvaardigen.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat het Uwv terecht het bedrag van € 668,82 heeft teruggevorderd. Er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.