ECLI:NL:RBMNE:2025:2907

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 juni 2025
Publicatiedatum
18 juni 2025
Zaaknummer
16/165101-24 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor betrokkenheid bij een overval met een mes en veroordeling voor wapenbezit en drugsbezit

Op 18 juni 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een overval met een mes. De verdachte werd vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten van poging tot moord en diefstal met geweld, omdat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij deze feiten had gepleegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte slechts had geholpen door medeverdachten naar de plaats delict te vervoeren, maar dat er geen bewijs was dat hij op de hoogte was van de plannen om de overval te plegen.

De verdachte werd echter wel veroordeeld voor het voorhanden hebben van een gaspistool, knalpatronen, een boksbeugel, een nepwapen, 38,2 gram hasjiesj en een jammer. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 58 dagen, met aftrek van het voorarrest. De officier van justitie had een hogere straf geëist, maar de rechtbank vond de opgelegde straf passend gezien de omstandigheden van de zaak.

Daarnaast werden twee benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat de verdachte was vrijgesproken van de feiten die aan de vorderingen ten grondslag lagen. De rechtbank compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij haar eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/165101-24 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 18 juni 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1984] in [geboorteplaats] ,
adres: [adres] , [postcode] in [woonplaats] ,
hierna: de verdachte.

1.ZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 21 mei 2025. Het onderzoek is op 18 juni 2025 gesloten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.L. Rinsma en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. J.J.J.L. Maalsté, advocaat in Utrecht, naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft ook kennisgenomen van wat mr. R.A. Korver namens de benadeelde partij, [slachtoffer] , naar voren heeft gebracht. Namens [slachtoffer] heeft mr. R.A. Korver gebruik gemaakt van het spreekrecht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er in het kort op neer dat de verdachte:
Feit 1
Primair
Op 29 maart 2024 in [plaats 1] , samen met anderen, heeft geprobeerd om [slachtoffer] te vermoorden door hem meermalen met een mes in zijn rug, schouder, borstkas en/of arm te steken en tegen zijn hoofd te schoppen;
Subsidiairis dit tenlastegelegd als medeplichtigheid aan moord door de mededaders met een auto naar de omgeving van de plaats delict te brengen en daar op te wachten;
Meer subsidiairis dit tenlastegelegd als het medeplegen van poging tot gekwalificeerde doodslag (waarbij de poging doodslag was bedoeld om een diefstal met geweld gemakkelijk te maken);
Meer subsidiairis dit tenlastegelegd als medeplichtigheid aan het medeplegen van poging tot gekwalificeerde doodslag;
Meer subsidiairis dit tenlastegelegd als het medeplegen van zware mishandeling;
Meest subsidiairis dit tenlastegelegd als medeplichtigheid aan het medeplegen van zware mishandeling;
Feit 2
Primair
Op 29 maart 2024 in [plaats 1] , samen met anderen, met geweld tassen, een horloge (Rolex), 11.250 euro, een paspoort, een spijkerbroek met riem en een Rabobank reader van [slachtoffer] heeft gestolen;
Subsidiairis dit tenlastegelegd als medeplichtigheid aan diefstal met geweld;
Feit 3
Op 22 oktober 2024 in [plaats 2] een gaspistool en drie scherpe knalpatronen voorhanden heeft gehad;
Feit 4
Op 22 oktober 2024 in [plaats 2] een boksbeugel en een nepwapen voorhanden heeft gehad;
Feit 5
Op 22 oktober 2024 in [plaats 2] 382 gram hasjiesj aanwezig heeft gehad;
Feit 6
Op 22 oktober 2024 in [plaats 2] een radiozendapparaat (‘jammer’) aanwezig heeft gehad, terwijl hij daarvoor geen vergunning had.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Dat betekent dat er geen formele belemmeringen zijn om een inhoudelijk oordeel over de zaak te geven.

4.HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder feit 3 tot en met feit 6 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. De officier van justitie heeft daarbij ten aanzien van feit 5 opgemerkt dat sprake is van het aanwezig hebben van 38,2 gram hasjiesj, in plaats van de tenlastegelegde 382 gram.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde. Ten aanzien van de feiten 3 tot en met 6 heeft hij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met de opmerking dat onder feit 5 sprake is van 38,2 gram hasjiesj, zoals ook door de officier van justitie is aangevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1 en feit 2
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte de onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan. De rechtbank spreekt de verdachte hiervan vrij en overweegt daartoe als volgt.
Uit het dossier en wat besproken is op de zitting volgt dat de verdachte op 28 maart 2024 de twee medeverdachten van en naar de plaats delict heeft vervoerd en op 29 maart 2024 tenminste een van hen daar weer naartoe heeft gebracht. Van enige verdere betrokkenheid van de verdachte bij de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten is niet gebleken. Er zijn geen concrete aanwijzingen dat hij wist dat deze feiten zouden worden gepleegd. Hij ontkent dat zelf en ook de medeverdachte geeft aan dat de verdachte van niets wist. De enkele vaststelling dat hij er rekening mee gehouden moet hebben dat een misdrijf gepleegd kon worden, bijvoorbeeld omdat hij wist van het criminele verleden van de medeverdachte, is onvoldoende om te komen tot een bewezenverklaring voor de ten laste gelegde feiten.
Bewijsmiddelen feit 3 tot en met feit 6 [1]
Deze feiten zijn door de verdachte begaan. De verdachte heeft de feiten bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van de verdachte op de zitting van 21 mei 2025;
  • een proces-verbaal van het aantreffen van de ten laste gelegde goederen in de woning van de verdachte, doorgenummerde pagina 103 e.v.;
  • een proces-verbaal van categorisering van het gaspistool en de munitie, pagina 1433 e.v.;
  • een proces-verbaal van categorisering van de boksbeugel en het nagebootst gasdrukwapen, pagina 1033 e.v.;
  • een proces-verbaal van bevindingen van de aangetroffen drugs, pagina 1039 e.v.;
  • een geschrift, namelijk een rapport van technisch onderzoek, pagina 1045 e.v.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.

5.DE BEWEZENVERKLARING

De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte:
Feit 3
op 22 oktober 2024 te [plaats 2] ,
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie,
te weten een gaspistool van het merk Zoraki, model 917, kaliber 9mm P.A.K.,
zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool
en
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
drie scherpe knalpatronen, merk Umarex, van het kaliber 9mm P.A.K.,
voorhanden heeft gehad;
Feit 4
op 22 oktober 2024 te [plaats 2]
- een wapen van categorie 1, onder 3° van de Wet wapens en munitie, te weten een boksbeugel, en
- een wapen van categorie 1, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten
een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige
bedreiging van personen kon vormen en dat zodanig op een wapen geleek dat het voor
bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een nagebootst gasdrukwapen van het
merk Umarex
voorhanden heeft gehad;
Feit 5
op 22 oktober 2024 te [plaats 2]
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
38,2 gram hasjiesj,
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
Feit 6
op 22 oktober 2024 te [plaats 2]
opzettelijk een radiozendapparaat geheel of gedeeltelijk aangelegd aanwezig heeft gehad,
terwijl hem voor het gebruik van frequentieruimte geen vergunning was verleend.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 3
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
Feit 4
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
Feit 5
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 6
overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 10.15 van de Telecommunicatiewet, opzettelijk begaan.

7.STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 108 dagen, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat een gevangenisstraf van één maand en een geldboete van € 1.500,- passend is.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte, zoals op de zitting is gebleken.
De aard en ernst van het feit
De verdachte heeft wapens en munitie voorhanden gehad, namelijk een gaspistool met patronen, een nepwapen en een boksbeugel. Hij heeft daarmee een onaanvaardbaar risico genomen voor de veiligheid van personen. Het ongecontroleerde bezit en het gebruik van deze wapens brengen gevoelens van onveiligheid in de samenleving met zich mee. Daarnaast heeft de verdachte hasjiesj en een zogenaamde ‘jammer’ aanwezig gehad. De drugs zijn een gevaar voor de gezondheid van de gebruikers daarvan en het gebruik hiervan gaat veelal gepaard met verschillende vormen van criminaliteit, overlast en illegale geldstromen. De jammer was bestemd om frequenties te verstoren. Dat verstoren kan tot gevaarlijke situaties leiden. Ook is algemeen bekend dat dergelijke jammers vaak gebruikt worden bij criminele activiteiten. De rechtbank rekent de verdachte deze feiten aan.
De persoon van de verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad van de verdachte van 7 april 2025. Hieruit blijkt dat de verdachte meer dan vijf jaar geleden is veroordeeld voor overtreding van de Wet wapens en munitie. De rechtbank weegt dit niet in het voordeel of nadeel van de verdachte mee.
De oplegging van de straf
De rechtbank neemt bij het bepalen van de straf de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt. De rechtbank acht de daar genoemde hoogte van de straffen in deze zaak passend. Op het voorhanden hebben van een gaspistool staat volgens de LOVS-oriëntatiepunten een gevangenisstraf van één maand. Op het hebben van knalpatronen, een boksbeugel, een nepwapen en hasjiesj staan volgens de LOVS-oriëntatiepunten geldboetes. Voor overtreding van artikel 10.15 van de Telecommunicatiewet bestaat geen oriëntatiepunt, maar de rechtbank vindt de door de raadsman genoemde boete van 300 euro passend. De rechtbank rekent de geldboetes om naar een gevangenisstraf, omdat de verdachte in voorarrest heeft gezeten. Daarvoor gebruikt de rechtbank de maatstaf dat 50 euro geldboete staat voor 1 dag gevangenisstraf.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 58 dagen, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is. Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie.

9.BENADEELDE PARTIJEN

9.1
Benadeelde partij [slachtoffer]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 157.298,-. Dit bedrag bestaat uit € 107.298,- materiële schade en € 50.000,- immateriële schade, ten gevolge van de aan de verdachte onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde feiten. Daarnaast vordert hij proceskosten voor een bedrag van € 17.203,-.
De raadsman en de officier van justitie hebben verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op de bepleitte vrijspraak voor deze feiten.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering, omdat de verdachte van de onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde feiten zal worden vrijgesproken. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zullen de kosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.
9.2
Benadeelde partij [A]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 19.500,-. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan de verdachte onder feit 2 ten laste gelegde feit.
De raadsman en de officier van justitie hebben verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op de bepleitte vrijspraak voor dit feit.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij [A] niet-ontvankelijk in de vordering, nu de verdachte van het onder feit 2 ten laste gelegde feit zal worden vrijgesproken. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zullen de kosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 57 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie;
  • 3 en 11 van de Opiumwet;
  • 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
  • 10.15 van de Telecommunicatiewet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak feit 1 en feit 2
- verklaart het onder
feit 1 en feit 2ten laste gelegde niet bewezen en
spreekt de verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 3, feit 4, feit 5 en feit 6 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 3, feit 4, feit 5 en feit 6 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart de verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt de verdachte tot
een gevangenisstraf van 58 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf
in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij [slachtoffer] (feit 1 en feit 2)
  • verklaart [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en de verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
Benadeelde partij [A] (feit 2)
  • verklaart [A] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en de verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.P.J. Janssens, voorzitter, mr. S. Ourahma en mr. S.E. van den Brink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Caruso, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 juni 2025.
Mr. S. Ourahma is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 maart 2024 te [plaats 1] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer]
opzettelijk en
met voorbedachten rade
van het leven te beroven
- meermalen met een mes in de rug en/of schouder en/of borstkas en/of arm, althans het
lichaam, van die [slachtoffer] heeft gestoken/gesneden, en/of
- tegen het hoofd, althans lichaam, van die [slachtoffer] heeft geschopt/geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 289 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub
1. Wetboek van Strafrecht )
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer onbekend gebleven
mededader(s) op of omstreeks 29 maart 2024 te [plaats 1] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer onbekend
gebleven mededader(s) voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer]
opzettelijk en
met voorbedachten rade
van het leven te beroven
- meermalen met een mes in de rug en/of schouder en/of borstkas en/of arm, althans het
lichaam, van die [slachtoffer] heeft gestoken/gesneden en/of
- tegen het hoofd, althans lichaam, van die [slachtoffer] heeft geschopt/geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 29 maart 2024 te
[plaats 1] , althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer onbekend gebleven mededader(s)
met een voertuig naar de (nabije) omgeving van de plaats delict te vervoeren en/of
- die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer onbekend gebleven mededader(s)
tijdens de uitvoering van het delict met een voertuig op te wachten in de (nabije) omgeving
van de plaats delict, en/of
- die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer onbekend gebleven mededader(s)
met een voertuig van de (nabije) omgeving van de plaats delict te vervoeren;
(art 289 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub
1. Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2
Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 maart 2024 te [plaats 1] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om
[slachtoffer]
opzettelijk
van het leven te beroven
- meermalen met een mes in de rug en/of schouder en/of borstkas en/of arm, althans het
lichaam, van die [slachtoffer] heeft gestoken/gesneden, en/of
- tegen het hoofd, althans lichaam, van die [slachtoffer] heeft geschopt/geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke poging doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig
strafbaar feit, te weten diefstal met geweld in vereniging,
en welke poging doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat
feit voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan
zichzelf en/of aan andere deelnemers aan dat feit straffeloosheid en/of het bezit van het
wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
(art 288 Wetboek van Strafrecht, art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek
van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer onbekend gebleven
mededader(s) op of omstreeks 29 maart 2024 te [plaats 1] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer]
opzettelijk
van het leven te beroven
- meermalen met een mes in de rug en/of schouder en/of borstkas en/of arm, althans het
lichaam, van die [slachtoffer] heeft gestoken/gesneden, en/of
- tegen het hoofd, althans lichaam, van die [slachtoffer] heeft geschopt/geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke poging doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig
strafbaar feit, te weten diefstal met geweld in vereniging,
en welke poging doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat
feit voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan
zichzelf en/of aan andere deelnemers aan dat feit straffeloosheid en/of het bezit van het
wederrechtelijk verkregene te verzekeren,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 29 maart 2024 te
[plaats 1] , althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer onbekend gebleven mededader(s)
met een voertuig naar de (nabije) omgeving van de plaats delict te vervoeren en/of
- die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer onbekend gebleven mededader(s)
tijdens de uitvoering van het delict met een voertuig op te wachten in de (nabije) omgeving
van de plaats delict, en/of
- die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer onbekend gebleven mededader(s)
met een voertuig van de (nabije) omgeving van de plaats delict te vervoeren;
(art 288 Wetboek van Strafrecht, art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek
van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 1 Wetboek
van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 maart 2024 te [plaats 1] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
aan ]. [slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten een dubbele klaplong en/of zenuw- en/of spierletsel in de
arm en/of snij/steekwonden, heeft toegebracht, door
- meermalen met een mes in de rug en/of schouder en/of borstkas en/of arm, althans het
lichaam, van die [slachtoffer] te steken/snijden, en/of
- tegen het hoofd, althans lichaam, van die [slachtoffer] te schoppen/slaan;
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
meest subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer onbekend gebleven
mededader(s) op of omstreeks 29 maart 2024 te [plaats 1] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
aan [slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten een dubbele klaplong en/of zenuw- en/of spierletsel in de
arm en/of snij/steekwonden, heeft toegebracht, door
- meermalen met een mes in de rug en/of schouder en/of borstkas en/of arm, althans het
lichaam, van die [slachtoffer] te steken/snijden, en/of
- tegen het hoofd, althans lichaam, van die [slachtoffer] te schoppen/slaan
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 29 maart 2024 te
[plaats 1] , althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer onbekend gebleven mededader(s)
met een voertuig naar de (nabije) omgeving van de plaats delict te vervoeren en/of
- die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer onbekend gebleven mededader(s)
tijdens de uitvoering van het delict met een voertuig op te wachten in de (nabije) omgeving
van de plaats delict, en/of
- die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer onbekend gebleven mededader(s)
met een voertuig van de (nabije) omgeving van de plaats delict te vervoeren;
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art
48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 29 maart 2024 te [plaats 1] , althans in Nederland,
op de openbare weg,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een of meerdere tassen en/of
- een horloge (van het merk Rolex) en/of
- een geldbedrag (van 11.250 euro) en/of
- een paspoort en/of
- een spijkerbroek met riem (van het merk Levis) en/of
- een Rabobank reader,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een
ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n),
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl
deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of
gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere
deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,
door
- meermalen met een mes in de rug en/of schouder en/of borstkas en/of arm, althans het
lichaam, van die [slachtoffer] te steken/snijden en/of
- een of meerdere messen te tonen, en/of daarbij te roepen steek hem, steek hem’ en/of
- tegen het hoofd, althans lichaam, van die [slachtoffer] te schoppen/slaan,
welk feit zwaar lichamelijk letsel bij die [slachtoffer] , te weten een dubbele klaplong en/of
zenuw- en/of spierletsel in de arm en/of snij/steekwonden, ten gevolge heeft gehad;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 312
lid 2 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht)
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer onbekend gebleven
mededader(s) op of omstreeks 29 maart 2024 te [plaats 1] , althans in Nederland,
op de openbare weg,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een of meerdere tassen en/of
- een horloge (van het merk Rolex) en/of
- een geldbedrag (van 11.250 euro) en/of
- een paspoort en/of
- een spijkerbroek met riem (van het merk Levi’s) en/of
- een Rabobank reader,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een
ander dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of zijn/hun mededader(s) en verdachte
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe teeigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan
zichzelf en/of andere deelnemers aan dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij
het bezit van het gestolene te verzekeren door
- meermalen met een mes in de rug en/of schouder en/of borstkas en/of arm, althans het
lichaam, van die [slachtoffer] te steken/snijden en/of
- een of meerdere messen te tonen, en/of daarbij te roepen “steek hem, steek hem” en/of
- tegen het hoofd, althans lichaam, van die [slachtoffer] te schoppen/slaan,
welk feit zwaar lichamelijk letsel bij die [slachtoffer] , te weten een dubbele klaplong en/of
zenuw- en/of spierletsel in de arm en/of snij/steekwonden, ten gevolge heeft gehad,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 29 maart 2024 te
[plaats 1] , althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer onbekend gebleven mededader(s)
met een voertuig naar de (nabije) omgeving van de plaats delict te vervoeren en/of
- die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer onbekend gebleven mededader(s)
tijdens de uitvoering van het delict met een voertuig op te wachten in de (nabije) omgeving
van de plaats delict, en/of
- die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer onbekend gebleven mededader(s)
met een voertuig van de (nabije) omgeving van de plaats delict te vervoeren;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 312
lid 2 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
3
hij op of omstreeks 22 oktober 2024 te [plaats 2] , gemeente Utrechtse Heuvelrug, althans
in Nederland,
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een gaspistool, van het merk Zoraki, model 917, kaliber 9mm PAK.,
zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool
en/of
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
drie scherpe knalpatronen, merk Umarex, van het kaliber 9mm P.A.KnalI,
voorhanden heeft gehad
(art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)
4
hij op of omstreeks 22 oktober 2024 te [plaats 2] , gemeente Utrechtse Heuvelrug, althans
in Nederland,
- een wapen van categorie 1, onder 3° van de Wet wapens en munitie, te weten
een boksbeugel, en/of
- een wapen van categorie 1, onder 7
°van de Wet wapens en munitie, te weten
een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige
bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor
bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een nagebootst gasdrukwapen van het
merk Umarex
voorhanden heeft gehad;
(art 13 lid 1 Wet wapens en munitie)
5
hij op of omstreeks 22 oktober 2024 te [plaats 2] , gemeente Utrechtse Heuvelrug, althans
in Nederland,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 382 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van
een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen
van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj),
zijnde hasjiesj,
een middel als bedoeld in de bi] de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
(art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond C Opiumwet)
6
hij op of omstreeks 22 oktober 2024 te [plaats 2] , gemeente Utrechtse Heuvelrug, althans
in Nederland,
opzettelijk een radiozendapparaat geheel of gedeeltelijk aangelegd aanwezig heeft gehad,
terwijl hem voor het gebruik van frequentieruimte geen vergunning was verleend;
(art 10.15 lid 1 Telecommunicatiewet)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 22 november 2024, dossiernummers 2024112870 H, 2024112870 K, 2024112870 L en 2024112870 M, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 1 tot en met 1509. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.