ECLI:NL:RBMNE:2025:2903

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 mei 2025
Publicatiedatum
18 juni 2025
Zaaknummer
11486411
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot betaling van een factuur voor fysiotherapie met onduidelijke betalingshistorie

In deze zaak vordert [eiseres] B.V. betaling van een openstaande factuur van € 145,68 voor fysiotherapie, die volgens haar pas gedeeltelijk is betaald door [gedaagde]. De factuur werd op 12 oktober 2023 verzonden, en na een betalingsherinnering op 13 november 2023 en een aanmaning op 10 mei 2024, vordert [eiseres] het restant van € 104,72, vermeerderd met rente. [gedaagde] betwist echter dat hij nog iets verschuldigd is en stelt dat hij de factuur volledig heeft betaald. De kantonrechter constateert dat er veel onduidelijkheid is over de betalingen en de openstaande vordering. De door [eiseres] overgelegde producties zijn verwarrend en het is niet duidelijk welke bedragen precies zijn betaald en wanneer. De kantonrechter oordeelt dat de hoofdsom lijkt te zijn voldaan, en wijst de vordering af. Tevens worden de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almere
Zaaknummer: 11486411 \ MC EXPL 25-154
Vonnis van 14 mei 2025
in de zaak van
[eiseres] B.V., MEDE HANDELEND ONDER DE NAMEN [handelsnaam 1] , [handelsnaam 2] , [handelsnaam 3] EN [handelsnaam 4],
te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: Bosveld Gerechtsdeurwaarders B.V.,
tegen
[gedaagde],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Daarna is bepaald dat vonnis wordt gewezen.

2.De kern van de zaak

2.1.
[gedaagde] heeft fysiotherapie gehad. Daarvoor is aan hem door [eiseres] op 12 oktober 2023 een factuur gestuurd ter hoogte van € 145,68. Volgens [eiseres] is die factuur pas na het verstrijken van de termijn in de aanmaning gedeeltelijk betaald, en daarom vordert zij betaling van het restant. Zij vordert betaling van € 104,72 aan hoofdsom, te vermeerderen met wettelijke rente over € 56,81 vanaf 19 november 2024 tot de dag van betaling. Volgens [gedaagde] heeft hij de factuur helemaal betaald.
2.2.
De vordering wordt afgewezen. De proceskosten worden gecompenseerd.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen zijn het erover eens dat [gedaagde] fysiotherapie heeft gehad en dat daarvoor door [eiseres] op 12 oktober 2023 een factuur van € 145,68 aan [gedaagde] is gestuurd. Ook staat op grond van de door [eiseres] overgelegde producties vast dat er op 13 november 2023 door [eiseres] een betalingsherinnering is gestuurd, waarin staat dat als er niet binnen 15 dagen na bezorging van de herinnering wordt betaald, incassokosten en rente verschuldigd zijn. Omdat [gedaagde] ondanks deze factuur en betalingsherinnering niet betaalde, heeft [eiseres] de vordering uit handen gegeven aan de deurwaarder (Bosveld). Bosveld heeft op 10 mei 2024 een aanmaning gestuurd, waarin naast de hoofdsom ook incassokosten en rente in rekening zijn gebracht, maar waarin ook melding is gemaakt van betaling van een bedrag van € 118,49, waardoor de openstaande vordering nog € 67,98 bedroeg. Op 7 juni 2024 heeft Bosveld een laatste betalingsmogelijkheid gegeven, waarin als openstaande vordering een bedrag van € 98,71 wordt genoemd. Deze bedragen (€ 67,98 en € 98,71) stemmen niet met elkaar overeen, terwijl nergens uit blijkt waarom dat zo is. In de dagvaarding van 26 november 2024 wordt vervolgens wederom een ander bedrag gevorderd, namelijk € 104,72. Dat bedrag bestaat, zo begrijpt de kantonrechter, uit de hoofdsom van € 145,68 vermeerderd met wettelijke rente tot 19 november 2024 (€ 7,91) en incassokosten (€ 40,00), een en ander verminderd met een betaling van € 88,87. Deze betaling van € 88,87 strookt weer niet met de betaling van € 118,49 die blijkens de aanmaning van 10 mei 2024 is gedaan. In de conclusie van repliek wordt vervolgens gesteld dat [gedaagde] op 9 december 2024 nog een bedrag van € 56,81 heeft betaald.
3.2.
Al met al heeft de dagvaarding in combinatie met de door [eiseres] zelf overgelegde producties veel weg van een obscuur libel. Het is onnavolgbaar welke bedragen precies zijn betaald door [gedaagde] , wanneer die bedragen zijn betaald en wat de openstaande vordering is. Voor [gedaagde] moet het ook niet te begrijpen zijn geweest wat er nog van hem gevorderd werd, gelet op bovenstaande verwarrende brieven. Hij heeft, zo heeft hij aangevoerd, zelfs nog in het systeem van [eiseres] gekeken om na te gaan wat er nog aan vorderingen open stond, maar daaruit bleek juist dat er niets open stond. Dit heeft [eiseres] erkend, en volgens [eiseres] komt dit omdat zij de vordering op € 0 zet wanneer deze is overgedragen aan Bosveld. Wat daar ook van zij; dit heeft het er niet duidelijker op gemaakt voor [gedaagde] . Wat voor de kantonrechter wel duidelijk is in deze zaak is dat de volledige hoofdsom betaald lijkt te zijn. [eiseres] heeft immers geschreven dat er € 88,87 en € 56,81 is betaald door [gedaagde] , wat samen het bedrag van de hoofdsom is. Hoewel het bedrag van € 56,81 na dagvaarding is betaald, ziet de kantonrechter geen reden om rente en incassokosten toe te wijzen. Ten eerste is het onmogelijk om vast te stellen over welk bedrag en per wanneer rente verschuldigd is, omdat niet gesteld of gebleken is wanneer het bedrag van € 88,87 is betaald. Ten tweede bestaat de mogelijkheid dat [gedaagde] een deel van de rente en incassokosten al heeft betaald omdat hij meer heeft betaald dan de gevorderde hoofdsom (in de brief van 10 mei 2024 wordt immers melding gemaakt van betaling van € 118,49). De onduidelijkheid die door [eiseres] en/of haar gemachtigde is gecreëerd komt voor haar risico.
De vordering wordt om alle genoemde redenen afgewezen.
3.3.
Gelet op het voorgaande, in combinatie met het feit dat er deels pas na dagvaarding is betaald, ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren. Dat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
wijst het gevorderde af;
4.2.
compenseert de proceskosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.R. Creutzberg en in het openbaar uitgesproken door mr. R.M. Berendsen op 14 mei 2025.