In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 28 mei 2025 een eindvonnis uitgesproken na een tussenvonnis van 12 maart 2025. De zaak betreft een geschil tussen [handelsnaam], eiseres in conventie en verweerster in reconventie, en de gezamenlijke erfgenamen van [overledene], gedaagde in conventie en eiser in reconventie. De gezamenlijke erfgenamen waren opgedragen bewijs te leveren van de omvang van de geleden schade, maar zijn hierin niet geslaagd. De kantonrechter oordeelt dat de gezamenlijke erfgenamen de facturen van € 9.692,55 aan [handelsnaam] moeten betalen, evenals de wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De gezamenlijke erfgenamen vorderden een verklaring voor recht dat [handelsnaam] schadeplichtig is, maar deze vordering wordt afgewezen omdat het bestaan en de omvang van de schade niet is bewezen. De gezamenlijke erfgenamen worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De kantonrechter benadrukt dat de gezamenlijke erfgenamen hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de proceskosten, en dat de wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.