ECLI:NL:RBMNE:2025:2906

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 juni 2025
Publicatiedatum
18 juni 2025
Zaaknummer
C/16/584364 / HA ZA 24-572 en C/16/592758 / HA ZA 25-236
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van het besluit tot opzegging van het lidmaatschap van de Koninklijke Nederlandse Biljart Bond

In deze zaak vordert eiser, een lid van de Koninklijke Nederlandse Biljart Bond (KNBB), de vernietiging van het besluit van de KNBB om zijn lidmaatschap per direct op te zeggen. De rechtbank Midden-Nederland heeft op 18 juni 2025 uitspraak gedaan in deze civiele procedure. Eiser stelt dat de opzegging in strijd is met de redelijkheid en billijkheid en dat het besluit niet op de juiste manier tot stand is gekomen. De rechtbank heeft de vorderingen van eiser op inhoudelijke gronden afgewezen. De KNBB heeft het lidmaatschap van eiser beëindigd vanwege meldingen van ongepast gedrag, waaronder bedreigingen en ongepaste opmerkingen tijdens biljarttoernooien. Eiser heeft de opzegging betwist, maar de rechtbank oordeelt dat de KNBB voldoende redenen had om tot deze beslissing te komen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet de juiste wederpartij had gedagvaard in een eerdere procedure, wat heeft geleid tot afwijzing van zijn vorderingen. De rechtbank concludeert dat de KNBB op basis van de beschikbare informatie in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen en dat de procedurele tekortkomingen niet leiden tot vernietiging van het besluit. Eiser wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten in beide zaken.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummers: C/16/584364 / HA ZA 24-572 en C/16/592758 / HA ZA 25-236
Vonnis van 18 juni 2025
in de zaak van
[eisende partij],
wonend in [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eisende partij] ,
advocaat: mr. M.R. Dill,
tegen
KNBB vereniging [naam],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [naam] ,
advocaat: mr. V.L.M.J. Boitelle.
en in de zaak van
[eisende partij],
wonend in [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eisende partij] ,
advocaat: mr. M.R. Dill,
tegen
de Koninklijke Nederlandse Biljart Bond,
gevestigd te Nieuwegein,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de KNBB,
advocaat: mr. V.L.M.J. Boitelle.

1.De procedures

1.1.
Het verloop van de procedure tegen [naam] blijkt uit:
- het incidenteel vonnis van 13 november 2024
- de conclusie van antwoord met producties
- de mondelinge behandeling van 2 mei 2025, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
Het verloop van de procedure tegen de KNBB blijkt uit:
- het verwijzingsvonnis van 30 april 2025
- de conclusie van antwoord met producties
- de mondelinge behandeling van 2 mei 2025, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn de zaken gevoegd.
1.4.
Ten slotte is bepaald dat in beide procedures samen een vonnis zal worden uitgesproken.

2.De kern van het geschil

2.1.
De KNBB heeft het lidmaatschap van [eisende partij] opgezegd. Deze vordert vernietiging van dit besluit tot opzegging. Volgens hem is het besluit in strijd met de redelijkheid en billijkheid en niet op de juiste manier tot stand gekomen.
[eisende partij] bracht de dagvaarding eerst uit tegen [naam] . Dat is niet de juiste wederpartij, waardoor de rechtbank de vorderingen afwijst. Vervolgens bracht [eisende partij] een nieuwe dagvaarding uit tegen de KNBB, dat is wel de juiste wederpartij. De rechtbank wijst de vorderingen tegen de KNBB op inhoudelijke gronden af.

3.De beoordeling in beide zaken

De beoordeling in het geschil tegen [naam]
3.1.
In eerste instantie heeft [eisende partij] gedagvaard. Partijen zijn het erover eens dat dat de verkeerde partij is geweest. [naam] is een andere vereniging dan de KNBB, waartegen deze procedure moet worden gevoerd. Dat hij de verkeerde vereniging dagvaardde moet voor rekening komen van [eisende partij] . De fout die aan de kant van [eisende partij] is gemaakt, is niet te wijten aan de KNBB, zoals [eisende partij] heeft aangevoerd. Door de organisatiestructuur van de KNBB zijn er nu eenmaal verschillende verenigingen met ‘KNBB’ als onderdeel in de naam. Bovenaan de brief over de opzegging van het lidmaatschap van [eisende partij] staat duidelijk dat deze brief van de KNBB zelf komt. Dat het besluit, waarvan [eisende partij] vernietiging vordert, is genomen door de KNBB was daarom helder. Van een opgetrokken rookgordijn en handelen in strijd met de goede procesorde, zoals [eisende partij] aanvoert, is geen sprake. [eisende partij] moet daarom de proceskosten van deze procedure betalen.
De beoordeling in het geschil tegen de KNBB
Waar gaat het over?
3.2.
Het bestuur van de KNBB heeft op 4 december 2023 het lidmaatschap van [eisende partij] bij de KNBB per direct beëindigd. Daardoor kan [eisende partij] niet meer deelnemen aan biljartcompetities die in het hele land onder verantwoordelijkheid van de KNBB worden gehouden. In de brief waarin KNBB dit besluit mededeelde aan [eisende partij] staat dat dit besluit voortkomt uit de vaststelling dat [eisende partij] , ondanks een eerdere berisping omtrent ongepast gedrag door het Instituut Sportrechtspraak (hierna: ISR), nog steeds gedrag vertoont dat niet passend is binnen de vereniging. Deze vaststelling is gedaan op grond van meldingen die bij de KNBB zijn binnengekomen. In de brief zet de KNBB vervolgens drie incidenten uiteen waarover deze meldingen gingen.
3.3.
[eisende partij] vordert vernietiging van het besluit om zijn lidmaatschap op te zeggen en voert daarvoor twee redenen aan. Het besluit is volgens [eisende partij] in strijd met de redelijkheid en billijkheid, omdat de incidenten waarop de KNBB haar besluit baseert veel minder heftig zijn dan de KNBB aanvoert en de opzegging van het lidmaatschap niet rechtvaardigen. Daarnaast is het besluit volgens [eisende partij] niet tot stand gekomen zoals dat had gemoeten. Het Instituut Sportrechtspraak (hierna: ISR) heeft [eisende partij] namelijk ten onrechte niet gehoord voordat zij hem berispte, terwijl ook de KNBB [eisende partij] niet heeft gehoord voordat zij zijn lidmaatschap opzegde en daarnaast [eisende partij] ten onrechte niet alle informatie heeft gegeven waarop zij haar besluit baseerde. De rechtbank wijst de vordering tot vernietiging van het besluit af en zal dat hierna motiveren.
Het besluit van de KNBB is niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid
3.4.
De rechtbank mag een besluit van een vereniging slechts tot op zekere hoogte, ‘marginaal’, toetsen. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of het onaanvaardbaar is dat de vereniging tot het besluit is gekomen. En dat is niet zo.
3.5.
De rechtbank heeft, in tegenstelling tot wat [eisende partij] daarover heeft gesteld, voldoende informatie om het besluit te kunnen toetsen. In deze procedure is namelijk het volgende duidelijk geworden over de drie incidenten waarop de opzegging is gebaseerd.
[eisende partij] nam op 4 april 2022 deel aan de Grand Prix Driebanden in Doetinchem. Over zijn gedrag tijdens dat toernooi heeft de directeur van de KNBB een melding gedaan bij het ISR en het ISR heeft vervolgens onderzoek gedaan naar het incident. Het ISR heeft verschillende aanwezigen gehoord, waaronder ook [eisende partij] zelf. ISR heeft op basis daarvan vastgesteld dat [eisende partij] op het toernooi ongewenst gedrag heeft laten zien door verbaal en non-verbaal andere aanwezigen tijdens en direct na de wedstrijd lastig te vallen en de dame achter de bar te bedreigen met woorden en door met papiergeld naar haar te gooien. Dit gedrag maakte volgens het ISR inbreuk op de integriteit, waardigheid en het veiligheidsgevoel van derden die bij het toernooi betrokken waren. De aanklager van het ISR achtte een berisping passend en met dat schikkingsvoorstel ging [eisende partij] akkoord.
De KNBB heeft in 2023 een melding ontvangen van de lokaalhouder van het Biljart-, Snooker- en Poolcentrum Capelle in Capelle aan de IJssel over het gedrag van [eisende partij] rondom een toernooi op die locatie. Het ging om ongepaste commentaren op de sociale media na verloren of niet gewonnen wedstrijden. Er is ook gemeld dat [eisende partij] op deze locatie een mes bij zich had. [eisende partij] werd de toegang tot dit lokaal ontzegd door de locatiehouder.
Tenslotte is er melding gedaan van soortgelijk ongepast gedrag tijdens een wedstrijd in Wormerveer. Ook tijdens en rondom dit toernooi heeft [eisende partij] zich ongepast geuit.
3.6.
Op basis van deze informatie heeft het bestuur bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot zijn besluit kunnen komen. Gelet op bovenstaande incidenten die gemeld werden bij de KNBB, is het niet onbegrijpelijk dat het bestuur zich genoodzaakt zag het lidmaatschap van [eisende partij] op te zeggen. Ook het onmiddellijke karakter van de beslissing acht de rechtbank redelijk, omdat ook meldingen binnen kwamen dat [eisende partij] een mes bij zich had naar de toernooien. [eisende partij] ontkende dit en blijft dit ook ontkennen, maar daar tegenover staan de verschillende meldingen over de aanwezigheid van het mes in combinatie met het ongepaste gedrag van [eisende partij] . Het is begrijpelijk dat het bestuur de veiligheid en het speelplezier van de andere leden van haar vereniging zwaarder heeft laten wegen dan het belang van [eisende partij] om te blijven deelnemen aan toernooien van de KNBB. [eisende partij] heeft onsportief gedrag op ongepaste wijze geuit. Het besluit van het bestuur is naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet onaanvaardbaar naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid.
3.7.
Daarbij is niet van belang of [eisende partij] nog vaker dan deze drie keer soortgelijk gedrag vertoond heeft. Dat heeft hij betwist en is niet met hem gecommuniceerd als grond voor het besluit. Het mag daarom geen rol spelen, maar de drie incidenten samen zijn al genoeg.
Geen vernietiging van het besluit doordat het besluit niet goed tot stand is gekomen

[eisende partij] had alle benodigde informatie om zich te kunnen verdedigen
3.8.
De KNBB heeft [eisende partij] voldoende geïnformeerd over de redenen van opzegging. In de opzeggingsbrief heeft zij namelijk de drie incidenten genoemd waarop het besluit is gebaseerd. Daarbij zijn het besluit van het ISR en de melding over de gedragingen van [eisende partij] op en rondom het toernooi in Capelle aan de IJssel ook uitgewerkt, waardoor [eisende partij] wist waarover dit ging. Over het incident in Wormerveer staat in de opzeggingsbrief slechts dat er melding is gedaan van ‘eenzelfde gedrag’ als bij het daarvoor beschreven incident in Capelle aan de IJssel. Tijdens de zitting bleek dat [eisende partij] wist dat de locatiehouder van de toernooilocatie in Wormerveer een melding over hem heeft gedaan van onsportief en ongepast gedrag. Hij wist dus over welk toernooi in Wormerveer het ging en op welk gedrag de melding zag. Al met al heeft [eisende partij] zich dus kunnen verdedigen tegen het besluit van de KNBB.
3.9.
Dat de KNBB niet aan [eisende partij] liet weten wie de betreffende meldingen heeft gedaan, zoals door [eisende partij] beargumenteerd, maakt dat niet anders. Tijdens de mondelinge behandeling van deze zaak is gebleken dat [eisende partij] weet wie de meldingen over Capelle aan de IJssel en Wormerveer hebben gedaan. Het gaat erom dat de incidenten hebben plaatsgevonden en dat [eisende partij] weet waarover het ging. [eisende partij] weerspreekt de heftigheid van de incidenten, waaruit dat laatste blijkt.

[eisende partij] is gehoord door het ISR
3.10.
Het incident in Doetinchem waarvoor [eisende partij] door ISR werd berispt, is één van de gronden voor het opzeggingsbesluit van de KNBB. Volgens [eisende partij] is het oordeel van het ISR om hem te berispen niet juist tot stand gekomen, omdat hij niet gehoord is. De rechtbank oordeelt anders. Het ISR heeft [eisende partij] op 2 december 2022 een schikkingsaanbod gedaan, inhoudend dat [eisende partij] door het ISR wordt berispt. [eisende partij] is met deze schikking akkoord gegaan. Voorafgaand aan het schikkingsaanbod is [eisende partij] op 12 september 2022 telefonisch gehoord, waarbij hij heeft gereageerd op verschillende getuigenverklaringen. Dat het ISR [eisende partij] niet heeft gehoord voordat zij het schikkingsvoorstel deed, is dus onjuist.
3.11.
ISR had al eerder een schikkingsvoorstel aan [eisende partij] gedaan in verband met het incident in Doetinchem. Voorafgaand aan het nemen van dát besluit is [eisende partij] niet gehoord. Die fout heeft het ISR hersteld. Het schikkingsvoorstel is ingetrokken en [eisende partij] is alsnog gehoord, voordat het ISR een nieuw besluit nam. De enkele vaststelling dat dit later genomen besluit niet anders is dan het besluit dat het ISR eerder nam, rechtvaardigt niet de conclusie dat [eisende partij] niet is gehoord. Dat het ISR na het herstel van de fout niet van mening is veranderd, betekent ook niet dat het ISR vooringenomen was, zoals [eisende partij] aanvoert. De rechtbank volgt [eisende partij] daarom niet in zijn redenering dat de berisping niet meegewogen van het ISR niet meegewogen had mogen worden door de KNBB bij het nemen van haar besluit.

Het besluit van de KNBB was niet anders geweest als zij [eisende partij] had gehoord
3.12.
Ten slotte zal de rechtbank het besluit ook niet vernietigen om de reden dat de KNBB [eisende partij] niet heeft gehoord. Hoewel de rechtbank van oordeel is dat het passend was geweest als de KNBB [eisende partij] had gehoord voordat zij het opzeggingsbesluit nam, ziet zij hierin onvoldoende grond om het besluit te vernietigen. De enigszins gebrekkige totstandkoming van het besluit weegt minder zwaar dan de inhoud van het besluit en niet is komen vast te staan dat die inhoud door de wijze van totstandkoming anders is geworden. De inhoud van het besluit is niet onaanvaardbaar naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid. De inhoud van het besluit is onder 3.4 en verder beoordeeld.
[eisende partij] moet de proceskosten in beide zaken betalen
3.13.
[eisende partij] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Daarbij heeft de rechtbank het aantal punten waarmee het salaris voor de advocaat is berekend verdeeld over de twee procedures, waarbij de punten zijn toegekend aan de procedure waarin de inspanning plaatsvond.
3.14.
De vordering van [eisende partij] tegen [naam] zal worden afgewezen en [eisende partij] moet de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [naam] worden begroot op:
- griffierecht
688,00
- salaris advocaat
614,00
(1 punt × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.480,00
3.15.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
3.16.
De proceskosten van de KNBB worden begroot op:
- griffierecht
688,00
- salaris advocaat
921,00
(1,5 punten × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.787,00
3.17.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

4.De beslissing in beide zaken

De rechtbank
4.1.
wijst de vorderingen van [eisende partij] in zowel de procedure tegen [naam] als in de procedure tegen de KNBB af,
4.2.
veroordeelt [eisende partij] tot betaling van de proceskosten van [naam] , begroot op € 1.480,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de aanschrijving en met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eisende partij] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van betekening,
4.3.
veroordeelt [eisende partij] tot betaling van de proceskosten van de KNBB, begroot op € 1.787,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de aanschrijving en met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eisende partij] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van betekening,
4.4.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Westerink en in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2025.