ECLI:NL:RBMNE:2025:2894

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 juni 2025
Publicatiedatum
17 juni 2025
Zaaknummer
16/243386-24 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving, zware mishandeling en diefstal door middel van een valse sleutel

Op 17 juni 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 18-jarige verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving, zware mishandeling en diefstal door middel van een valse sleutel. De verdachte en een medeverdachte hebben in de periode van 27 tot 28 juli 2024 in Utrecht het slachtoffer van zijn vrijheid beroofd en hem ernstig letsel toegebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met de medeverdachte, het slachtoffer heeft vastgebonden, mishandeld en gedwongen om zijn bankpas en pincode te geven. De verdachte heeft vervolgens een aanzienlijk bedrag van de bankrekening van het slachtoffer gepind. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder een contactverbod met het slachtoffer en de medeverdachte. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van de verdachte en de ernst van de feiten, en heeft besloten het volwassenenstrafrecht toe te passen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 10.326,28, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/243386-24 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 17 juni 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2006] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] te [woonplaats] ,
gedetineerd in [verblijfplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 27 mei 2025. Het onderzoek is op 17 juni 2025 met toestemming van partijen enkelvoudig gesloten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. N. Schipper en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. M.J. Bouwman, advocaat te Zaandam, naar voren hebben gebracht. Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen naar voren is gebracht door de gemachtigde van de benadeelde partij [slachtoffer] , mr. S.T.M. Eijsbouts, advocaat te Amsterdam.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is met betrekking tot feit 4 op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1
in de periode van 27 juli 2024 tot en met 28 juli 2024 in Utrecht samen met een ander [slachtoffer] van zijn vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden;
Feit 2
primair
in de periode van 27 juli 2024 tot en met 28 juli 2024 in Utrecht opzettelijk samen met een ander zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan [slachtoffer] ;
subsidiair
in die periode en op die plaats opzettelijk samen met een ander geprobeerd heeft zwaar lichamelijk letsel toe te brengen aan [slachtoffer] ;
Feit 3
in de periode van 27 juli 2024 tot en met 28 juli 2024 Utrecht in vereniging een diefstal heeft gepleegd van een geldbedrag van € 5.004,- toebehorende aan [slachtoffer] , waarbij zij het geldbedrag onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel (door gebruik te maken van een bankpas op naam van [slachtoffer] );
Feit 4
op 15 juli 2024 in Rotterdam samen met een ander identificerende persoonsgegevens van [benadeelde] heeft gebruikt door op zijn naam een bankrekening te openen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 4 ten laste gelegde. Met betrekking tot feit 1 en feit 2 heeft de raadsman bepleit dat verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van het sprenkelen van bleekmiddel op het lichaam van aangever en het – kort gezegd- in de brand steken van zijn voet. Verder is volgens de raadsman met betrekking tot deze feiten geen sprake van medeplegen. De raadsman heeft bepleit dat met betrekking tot feit 2 geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel en heeft verdachte geen opzet op het letsel gehad.
De raadsman refereert zich met betrekking tot feit 3 aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 4
Uit het huidige dossier komt de rol die verdachte bij dit tenlastegelegde feit zou hebben gehad onvoldoende naar voren. Aangever heeft alleen over een meisje verklaard en verdachte heeft ter zitting ontkend dat hij betrokken was bij dit strafbare feit. Uit het dossier blijkt wel dat vanaf het IP adres van de moeder van verdachte, [A] , ( [adres] in [woonplaats] ) op 15 juli 2024 misbruik van de gegevens van aangever [benadeelde] is gemaakt, maar medeverdachte [medeverdachte] woonde op dat moment ook daar, net als verdachte. De verklaring van verdachte kan onvoldoende worden weerlegd, zodat de rechtbank verdachte vrijspreekt van het onder 4 tenlastegelegde.
Op grond van de hierna genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank het onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
Bewijsmiddelen van het onder 1 en 2 primair [1]
Verdachte heeft verklaard:
Ik heb [medeverdachte] naar het huis aan de [straat] te [woonplaats] gebracht. We hadden met elkaar afgesproken dat ze een paar bankrekeningen op naam van aangever zou openen. Later bleek dat aangever een aanzienlijk bedrag op zijn bankrekening had staan. Ik heb zijn pinpas van iemand gekregen. Ik zou een deel van de opbrengst krijgen. Ik heb op 27 juli 2024 meerdere keren met de pinpas van aangever gepind in Rotterdam.
Ik ben op 27 en 28 juli 2024 meerdere malen in de woning aan de [adres] in [woonplaats] geweest. Toen ik in de woning kwam, zag ik dat aangever in duct tape was gewikkeld. Ik heb hem toen nog meer met duct tape ingepakt, vooral om zijn armen en benen. Toen aangever wilde douchen heb ik de tape eraf gehaald en zag ik bij hem letsel. In de ochtend van 28 juli 2024 heb ik hem weer ingetapet en heb ik hem vastgebonden aan een tafelpoot. Ik heb bij het verwijderen van de tape de kleding van aangever kapot geknipt. Ik heb aangever gechanteerd met de filmpjes die op de telefoons zijn aangetroffen. Ik heb gezegd dat ik de filmpjes aan familie en vrienden zou doorsturen. Mijn namen op Snapchat waren ‘ [Snapchataccount 1 verdachte] ’ en ‘ [Snapchataccount 2 verdachte] ’. [2]
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , genummerd PL0900-2024238809-58, voor zover inhoudende:
Ik had op Tinder een match met [naam] . [3] [naam] (de rechtbank begrijpt medeverdachte [medeverdachte] ) en ik gingen samen naar de woning aan de [adres] in [woonplaats] . [4] Op 27 juli 2024 vroeg [naam] mij om de pincode van mijn bankpas. Ik gaf uiteindelijk mijn pincode. [5]
Een proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] , genummerd PL0900-2024238809-58, voor zover inhoudende:
V: heeft u [naam] toestemming gegeven om de pinpas mee te nemen? A: Nee.
Ik ben langer vastgebonden gebleven dan ik wilde, dat heb ik ook duidelijk gemaakt.
V: Zijn er bepaalde dingen gezegd? A: Ja dat ze mij in de fik zouden steken. Ze heeft mijn voet wel in de fik gestoken, zij heeft er iets over heen gegoten. En daarna stak zij het aan en kwam er een grote vlam. Ik heb hierdoor een tweedegraads brandwond opgelopen.
Ik heb ook vaak messen op mijn nek gehad en over mijn lichaam.
Ze heeft mij op meerdere plekken vastgetaped dan vooraf afgesproken. Ze heeft daar een video van gemaakt. Die video is zonder toestemming gemaakt. Er zijn nog een paar video's gemaakt waar geen toestemming voor is gegeven. Een paar sigaretten waren met mijn toestemming uitgedrukt op mijn lichaam. En op een later moment nog meer, alleen dat was wel tegen mijn zin in. [6]
Ze zei in de middag van 27 juli 2024 dat ze mij wilde vastbinden. Ik heb toen gezegd dat het kort kon maar dat ze moest beloven dat ze mij op tijd los zou maken. [7]
Hierna pakte ze de krabpaal. Ze heeft mij toen eerst met mijn benen vastgebonden aan de paal. Daarna heeft ze mijn armen en rug vastgebonden. Ik zei tegen haar dat ik dit wel te ver vond gaan. Ik heb meerdere keren aangegeven dat ik niet wilde dat ze verder ging met de duct tape. Ze wikkelde mij helemaal in en ze gebruikte ook nog meer touw. Ze plakte ook tape op mijn mond. Ik heb toen ook weer aangegeven dat ze veel te ver ging. Hierna heeft ze ook mijn ogen afgedekt met wc papier. Ik heb toen weer gevraagd of ze mij los kon maken maar dat deed ze niet. Mijn linkerhand werd helemaal gevoelloos en mijn pink die zette op. Ik raakte daardoor in paniek, ik heb toen tegen haar gezegd alsjeblieft maak mij los.
Toen ik aan het schreeuwen was, heeft ze een kussen op mijn hoofd gelegd. Maar ze schreeuwde steeds dat ik mijn kankerbek moest houden. Ik ben vanaf dat moment ook niet meer losgekomen tot zondagochtend
(de rechtbank begrijpt zondagochtend 28 juli 2024). Op een gegeven moment heeft zij een kussen op mijn hoofd gedaan en vastgemaakt met tape. [8]
V: Op welk moment komt dan die tweede persoon erbij? A: Ik lig op de grond en kan niet veel horen door het kussen. Ik ben toen vervolgens op mijn borst geschopt toen ik op de grond lag. Dit gebeurde met kracht.
V: Hoe wist je dan dat het
(de rechtbank begrijpt bij de tweede persoon die erbij komt)om een man ging? A: Op een gegeven moment in de nacht hoorde ik een zwaardere stem en er was meerdere keren iemand binnengekomen.
Iedere keer als ik bewoog of vroeg of het kussen los mocht kreeg ik een schop op mijn borst of op mijn hoofd. Ik heb ook een keer een klap gehad.
Maar later op de avond en in de nacht begon ik wel te vrezen voor mijn leven.
Ik herinner mij nu ook een moment aan het eind van de middag. Ik had toen al wel door dat er iemand bij was. Ik moest dingen zeggen van haar dat ik een vieze man was. Toen ik dat moest zeggen kreeg ik ook schoppen tegen mijn hoofd en borst.
Ik werd ook geprikt met het mes. [9]
Maar ze hebben toen het kussen nog strakker vastgemaakt. Ook mijn kleding is kapot geknipt. Ik kreeg toen tie wraps om mijn benen en om mijn polsen. Toen kwam die man die er was boven mij hangen met een capuchon op en een masker op.
Hij vroeg mij of ik wilde douchen. [10] Hij heeft toen ook bleek gehaald. Hij begon daarmee rond te spuiten in de douche maar ook over mij heen. Dit deed ook bij mijn brandwond ontzettend veel pijn.
Hij gaf aan dat de pas was geblokkeerd nadat hij de 5 duizend had gepind. Hij zei dat ik op maandag naar de ING moest bellen en vragen of ze de blokkade eraf wilde halen. [11] Hij belde ook met vrienden van hem. Hij draaide de telefoon ook naar mij toe gericht om te laten zien hoe hij mij mishandeld had. Ik moest zeggen dat ik een vieze man was en een loser.
Hij zei ook tegen mij dat hij de filmpjes op de telefoon naar contacten van mij zou doorsturen naar familieleden en collega's. Hij bedreigde mij ook met de dood. Als ik naar de politie zou gaan dan zou hij mij dood maken. Hij zei dat die een trackertje onder de auto zou doen en als ik dan naar de politie zou gaan hij mij zou afmaken. Hij zou dan tie wraps om mijn armen heen doen en mij in een sloot gooien.
Hij wilde mij wel weer vastbinden voor hij wegging. Hij deed toen eerst wc papier om mijn polsen en plakte deze vast met tape, daar overheen de tie wraps. En mijn benen werden ingetaped met zwarte duct tape. Hij heeft mij toen ook aan de tafel gezet en ik moest toen mijn benen wijd doen. Hij heeft mij toen driemaal heel hard met zijn rechtervoet in mijn kruis geschopt. En is toen met zijn linkervoet ook op mijn geslachtsdeel gaan staan. [12]
Uiteindelijk braken de tie wraps los. Ik ben toen naar de zolder gerend en door het raam naar buiten geklommen. Mensen hebben 112 gebeld.
Een proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0900-2024238809-11 voor zover inhoudende:
Op 28 juli 2024 omstreeks 12.28 uur hoorde ik een melding op de
[adres] in [woonplaats] via de portofoon. Ik hoorde dat hier een man met zijn handen geboeid met tape uit het raam gesprongen zou zijn. Toen wij deze melding hoorden, zijn wij naar de [straat] gereden. Hier zag ik dat een collega ter hoogte van huisnummer [huisnummer] stond. [13] In deze woning werd [medeverdachte] aangehouden. [14]
-
Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 240729.2046.5882, voor zover inhoudende:
Door middel van vordering 126nc werden de financiële gegevens van slachtoffer [slachtoffer] met zijn ING bankpas opgevraagd.
Het onderzoeksteam ontving de volgende transacties:
27-07-2024 Imperial Rotterdam ROTTERDAM NLD BA Pasvolgnr: […] 27-07-2024 13:31 Transactie: W00106 Term: Z222HJ -4,00
27-07-2024 GELDMAAT PEPPELWEG 146D NLD GM Pasvolgnr: […] 27-07-2024 08:34 Transactie: D00114 Term: 811459 -4.200,00
27-07-2024 GELDMAAT SCHUBERTLAAN 91A NLD GM Pasvolgnr: […] 27-07-2024 08:17 Transactie: C00113 Term: 920992 -800,00 [15]
Gezocht via de website van Geldmaat zag ik de Geldmaat aan de Peppelweg 146D, 3053 GV Rotterdam.
Gezocht via de website van Geldmaat zag ik de Geldmaat aan de Schubertlaan 91 A, 3055 HN Rotterdam. [16]
-
een geschrift inhoudende een letselrapportage van [slachtoffer] , opgemaakt door afdeling Forensische Geneeskunde van GGD regio Utrecht, met als bijlage foto’s, voor zover inhoudende:
Gestelde diagnoses op de SEH op 28 juli 2024:
 Tweedegraads diepe brandwond op de wreef van de rechter voet; [17]
 Verdenking kneuzing van het hart vanwege pijn op de borst, afwijkingen op het hartfilmpje (ECG) en afwijkingen in het lab (verhoogd CK), waarvoor betrokkene één nacht is opgenomen op de hartbewaking ter observatie.
Pijnklachten door de brandwond en verminderde belastbaarheid van het rechter been.
Snelle schrikreacties.
Dit letsel is te definiëren als ernstig vanwege de aanwezigheid van een orgaankneuzing, te weten het hart. Hartkneuzingen geven risico op ernstige hartritmestoornissen waarvoor opname in het ziekenhuis met continue controle van het hartritme noodzakelijk is.
De genezing van diepe tweedegraads brandwonden is meestal tussen de 3-6 weken. Diepe tweedegraads brandwonden laten littekens achter. [18]
Letsels
Lichaamsdeel: borst
Beschrijving: op de rechter zijde van voorzijde van de borstkas beginnend onder de
tepel en doorlopend tot op het borstbeen bevindt zich een matig scherp begrensde, sikkelvormige huidverkleuring van ca. 14.8x1.9 cm die geelbruin van kleur is.
Soort: bloeduitstorting
Algemene ontstaanswijze: onderhuidse bloeduitstortingen ontstaan als gevolg van een uitwendig inwerkende, botsende dan wel samendrukkende kracht, zoals bijvoorbeeld door slaan, schoppen, duwen, knijpen, geraakt worden door een hard voorwerp of lichaamsdeel, dan wel botsen tegen een hard oppervlak of uitsteeksel. [19]
Lichaamsdeel: rechtervoet
Beschrijving: over de gehele voetrug is een onscherp begrensde, rode verkleuring
zichtbaar die doorloopt tot op de voorzijde van de enkel. Deze is afgetekend met aan blauwe lijn met daarbij het bijschrift 30-7. In deze verkleuring is een scherp begrensde, grillige rechthoekige, huiddefect van ca. 8.0x4.9 cm zichtbaar. De randen zijn ingedroogd en in het defect is geelgroen beslag zichtbaar. Bij de rand aan de zijde van de kleine teen is blaarvorming zichtbaar.
Ca. 1 cm boven het huiddefect zijn ook een drietal blauwgrijze blaren zichtbaar van ca. 1.0x0.3 cm. Op de buitenste voetrand. ca. 5 cm vanaf de hiel, bevindt zich een
ronde, witgele blaar met een diameter van ca. 1.0 cm. Ca. 0.2 cm achter deze blaar bevindt zich, op ca. 0.1 cm diepte in de huid, een scherp begrensde, ovale, bruine verkleuring van ca. 0.7x0.3 cm met korstvorming.
Soort: brandwond
Gemelde toedracht bij het letsel: op de voet/enkel is een koude vloeistof gedaan. Hier is een aansteker bij gehouden (betrokkene hoorde het geluid van een aansteker) en de voet/enkel is in brand gestoken.
Past gemelde toedracht bij letsel: goed
Algemene ontstaanswijze: brandwonden ontstaan ten gevolge van hitte-inwerking op
(verschillende lagen van) de huid en eventueel op de onderliggende structuren, zoals spieren en botweefsel. [20]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 1 en 2 primair
Partiële vrijspraak
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde in de brand steken van de rechtervoet van aangever, nu de rol van verdachte bij deze geweldshandeling niet duidelijk is. Zo heeft aangever niet gehoord dat verdachte op het moment van de geweldshandeling in de woning aanwezig was en ook verdachte ontkent dat hij op dat moment in de woning was of daarvan wist. Daarnaast acht de rechtbank het aannemelijk dat deze strafbare handeling niet in het plan dat verdachte en de medeverdachte hadden paste.
De rechtbank acht anders dan de raadsman wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het bleekmiddel over het lichaam van aangever heeft gesprenkeld. Verdachte heeft bekend dat hij aangever onder de douche heeft gezet. Uit het dossier blijkt dat aangever heeft verklaard dat verdachte hem onder de douche zette en na afloop hem bij het schoonmaken van de douche met bleekmiddel besprenkelde. Dit in combinatie met de eigen verklaring van verdachte maakt dat de rechtbank van oordeel is dat dit deel van de tenlastelegging wettig en overtuigend is bewezen.
Medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving en zware mishandeling
Betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Daarbij moeten verdachte en medeverdachte een significante en wezenlijke bijdrage aan het strafbare feit hebben geleverd. Aan dat vereiste wordt naar het oordeel van de rechtbank voldaan.
Ter terechtzitting is gebleken dat verdachte en de medeverdachte samen naar de woning in Utrecht zijn gegaan. Ook heeft verdachte verklaard dat zij een plan hadden om geld van aangever afhandig te maken.
Uit het dossier blijkt dat de telefoons van de verdachten zijn uitgelezen. Uit de uitgewerkte chats blijkt dat verdachte nauw contact met medeverdachte [medeverdachte] had. Zo gaf hij haar bijvoorbeeld aanwijzingen over het vastbinden en langer vasthouden van aangever en hield de medeverdachte op haar beurt verdachte op de hoogte van de situatie in de woning en de situatie van aangever. Ook heeft verdachte samen met de medeverdachte aangever geschopt, geslagen en vastgebonden met touw en duct tape.
Weliswaar was verdachte niet doorlopend in de woning aanwezig en niet bij alle uitvoeringshandelingen betrokken, maar voor medeplegen is niet vereist dat verdachte bij elke uitvoeringshandeling betrokken is.
De rechtbank ziet dit gezamenlijk optreden van beide verdachten als nauwe en bewuste samenwerking, zodat sprake is van medeplegen, en acht zowel de opzet op de samenwerking als de opzet op wederrechtelijke vrijheidsberoving en zware mishandeling van aangever daarmee bewezen.
Ten aanzien van feit 2 primair
Zwaar lichamelijk letsel
Over het kader van zwaar lichamelijk letsel overweegt de rechtbank als volgt. Het Wetboek van Strafrecht (Sr) bevat geen limitatieve opsomming van wat onder zwaar lichamelijk letsel moet worden verstaan. Naast de invulling die artikel 82 Sr tot op zekere hoogte geeft, heeft de Hoge Raad algemene gezichtspunten geformuleerd die relevant zijn voor de beoordeling van de vraag of er sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Hieronder moet in ieder geval worden begrepen de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. De beoordeling kan ook op een combinatie letsel en van deze gezichtspunten worden gebaseerd. Ook heeft de Hoge Raad overwogen dat van zwaar lichamelijk letsel niet alleen sprake kan zijn indien het uitzicht op herstel in belangrijke mate ontbreekt, maar ook indien het letsel gepaard gaat met een langere periode van herstel of van onzekerheid over de mogelijkheid en de mate van herstel. Daarnaast kan van belang zijn in hoeverre tijdens de periode van herstel sprake is van pijn en/of fysieke beperkingen. De rechtbank overweegt ten aanzien van dit geval als volgt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat aangever aan het door verdachte en de medeverdachte gebruikte geweld een hartkneuzing en een tweedegraads diepe brandwond aan zijn rechtervoet heeft overgehouden. De rechtbank is anders dan de raadsman van oordeel dat verdachte medeverantwoordelijk is voor het ontstaan van de tweedegraads brandwond op de rechtervoet van aangever. Ondanks de al eerder ontstane brandwond heeft verdachte bleekmiddel over het lichaam van aangever, waaronder ook zijn voet, gesprenkeld. Uit het dossier kan worden afgeleid dat verdachte de brandwond op de voet van aangever heeft opgemerkt toen hij aangever losmaakte. Door het sprenkelen van een chemische stof in een reeds ontstane brandwond heeft verdachte bijgedragen aan de ernst van de verwonding.
Uit het letselrapport van de GGD volgt dat de hartkneuzing als ernstig te definiëren is vanwege de aanwezigheid van een orgaankneuzing, te weten het hart. Hartkneuzingen geven volgens de GGD-arts risico op ernstige hartritmestoornissen waarvoor opname in het ziekenhuis met continue controle van het hartritme noodzakelijk is. Aangever heeft ook een nacht ter observatie in het ziekenhuis verbleven. De genezing van diepe tweedegraads is meestal tussen de 3-6 weken. Diepe tweedegraads brandwonden laten littekens achter.
Enkele dagen na het incident is aangever opgenomen in het ziekenhuis en heeft daar een week moeten verblijven, vanwege een ontsteking van de brandwond aan zijn voet. Uit de toelichting bij de vordering tot schadevergoeding blijkt dat aangever een groot litteken op zijn rechtervoetwreef heeft. Deze verwonding is zichtbaar en blijvend volgens de artsen.
Gezien de ernst van de combinatie van de letsels (te weten een hartkneuzing en tweedegraads diepe brandwond) bij aangever en gezien het lange, onzekere en waarschijnlijk uitblijvende herstel van de littekens door de brandwond, vindt de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat het handelen van verdachte en de medeverdachte zwaar lichamelijk letsel tot gevolg heeft gehad.
Opzet op het zwaar lichamelijk letsel
Bij een zware mishandeling moet komen vast te staan dat verdachte opzet heeft gehad, al dan niet in voorwaardelijke zin, om aangever zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat verdachte de bewuste bedoeling had om aangever zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (vol opzet).
De volgende vraag is of sprake is geweest van voorwaardelijk opzet. Hiervan is sprake als – naar algemene ervaringsregels – een aanmerkelijke kans op het gevolg bestaat én verdachte die kans willens en wetens heeft aanvaard. De beantwoording van de vraag of de gedraging van verdachte de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht.
Het in vereniging en met kracht schoppen en slaan tegen de borst van aangever levert naar het oordeel van de rechtbank een aanmerkelijke kans op letsel in de hartstreek op. Het hart is een belangrijk orgaan van het menselijk lichaam en het is een feit van algemene bekendheid dat schade aan dit orgaan ernstig lichamelijk letsel met zich kan meebrengen. Ook heeft verdachte bijgedragen aan het ontstaan van de tweedegraads diepe brandwond aan de rechtervoet van aangever, doordat hij bleekmiddel over de reeds ontstane brandwond heeft gesprenkeld. Ook is het een feit van algemene bekendheid dat brandwonden littekens veroorzaken en lang zichtbaar blijven. De kans dat deze wonden niet herstellen is groot. Door zo te handelen heeft verdachte de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel aanvaard.
Conclusie
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 primair tenlastegelegde feit.
Partiële vrijspraak feit 2 primair
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het medeplegen van het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel voor wat betreft
- de scheurwond naast de linkeroogkas;
- meerdere bloeduitstortingen;
- meerdere kraswonden;
- meerdere schaafwonden rondom de polsen en/of enkels;
- brandwonden op het hoofd en/of in de hals en/of op het bovenbeen en/of de hand;
- gekneusde ribben;
- gekneusde hiel.
De rechtbank is van oordeel dat deze verwondingen geen zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht opleveren.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 27 mei 2025;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 30 juli 2024 beelden pintransactie Rotterdam geldmaat), opgemaakt door de politie Midden-Nederland, genummerd 2024238809, doorgenummerde pagina’s 148 tot en met 153.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1
in de periode van 27 juli 2024 tot en met 28 juli 2024, te Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [slachtoffer] , wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd
gehouden, door
- die [slachtoffer] langere tijd aan een tafelpoot en een krabpaal vast te binden en in te wikkelen met tape en tiewraps en een touw en
- de ogen van die [slachtoffer] met wc-papier af te dekken en
- tape op de mond van die [slachtoffer] te plakken en
- tegen die [slachtoffer] te zeggen/schreeuwen dat hij zijn kankerbek moet houden en stil moet liggen en
- een kussen op het gezicht van die [slachtoffer] te drukken en gedrukt te houden en vervolgens dit kussen met tape vast te maken aan/op het gezicht van die [slachtoffer] en
- meermalen met kracht tegen de borst en het hoofd en de schaamstreek, althans het lichaam van die [slachtoffer] te slaan en/of te schoppen en/of op het geslachtsdeel van die [slachtoffer] te staan en
- meermalen een sigaret uit te drukken op het lichaam van die [slachtoffer] en- met een mes in het lichaam van die [slachtoffer] te prikken en dreigend langs de nek, van die [slachtoffer] te
houden en- de kleding van die [slachtoffer] kapot te knippen en
- een hoeveelheid bleekmiddel over het lichaam van die [slachtoffer] te sprenkelen en
- een groot deel van dit voorval te filmen en
- tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij ( [slachtoffer] ) contact moet opnemen met de bank om
zijn ( [slachtoffer] 's) rekening te deblokkeren en
- met meerdere mensen te (video)bellen en/of tijdens dit gesprek tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij ( [slachtoffer] ) moet zeggen dat hij een vieze man is en een loser,
en
- tegen die [slachtoffer] te zeggen dat de seksueel getinte filmpjes worden doorgestuurd naar
familieleden en collega's, en
- meermalen dreigende uitspraken te uiten in de richting van die [slachtoffer] , door onder meer tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij dood wordt gemaakt als hij naar de politie gaat en dat hij tiewraps om zijn armen krijgt en in een sloot wordt gegooid;
Feit 2
primairin de periode van 27 juli 2024 tot en met 28 juli 2024, te Utrecht,
tezamen en in vereniging met een ander aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten
- een tweedegraads diepe brandwond op de wreef van de rechtervoet en
- een hartkneuzing heeft toegebracht, door
- die [slachtoffer] meermalen met kracht tegen de borst en van die [slachtoffer] te slaan en
te schoppen en
- een hoeveelheid bleekmiddel over het lichaam van die [slachtoffer] te sprenkelen;
Feit 3op 27 juli 2024 te Utrecht en Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander,
een geldbedrag van in totaal 5004 euro, dat aan [slachtoffer] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en haar mededader dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door gebruik te maken van een bankpas op naam van [slachtoffer] die niet aan
haar, verdachte en/of zijn mededader, toebehoorde.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot het onder 1 en 2 primair bewezenverklaarde sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De bewezen verklaarde gedragingen leveren in die mate een samenhangend, zich op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op dat verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feiten 1 en 2 primair
(gedeeltelijke) eendaadse samenloop van
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;
en
medeplegen van zware mishandeling;
Ten aanzien van feit 3
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat het volwassenenstrafrecht moet worden toegepast.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 6 jaren, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft zij verzocht om oplegging van een maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr voor de duur van drie jaren, inhoudende dat verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zoekt of heeft met de medeverdachte
[medeverdachte] en aangever [slachtoffer] . Bij iedere overtreding van deze verboden dient maximaal een week hechtenis te worden opgelegd, tot een maximum van 6 maanden. De officier van justitie heeft gevorderd de maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft om toepassing van het jeugdstrafrecht verzocht. Mocht het jeugdstrafrecht niet worden toegepast heeft de raadsman verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de jeugdige leeftijd van verdachte. Tot slot heeft de raadsman verzocht om rekening te houden met samenloop van de feiten. Bij oplegging van een voorwaardelijke straf is verdachte bereid om mee te werken met eventueel op te leggen bijzondere voorwaarden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De aard en de ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving, zware mishandeling en diefstal van geld doorgebruik te maken van de bankpas van aangever. Verdachte en de medeverdachte hebben via Tinder een afspraak met aangever gemaakt. Hun oorspronkelijke plan was om een bankrekening op naam van aangever te openen. Deze Tinderdate is vervolgens volledig uit de hand gelopen. Vanaf zaterdagmiddag rond 16:00 uur (het moment van vastbinden) tot aan zondagmiddag omstreeks 12.30 uur waarop aangever weet te ontsnappen hebben verdachte en zijn medeverdachte aangever tegen zijn wil in een woning vastgehouden. Hierbij hebben zij geen geweld geschuwd. Zo is aangever onder meer geschopt, geslagen en met een mes bedreigd, terwijl hij compleet ingebonden met tape en touw op de grond lag. Zijn ogen en mond werden afgedekt. Ook heeft verdachte over de voet van aangever met brandwonden, die medeverdachte had veroorzaakt, bleekmiddel gegoten. Hierdoor is het aannemelijk dat de verwonding is verergerd. Door dit geweld heeft aangever een hartkneuzing en een tweedegraads diepe brandwond aan zijn voet overgehouden. De medeverdachte heeft de bankpas van aangever gepakt en deze aan verdachte gegeven. Verdachte heeft vervolgens € 5.004,- van de bankrekening van aangever gepind.
Voor aangever is dit een zeer angstige ervaring geweest. Dit volgt ook uit de toelichting op het schadevergoedingsverzoek dat hij heeft ingediend. Met hun handelen hebben verdachte en de medeverdachte fors inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en geen respect getoond voor zijn eigendom. Daarnaast veroorzaken dit soort strafbare feiten ook gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Zo zijn buren van aangever geconfronteerd geweest met aangever die uit angst uit een raam van de woning is gesprongen. Verdachte en de medeverdachte zijn volledig voorbij gegaan aan de gevolgen voor aangever, die hij tot op heden ervaart. De rechtbank neemt dit verdachte en zijn medeverdachte zeer kwalijk.
Het strafblad
Uit het uittreksel van de justitiële documentatie van 16 april 2025 van verdachte blijkt dat verdachte op 26 februari 2021 is veroordeeld voor een medeplegen van afpersing en mishandeling. Dit weegt de rechtbank in strafverzwarende zin mee.
De rechtbank maakt melding van een veroordeling van de rechtbank Rotterdam van 16 januari 2025 waar verdachte is veroordeeld voor onder meer seksuele uitbuiting tot een jeugddetentie van 6 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk. Ook heeft de rechtbank hem in die zaak een contactverbod opgelegd met medeverdachte [medeverdachte] die in die zaak het slachtoffer was. Tegen dit vonnis is verdachte in hoger beroep gegaan.
De persoon van verdachte
Op 23 januari 2025 heeft M.G.H. van Willigenburg (klinisch psycholoog) een Pro Justitia rapportage over verdachte uitgebracht. Verdachte is erg oppervlakkig in zijn emotionele beleving, uitingen en reflecties. Hierdoor maakt verdachte een opportunistische en instrumentele indruk. Daarnaast concludeert de deskundige dat verdachte de neiging heeft zijn eigen aandeel in de problemen te bagatelliseren; hij neemt geen verantwoordelijkheid en externaliseert de problemen. De psycholoog komt tot de conclusie dat bij verdachte sprake is van ADHD en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale en narcistische kenmerken.
De psycholoog is van oordeel dat de beperkingen aanwezig waren ten tijde van het ten laste gelegde. Omdat een delict scenario vanuit betrokkene ontbreekt en de psychische problematiek van verdachte (door de sociaal wenselijke houding) mogelijk toch niet volledig in beeld is gekomen, blijft volgens de psycholoog het speculatief wat zijn motieven zijn geweest. Hij onthoudt zich daarom van een advies over de doorwerking en kan geen uitspraak doen over de toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
De psycholoog overweegt tot slot dat de kans dat verdachte in de komende periode, zonder verdere behandeling of begeleiding, tot gewelddadig handelen zal komen ingeschat wordt als tenminste matig.
De rechtbank onderschrijft de overwegingen van de psycholoog.
De psycholoog adviseert de rechtbank het volwassenenstrafrecht toe te passen. Hij overweegt daarbij dat aandacht voor de pedagogische aspecten van ontwikkeling van verdachte wenselijk is, maar dat er ook contra-indicaties zijn zoals de justitiële voorgeschiedenis, de toename in ernst van delicten en het feit dat verschillende gezinsgerichte behandelingen in de afgelopen jaren de huidige ten laste gelegde feiten niet hebben kunnen voorkomen.
Qua behandeling adviseert de psycholoog in algemene zin dat deze zich zou moeten richten op de ongunstige persoonlijkheidskenmerken en het cannabisgebruik, omdat deze bijdragen tot de justitiële contacten, en op het steunsysteem, omdat betrokkene nog thuis woont en de indruk is ontstaan dat moeder onvoldoende zicht heeft op de problematische kant van zijn functioneren. De deskundige geeft geen advies over een strafrechtelijk (juridisch) kader van een behandeling.
In haar rapport van 12 mei 2025 heeft I.M.T.J. Weiss, werkzaam bij de reclassering, aangegeven het advies van de psycholoog voor toepassing van het volwassenenstrafrecht te volgen. Ter zitting heeft zij hierop aangevuld dat verdachte tijdens het gesprek met haar geen openheid van zaken heeft gegeven. Ook is tijdens het gesprek gebleken dat hij niet naar school gaat en dat hij aan het werk was in de tijd voor het plegen van de strafbare feiten. Dit zijn indicaties voor het toepassen van het volwassenenstrafrecht.
Wat betreft de strafrechtelijke afdoening acht de reclassering het geïndiceerd om voorwaarden op te stellen om verdachte te helpen een delictvrij bestaan op te bouwen. Benadrukt wordt dat openheid van zaken op verschillende leefgebieden van belang is, zodat het voor de reclassering mogelijk is meer zicht te krijgen op de persoon van verdachte, met wie hij omgaat, wat hem echt bezighoudt en wat hij nodig heeft om verder afglijden te beperken. Ter zitting heeft mevrouw Weiss van de reclassering toegelicht dat een delictanalyse van belang is. Met deze analyse heeft een behandeling een grotere kans van slagen.
Toepassing van het volwassenenstrafrecht
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte bestraft moet worden volgens het jeugdstrafrecht, zoals de raadsman heeft bepleit, of volgens het volwassenenstrafrecht.
Verdachte was tijdens het plegen van de feiten 18 jaar oud. Het uitgangspunt is dan dat het strafrecht voor volwassenen aan de orde is. De rechtbank heeft bij jongvolwassenen van 18 tot 23 jaar echter de mogelijkheid om het jeugdstrafrecht toe te passen. Dat kan de rechtbank doen wanneer de persoon van de verdachte of de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan daar aanleiding voor geven. Het jeugdstrafrecht is specifiek in het leven geroepen voor jongvolwassenen tussen de 18 en 23 jaar, omdat hun hersenfuncties nog niet uitontwikkeld en zij dus (in beginsel) pedagogisch beïnvloedbaar zijn. Het jeugdstrafrecht kan toegepast bij een jongvolwassene die leeftijdsconform functioneert.
De rechtbank ziet, gelet op de persoon van verdachte, het rapport van de psycholoog en wat ter terechtzitting door de reclassering naar voren is gebracht - anders dan de raadsman - aanleiding om toepassing te geven aan het volwassenenstrafrecht. De rechtbank overweegt daarbij het volgende.
Uit het dossier volgen sterke aanwijzingen dat verdachte zich als mensenhandelaar in het loverboy-circuit begeeft. Naar het oordeel van de rechtbank geeft dit een bepaalde mate van volwassenheid aan. Daarnaast ging verdachte niet meer naar school en was hij ten tijde van de strafbare feiten aan het werk in de zonnepanelenbranche. Daar tegenover staan ook contra-indicaties voor toepassing van het volwassenenstrafrecht. Zo is er bij verdachte sprake van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. Daarnaast woont verdachte bij zijn moeder en lijkt de situatie in huis stabiel te zijn en structuur te geven.
De rechtbank ziet in de aard van het feit en de wijze waarop het leven was ingericht voor de bewezenverklaarde feiten aanleiding om het volwassenenstrafrecht toe te passen. Bij de strafoplegging houdt de rechtbank wel rekening met de jonge leeftijd van verdachte.
De op te leggen straf en maatregel
Gelet op de aard, de ernst en de duur van de feiten, zoals hiervoor uiteengezet, kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank kijkt voor het bepalen van de strafmaat naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. De rechtbank houdt hierbij in strafmatigende zin rekening met de jeugdige leeftijd van verdachte. Verder houdt de rechtbank ook rekening met het feit dat sprake is van eendaadse samenloop, zoals onder 6 beschreven. Als strafverzwarende omstandigheid houdt de rechtbank rekening met de veroordeling van verdachte in 2021 voor soortgelijke feiten.
De rechtbank ziet aanleiding om, in tegenstelling tot de officier van justitie en in navolging van het advies van de psycholoog en de reclassering, een deel van de gevangenisstraf in een voorwaardelijke vorm op te leggen. De reclassering heeft in haar rapport van 12 mei 2025 een aantal bijzondere voorwaarden geformuleerd. Verdachte heeft ter zitting verklaard te willen meewerken aan deze voorwaarden. In het bijzonder ziet de rechtbank het belang van een ambulante behandeling die zich zal richten op de bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling van verdachte. De rechtbank acht daarom een forse voorwaardelijke straf als een goede stok achter de deur op zijn plaats.
Naast een deels voorwaardelijke gevangenisstraf ziet de rechtbank aanleiding om een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, te weten een contactverbod met medeverdachte [medeverdachte] en aangever [slachtoffer] . De rechtbank legt deze vrijheidsbeperkende maatregel op voor de duur van 3 jaren. Per overtreding van het contactverbod kan maximaal 4 weken vervangende hechtenis worden opgelegd, tot een maximum van in totaal 6 maanden.
Gelet op de ernst en de duur van de wederrechtelijke vrijheidsberoving en zware mishandeling richting aangever en de omstandigheden waaronder deze strafbare feiten zijn gepleegd, in combinatie met de persoon van de verdachte zoals hiervoor omschreven, moet er naar het oordeel van de rechtbank ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt (met medeverdachte) of zich belastend gedraagt jegens aangever. De rechtbank zal daarom bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Alles afwegende wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie. De rechtbank acht een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, op zijn plaats. Aan de proeftijd zal de rechtbank de hierna te noemen algemene en bijzondere voorwaarden verbinden, met het doel om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidsstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.BESLAG

Onder verdachte zijn twee telefoons, een geldbedrag van € 58,60 en een kassabon van Action in beslag genomen.
9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de telefoons en de kassabon van Action verbeurd moeten worden verklaard. Het geldbedrag kan worden teruggegeven aan verdachte.
9.2
Het standpunt van de verdediging
Met betrekking tot de telefoons en het geldbedrag stelt de raadsman zich op het standpunt dat deze goederen terug dienen te worden gegeven aan verdachte. De raadsman refereert zich met betrekking tot de kassabon van Action aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de twee in beslag genomen telefoons en de kassabon van Action verbeurd verklaren. Met betrekking tot deze voorwerpen is het onder 1, 2 primair en 3 bewezen verklaarde feiten begaan.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van het in beslag genomen geldbedrag van € 58,60.

10.BENADEELDE PARTIJ

Aangever heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 25.652,55 ter zake van schadevergoeding. Dit bedrag bestaat uit € 5.652,55 materiële schade en € 20.000,- immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten. De gevorderde materiële schadevergoeding ziet op het eigen risico 2024 (€ 288,26), (niet vergoede) kosten fysiotherapie (€ 98,30), dagvergoeding ziekenhuisopname (€ 266,-) en schade ontstaan door diefstal van het geldbedrag (€ 5.000,-).
De gevorderde immateriële schadevergoeding van € 20.000,- ziet op zowel lichamelijk als psychisch letsel. De benadeelde partij heeft verzocht het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan. Ter zitting heeft de advocaat van benadeelde partij mr. Eijsbouts aangegeven dat zij zich, vanwege de omstandigheden in deze zaak, erin kan vinden dat iedere verdachte de helft van de schade moet betalen en de schadevergoedingsverplichting niet hoofdelijk wordt opgelegd.
Ook heeft de benadeelde partij verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de gehele materiële en immateriële schade toewijsbaar, in die zin dat verdachte en de medeverdachte ieder de helft van de toe te wijzen schade dienen te betalen. Hoofdelijke veroordeling is voor het CJIB praktisch niet uitvoerbaar, nu de officier van justitie een contactverbod met medeverdachte als bijzondere voorwaarde bij de PIJ- maatregel heeft gevorderd. Daarom vordert de officier van justitie betaling door verdachte van de helft van het schadebedrag, dus in totaal een schade van € 12.826,28 (€ 2.826,28 aan materiële schade en € 10.000,- aan immateriële schade), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 juli 2024 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman refereert zich met betrekking tot de materiële schade aan het oordeel van de rechtbank. Met betrekking tot de immateriële schade verzoekt de raadsman deze schade te matigen tot een bedrag tussen € 2.500,- en € 5.000,-. Het totaal te betalen schadebedrag kan verdeeld worden tussen verdachte en de medeverdachte (geen hoofdelijke veroordeling).
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot de materiële schade
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor onder 1, 2 primair en 3 bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 5.652,55. Dit schadebedrag is onderbouwd en niet betwist.
Met betrekking tot de immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW) komt een benadeelde partij onder meer een vergoeding toe voor immateriële schade als sprake is van lichamelijk letsel. De rechtbank stelt op basis van de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing vast dat hij, als gevolg van de hiervoor bewezen verklaarde feiten, (zwaar) lichamelijk letsel heeft opgelopen en dat hij om die reden dus recht heeft op een vergoeding voor immateriële schade. Mr. Eijsbouts heeft ter zitting aangegeven dat aangever nog tot op de dag van vandaag kampt met de fysieke gevolgen van het incident. Ten gevolge van het bewezenverklaarde heeft aangever een tweedegraads brandwond aan zijn rechtervoet en een hartkneuzing opgelopen. Ook zijn bij hem diepe schaafwonden aan zijn polsen (door het vastbinden) en een grote scheurwond naast zijn oog (door het lostrekken van de tape) geconstateerd. Aangever heeft nog steeds gevoelsstoornissen aan beide polsen. Tot op heden kan hij zelfs niet met zijn rechterhand schrijven. Volgens de artsen is het onzeker of dit zenuwletsel weer volledig zal herstellen. Daarnaast heeft hij onder meer littekens in zijn hals en op zijn voet, waarmee hij elke dag wordt geconfronteerd en waarvan het ook de vraag is of deze volledig zullen verdwijnen. De rechtbank overweegt dat het zeer waarschijnlijk is dat de zichtbaarheid van de littekens blijvend van aard is.
Aangever heeft zich onder behandeling moeten stellen van een psycholoog vanwege trauma- en stressor gerelateerde klachten die het gevolg zijn van de bewezenverklaarde feiten. Hij heeft 12 behandelingen achter de rug en hij heeft nog 10 behandeluren in het vooruitzicht.
Door het opgelopen letsel heeft aangever een periode niet of minder kunnen werken. Inmiddels heeft hij voor 70% zijn werkzaamheden hervat.
Gelet op de motivering en onderbouwing van de immateriële schade en wat in vergelijkbare gevallen aan immateriële schadevergoeding wordt toegewezen, is de rechtbank van oordeel dat de vordering zich – naar maatstaven van billijkheid – leent voor toewijzing tot een bedrag van € 15.000,-.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering en zal bepalen dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Geen hoofdelijke veroordeling
De rechtbank is van oordeel dat verdachte niet hoofdelijk tot betaling van de schadevergoeding dient te worden veroordeeld, nu verdachte zoals hiervoor genoemd een contactverbod met de medeverdachte als 38v-maatregel wordt opgelegd. Een hoofdelijke veroordeling zou betekenen dat contact tussen verdachte en de medeverdachte noodzakelijk is en dat contact is niet toegestaan. Om deze reden deelt de rechtbank het toe te wijzen bedrag (te weten € 5.652,55 aan materiele schade en € 15.000,- aan immateriële schade) door de helft.
De rechtbank is daarom van oordeel dat een bedrag van
€ 2.826,28materiële schade en
€ 7.500,-immateriële schade voor rekening van verdachte komt en dus voor toewijzing in aanmerking komt. In totaal wijst de rechtbank een bedrag van
€ 10.326,28toe.
Veroordeling in de kosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van aangever aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van
€ 10.326,28te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 27 juli 2024 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 86 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die door verdachte is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 38v, 38w, 47, 55, 57, 282, 302 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 4 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
36 MAANDEN;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
12 MAANDENniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van
twee jarenvast;
- als
algemene voorwaardengelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
  • zich meldt bij de reclassering op het adres Marconistraat 2 in Rotterdam. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • zich laat behandelen door een zorgverlener, nader te bepalen door de reclassering. De behandeling moet zich richten op de bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
  • zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, of hij schrijft zich in voor een dagopleiding met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
  • meewerkt aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
  • openheid geeft over zijn sociale contacten;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- legt op de vrijheidsbeperkende maatregel dat de verdachte zich voor de duur van
3 (drie) jaren onthoudt van contact met aangever [slachtoffer](geboren op [1982] in [geboorteplaats] )
en medeverdachte [medeverdachte] (geboren op [2006] in [geboorteplaats] )
;
Dat betekent dat hij op geen enkele wijze contact opneemt en/of onderhoudt met voornoemde personen, in welke vorm dan ook, ook niet via anderen, zo lang het Openbaar Ministerie dat noodzakelijk acht;
- beveelt dat vervangende hechtende hechtenis kan worden toegepast van maximaal
4 weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een totale duur van 6 maanden. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen die gelden op grond van de opgelegde maatregel niet op;
- beveelt dat deze vrijheidsbeperkende maatregel
dadelijk uitvoerbaaris.
Beslag
-
Verklaart verbeurd:
 Kassabon Action (goednummer 3381999);
 Telefoontoestel, Apple (goednummer 3381755);
 Telefoontoestel, Samsung (goednummer 3382000);
- gelast
de teruggaveaan
verdachtevan het geldbedrag van
€ 58,60(goednummer MD4R024094_824829);
Benadeelde partij
- Wijst de vordering van
[slachtoffer], toe tot een bedrag van
€ 10.326,28(bestaande uit
€ 2.826,28 materiële schade en € 7.500,- immateriële schade);
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan
  • verklaart
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.M.H. van Ek, voorzitter, mrs. L.E. Verschoor-Bergsma S.E. van den Brink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.A. van Loon, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 juni 2025.
De voorzitter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij in of omstreeks de periode van 27 juli 2024 tot en met 28 juli 2024, te Utrecht, althans
in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk [slachtoffer] , wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd
gehouden, door
- die [slachtoffer] (langer tijd) (aan een tafelpoot/krabpaal) vast te binden/in te wikkelen met
tape en/of tiewraps en/of een touw en/of
- de ogen van die [slachtoffer] (met wc-papier) af te dekken en/of
- tape op de mond van die [slachtoffer] te plakken en/of
- die [slachtoffer] op de bank neer te leggen en/of
- tegen die [slachtoffer] te zeggen/schreeuwen dat hij zijn kop/kankerbek moet houden en/of
stil moet liggen, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- een kussen op het gezicht van die [slachtoffer] te drukken en/of gedrukt te houden en/of
(daarbij) enige tijd de ademhaling van die [slachtoffer] te beletten en/of (vervolgens) dit
kussen met tape vast te maken aan/op het gezicht van die [slachtoffer] en/of
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) tegen de borst en/of het hoofd en/of de
schaamstreek, althans het lichaam van die [slachtoffer] te slaan en/of te schoppen en/of op het
geslachtsdeel van die [slachtoffer] te staan en/of
- meermalen, althans eenmaal, (een) sigaret(ten) (uit) te drukken op het lichaam van die
[slachtoffer] en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in het lichaam van die [slachtoffer]
te prikken en/of dreigend langs/tegen de nek, althans het lichaam van die [slachtoffer] te
houden en/of
- een brandbare vloeistof over de voet van die [slachtoffer] te sprenkelen/gieten en (vervolgens) (open) vuur in aanraking te brengen met die brandbare vloeistof (ten gevolge
waarvan de voet van die [slachtoffer] is verbrand) en/of
- de kleding van die [slachtoffer] kapot te knippen en/of
- een hoeveelheid bleekmiddel, althans een brandende en/of bijtende vloeistof over het
gezicht, althans het lichaam van die [slachtoffer] te sprenkelen/gieten en/of
- (een groot deel van) dit voorval (steeds) te filmen en/of Is blijven filmen en/of
- tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij ( [slachtoffer] ) contact moet opnemen met de bank om
zijn ( [slachtoffer] 's) rekening te deblokkeren en/of
- met een of meerdere mensen te (video)bellen en/of (tijdens dit gesprek) tegen die
[slachtoffer] te zeggen dat hij ( [slachtoffer] ) moet zeggen dat hij een vleze man is en een loser,
althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- tegen die [slachtoffer] te zeggen dat de (seksueel getinte) filmpjes worden doorgestuurd naar
familieleden en/of collega's, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- meermalen, althans eenmaal, dreigende en/of beledigende uitspraken te uiten in de
richting van die [slachtoffer] , door (onder meer) tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij dood
wordt gemaakt als hij naar de politie gaat en/of dat hij tiewraps om zijn armen krijgt en in
een sloot wordt gegooid, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
Feit 2hij in of omstreeks de periode van 27 juli 2024 tot en met 28 juli 2024, te Utrecht,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten
- een of meerdere bloeduitstorting(en) en/of
- scheurwond naast linker oogkas en/of
- een of meerdere kraswond(en) en/of
- een of meerdere (diepe) schaafwond(en) rondom de polsen en/of de enkels
en/of
- brandwonden op het hoofd en/of In de hals en/of op het (rechter) bovenbeen
en/of de (rechter)hand en/of
- gekneusde ribben en/of
- een tweedegraads diepe brandwond op de wreef van de (rechter)voet en/of
- een gekneusde (rechter) hiel en/of
- een hartkneuzing
heeft toegebracht, door
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) tegen de borst en/of het
hoofd en/of de schaamstreek, althans het lichaam van die [slachtoffer] te slaan en/of
te schoppen en/of
- op het geslachtsdeel van die [slachtoffer] te staan en/of
- meermalen, althans eenmaal, (een) sigaret(ten) (uit) te drukken op het lichaam
van die [slachtoffer] en/of
- een brandbare vloeistof over de voet van die [slachtoffer] te sprenkelen/gieten en
(vervolgens) (open) vuur in aanraking heeft gebracht te brengen met die
brandbare vloeistof (ten gevolge waarvan de voet van die [slachtoffer] is verbrand)
en/of
- een hoeveelheid bleekmiddel, althans een brandende en/of bijtende vloeistof
over het gezicht, althans het lichaam van die [slachtoffer] te sprenkelen/gieten;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 27 juli 2024 tot en met 28 juli 2024, te Utrecht,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) tegen de borst en/of het
hoofd en/of de schaamstreek, althans het lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben
geslagen en/of geschopt en/of
- op het geslachtsdeel van die [slachtoffer] heeft/hebben gestaan en/of
- meermalen, althans eenmaal, (een) sigaret(ten) heeft/hebben (uit)gedrukt op
het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- een brandbare vloeistof over de voet van die [slachtoffer] heeft
gesprenkeld/gegoten en (vervolgens) (open) vuur in aanraking heeft gebracht
met die brandbare vloeistof (ten gevolge waarvan de voet van die [slachtoffer] is
verbrand) en/of
- een hoeveelheid bleekmiddel, althans een brandende en/of bijtende vloeistof
over het gezicht, althans het lichaam van die [slachtoffer] heeft gesprenkeld/gegoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 3hij in of omstreeks de periode van 27 juli 2024 tot en met 28 juli 2024, te Utrecht en/of
Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen, een geldbedrag van in totaal ongeveer 5004 euro, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , In elk geval aan een ander dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang
tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen
goed/goederen onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse
sleutel, door gebruik te maken van een bankpas (op naam van [slachtoffer] ) die niet aan
hem, verdachte, toebehoorde;
Feit 4hij op of omstreeks 15 juli 2024, te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en
in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en
wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische
persoonsgegevens, van een ander, te weten een geldig paspoort op naam van
[benadeelde] heeft gebruikt door zich met dat paspoort te identificeren bij het openen van een bankrekening (bij Bunq Bank), met het oogmerk om zijn/hun identiteit te
verhelen en/of de identiteit van de ander te misbruiken, waardoor enig nadeel
kon ontstaan.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 1 november 2024 (einddossier), genummerd PL0900-2024238809, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina’s 1 tot en met 686. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Verklaring van [B] ter terechtzitting van 27 mei 2025.
3.Pagina 66.
4.Pagina 69-70.
5.Pagina 73.
6.Pagina 77.
7.Pagina 78.
8.Pagina 79.
9.Pagina 80.
10.Pagina 81.
11.Pagina 82.
12.Pagina 83.
13.Pagina 54.
14.Pagina 55.
15.Pagina 138.
16.Pagina 140.
17.Pagina 453.
18.Pagina 454.
19.Pagina 473.
20.Pagina 490.