4.3Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 3
De verdenking is dat verdachte en de medeverdachten hebben geprobeerd om aangever te dwingen om een plofkraak te plegen. De rechtbank stelt vast dat dit alleen blijkt uit de verklaring van aangever zelf. Verdachte en medeverdachten hebben dit feit ontkend. Ook in de rest van het dossier zijn er geen bewijsmiddelen die de verklaring van aangever op dit punt kunnen ondersteunen.
De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Bewijsmiddelen
1) Op 17 februari 2024 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan bij de politie en verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik was samen met [medeverdachte 1] in [hotel] in Almere. Vandaag 17 februari 2024 werd ik door twee gasten naar de grond getrokken, daar moest ik gaan zitten en ik werd geslagen op de linkerkant van mijn hoofd. Ik kreeg een telefoon in mijn handen gedrukt en ik moest gaan praten met een jongen genaamd [A] . Ondertussen kreeg ik steeds klappen. Ik werd gefilmd. Ik mocht ook de kamer niet uit.
De jongens hebben mijn telefoon weggenomen. Ze zijn toen weggegaan met [medeverdachte 1] samen. Ik weet dat [medeverdachte 1] de deur heeft opengedaan voor deze twee jongens.
2) Op 14 februari 2025 is een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt en daarin is gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Ik, verbalisant, bekeek het filmpje en bevond het volgende.
Ik zag dat er een jongen op de grond zat met zijn onderbroek op zijn enkels. Ik zag dat het interieur overeenkwam met een [hotel] . Ik zag dat de jongen in uiterlijk overeen kwam met [slachtoffer] . Ik zag dat [slachtoffer] een telefoon in zijn hand had waarop een gezicht van een persoon te zien was. Het leek alsof ze aan het videobellen waren.
Ik zag een persoon met zijn arm een snelle beweging maken in de richting van het gezicht van [slachtoffer] . Ik zag dat het gezicht van [slachtoffer] werd geraakt. Ik zag vervolgens dat een hand een beweging maakte richting het hoofd van [slachtoffer] . Ik zag dat hij het hoofd van [slachtoffer] raakte en dat zijn hoofd door de klap richting het bed bewoog.
Ik zag dat er opnieuw een hand in beeld kwam. Ik zag dat de hand een beweging maakte richting het gezicht van [slachtoffer] . Ik zag dat het gezicht van [slachtoffer] geraakt werd ter hoogte van de wang met de vlakke hand.
3) Op 23 februari 20244 is een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt en daarin is gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Ik, verbalisant, deed onderzoek in de gesprekken op de telefoon die onder [medeverdachte 3] in beslag werd genomen. Ik zag dat er een gesprek plaatsvond via Whatsapp tussen de gebruiker van deze telefoon met nummer [telefoonnummer 1] en telefoonnummer [telefoonnummer 2] met de naam “ [B ] ”. Ik zag dat het volgende gesprek
plaatsvond: (
De rechtbank heeft in dit gesprek de naam “ [B ] afgekort naar “ [B ] ”)
Van
Datum en tijd
Inhoud
[telefoonnummer 2] [B ]
17-2-2024 14:36:39
Gewoon deur open doen
[telefoonnummer 1]
17-2-2024 14:40:31
Als t klaar is gaan ze met mee tot mn auto?
[telefoonnummer 2] [B ]
17-2-2024 14:40:39
Ja
[telefoonnummer 2] [B ]
17-2-2024 14:40:53
Zeg ik ze nu ook
[telefoonnummer 2] [B ]
17-2-2024 14:41:12
Bespreek precies wat ze voor je moeten doen
[telefoonnummer 2] [B ]
17-2-2024 14:41:1
Dus die telefoon foto’s dit dat
[telefoonnummer 2] [B ]
17-2-2024 14:47:56
Doe open in moment
[telefoonnummer 1]
17-2-2024 14:48:01
Oke
[telefoonnummer 1]
17-2-2024 14:51:26
Sla hem aub niet voor mn neus
[telefoonnummer 2] [B ]
17-2-2024 14:56:08
Sorry dat so moet
[telefoonnummer 2] [B ]
17-2-2024 14:56:13
Maar anders die foto’s gaan niet weg
[telefoonnummer 1]
17-2-2024 14:57:50
Is goed
[telefoonnummer 1]
17-2-2024 14:58:00
Aub doe hem niet teveel pijn voor mn neus
Ik, verbalisant, deed onderzoek naar de foto’s en de filmpjes van de telefoon. Uit het
whatsappgesprek tussen de gebruiker van de telefoon en “ [B ] ” bleek dat er twee video’s waren verstuurd. Deze video's, beide verstuurd op 17 februari 2024 om 15:45:52, werden door het nummer * [telefoonnummer 1] van de gebruiker van de telefoon verzonden naar * [telefoonnummer 2] “ [B ] ”. Ik zag op de video het volgende:
Ik zag een man, in een onderbroek en T-shirt liggen op de grond van een kamer. Ik zag naast de man op de grond twee personen staan. Ik zie dat de persoon met de groene broek wijst met een blanke hand. Op de opgenomen audio van de video is vervolgens te horen: “Zitten, zitten, zitten broer”.
Ik, verbalisant, bekeek de tweede video uit het whatsapp gesprek.
Ik zag dat de man met de grijskleurige broek en zwarte schoenen een telefoon vast hield met zijn rechterhand. Ik zag dat er op die telefoon ogenschijnlijk een video wordt gemaakt van de jongen zittend in de stoel. Ik zag dat de jongen in de stoel in zijn handen een voorwerp vast hield. Aan de vorm hoe hij dit vasthield leek het mij op een mobiele telefoon waarop hij handelingen aan het uitvoeren was. Ik hoorde tijdens de video op de achtergrond uit een ander mobiel device een andere stem van een man. Ik hoorde het volgende gesprek:
NN man: Ben je er of niet?
Man op de stoel: Ja
NN man: Jij hebt geld van mij gestolen toch?
Man op de stoel: Ja
Ik stelde vast dat deze twee video’s, verzonden door de gebruiker van de telefoon van
[medeverdachte 3] , gemaakt waren tijdens het incident en dat de jongen op de stoel de aangever [slachtoffer] is en dat de twee mannen de verdachten zijn.
4) Verdachte heeft ter terechtzitting op 28 mei 2025 het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik was samen met medeverdachte [medeverdachte 2] . Hij had contact gehad met [C ] en wij hadden als opdracht om medeverdachte [medeverdachte 3] op te halen en ervoor te zorgen dat de naaktbeelden van [medeverdachte 3] op de telefoon van aangever verwijderd zouden worden.
Ik heb aangever op de grond geduwd en hem een klap met mijn vlakke hand gegeven. Er zijn foto’s gemaakt door [medeverdachte 3] . Aangever heeft een telefoon in zijn handen gekregen, omdat [C ] met hem wilde praten.
Ik heb de telefoon van aangever meegenomen om de foto’s van [medeverdachte 3] te verwijderen. [medeverdachte 3] had mij gevraagd dat te doen. De telefoon heb ik later weggegooid.
5) Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft als getuige tijdens het onderzoek ter terechtzitting op
28 mei 2025 het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
[C ] staat in mijn telefoon als “ [C ] ” en als “ [B ] ”. Later hoorde ik dat hij “ [D] ” heet.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Wat is er gebeurd?
Aangever bevond zich op 17 februari 2024 samen met medeverdachte [medeverdachte 3] in een hotelkamer in Almere. Rond 14:48 uur ligt aangever nog in bed en doet [medeverdachte 3] de deur open voor verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] . Aangever wordt meermalen in zijn gezicht geslagen. Hij wordt op – in elk geval – twee momenten gefilmd; eenmaal in zijn ondergoed en eenmaal naakt. Ook heeft hij een telefoon in zijn handen gekregen omdat “ [B ] ” met hem wilde spreken.
Aangever heeft dat telefoongesprek moeten voeren. Verdachte en de medeverdachten zijn rond 15.30 uur vertrokken uit de hotelkamer en hebben aangever dus ongeveer 40 minuten in zijn hotelkamer gehouden. Aangever kon, gelet op het feit dat verdachte en de medeverdachten met zijn drieën waren, er geweld werd toegepast en hij gedwongen werd een telefoongesprek te voeren dat werd gefilmd, de kamer niet verlaten.
Welke goederen zijn weggenomen?
Van aangever is een telefoon (iPhone 14) weggenomen door verdachten.
Ook is van aangever een geldbedrag en een identiteitsbewijs weggenomen. Dat blijkt uit de aangifte en een chatbericht tussen medeverdachte [medeverdachte 3] en [B ] . De rechtbank kan echter niet vaststellen dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] van het wegnemen van deze goederen op de hoogte waren. Het betreft immers een chatbericht tussen [medeverdachte 3] en “ [B ] ” en hieruit blijkt niet dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] hiertoe ook de opdracht hebben gekregen of hier wetenschap van hadden. Verdachte heeft ook ontkend dat hij geld moest wegnemen. Dat er op de hotelkamer door aangever in het telefoongesprek dat hij had met “ [B ] ” is gesproken over geld dat aangever zou hebben gestolen, is onvoldoende om die wetenschap wel aan te nemen. Van dit deel in de tenlastelegging zal verdachte dus worden vrijgesproken.
Voor het wegnemen van de overige in de tenlastelegging genoemde goederen ziet de rechtbank eveneens onvoldoende bewijs. Alleen aangever heeft hierover verklaard, het wordt ontkend door de verdachten en het dossier bevat geen stukken die de aangifte op dat punt kunnen ondersteunen. Verdachte zal van dit deel van de tenlastelegging onder feit 1 worden vrijgesproken.
Welke (gewelds)handelingen zijn verricht?
Dat gebruik is gemaakt van een mes, kan niet worden bewezen, zodat verdachte daarvan partieel wordt vrijgesproken. Hoewel een verbalisant heeft opgeschreven dat hij heeft gezien dat één van de verdachten een glinsterend voorwerp in zijn handen heeft, is dit naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om vast te stellen dat het daarbij gaat om een mes.
Evenmin vindt de rechtbank wettig en overtuigend te bewijzen dat aangever gedwongen is zich uit te kleden. Verdachte en [medeverdachte 2] hebben op zitting verklaard dat aangever naakt in bed lag toen zij binnenkwamen en dat zij hem hebben gezegd dat hij zich moest aankleden. Het dossier bevat processen-verbaal waaruit blijkt dat er zowel een video van aangever is waarin hij ondergoed aanheeft en een video waarin aangever (vrijwel) helemaal naakt is. De rechtbank kan echter niet vaststellen in welke volgorde deze video’s zijn gemaakt. Of aangever zich heeft moeten
uitkleden, zoals hij zelf zegt, of dat aangever zich juist heeft moeten
aankleden, blijkt niet uit het dossier. Verdachte zal dan ook van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Diefstal met geweld
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen causaal verband is tussen het slaan van aangever en de diefstal van de telefoon, zodat diefstal met geweld niet bewezen kan worden.
De rechtbank is van oordeel dat bewezen kan worden dat aangever door verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] is geslagen. Dit blijkt uit de camerabeelden, de omschrijving hiervan, maar ook uit de verklaringen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] op zitting. Uit deze beelden blijkt niet dat aangever op die momenten geslagen is in reactie op iets wat hij doet. Te zien is dat aangever (vrijwel) naakt op de grond zit, terwijl hij aan het beeldbellen is. Op dat moment krijgt hij tot drie keer toe een klap in zijn gezicht.
Het doel van de komst van verdachten was om ervoor te zorgen dat de mediabestanden van [medeverdachte 3] van de telefoon van aangever verwijderd zouden worden. Omdat verdachten hiervoor voldoende tijd nodig hadden en de tijd die op de hotelkamer is doorgebracht daarvoor kennelijk niet voldoende was, was het van belang dat de telefoon meegenomen zou worden. Verdachten hebben er niet vanuit kunnen gaan dat aangever zonder slag of stoot de telefoon mee zou geven. De rechtbank is daarom van oordeel dat het toegepaste geweld (mede) is gebruikt om de diefstal gemakkelijk te maken.
Feit 2
De raadsman heeft aangevoerd dat onvoldoende blijkt dat verdachte of [medeverdachte 2] gefilmd heeft. Op de telefoon van [medeverdachte 2] is niets aangetroffen. Ook is onvoldoende vast komen te staan dat aangever onder dwang een telefoongesprek heeft moeten voeren. Dat het uitdelen van klappen onder dwang valt, kan de raadsman niet goed plaatsen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit het dossier blijkt dat er in elk geval twee filmpjes van aangever zijn gemaakt. De enige personen die in de hotelkamer aanwezig waren, waren aangever en de drie verdachten. Tussen de verdachten was sprake van een bewuste en nauwe samenwerking. Van tevoren was afgesproken dat medeverdachte [medeverdachte 3] de deur zou openen voor verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] en dat zij haar zouden helpen bij het laten verwijderen van de videobestanden op de telefoon van aangever. [medeverdachte 3] heeft, blijkens haar eigen verklaring aangever gefilmd en vastgesteld kan worden dat verdachte en [medeverdachte 2] daarbij aanwezig zijn geweest, dit moeten hebben gezien, zich niet hebben gedistantieerd en [medeverdachte 3] ook niet hebben aangesproken. Het filmen van aangever kan daarom aan alle verdachten worden toegerekend.
Op de filmpjes is te zien dat aangever aan het videobellen is. Volgens verdachte wilde [C ] met aangever praten. Er is sprake geweest van dwang hierbij, omdat aangever de telefoon in zijn handen kreeg terwijl er drie personen bij hem in de hotelkamer waren. Aangever had geen andere keus dan het gesprek aan te gaan. Tijdens dit gesprek werd aangever ook meerdere malen geslagen. Dit slaan heeft hij moeten dulden, omdat hij alleen stond tegenover drie personen en werd gefilmd.
Conclusie
Verdachte heeft samen met anderen door gebruik te maken van geweld en bedreiging met geweld een telefoon gestolen van aangever en hem gedwongen om een telefoongesprek te voeren. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen zijn.