Op 18 juni 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, een gedupeerden van de kinderopvangtoeslagenaffaire, en de Minister van Financiën. Eiseres had een aanvraag ingediend voor de terugbetaling van private schulden onder de compensatieregeling van de Wet hersteloperatie (Wht). De Sociale Banken Nederland (SBN) heeft deze aanvraag op 26 april 2023 afgewezen, en de minister heeft deze afwijzing in een bestreden besluit van 19 maart 2024 gehandhaafd. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is zonder bericht niet verschenen op de zitting op 15 april 2025.
De rechtbank heeft de weigering van de minister om de private schulden van eiseres terug te betalen beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van eiseres. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht de terugbetaling heeft geweigerd, omdat eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd om haar schulden te onderbouwen. De rechtbank legt uit dat de voorwaarden voor compensatie onder de Wht dwingendrechtelijk zijn en dat er geen ruimte is voor afwijkingen op basis van het evenredigheidsbeginsel, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die niet in de wet zijn opgenomen. Eiseres heeft haar medische situatie en de gevolgen van haar schuldenlast niet voldoende onderbouwd, waardoor de rechtbank geen aanleiding ziet om van de voorwaarden af te wijken.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat de private schulden van eiseres niet worden terugbetaald. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.