Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Raadkamernummer: 005656-25
op dit moment gedetineerd in [verblijfplaats] ,
1.Feiten
2.Procedure
3.Verzoek
4.Standpunt van het Openbaar Ministerie
5.Beoordeling
6.Beslissing
af.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 29 april 2025 uitspraak gedaan op een verzoek van een gedetineerde verzoeker om vermindering of kwijtschelding van een ontnemingsbedrag van € 164.500,-, dat hem was opgelegd door het Gerechtshof in 2014. Het Openbaar Ministerie had een vordering tot gijzeling ingediend vanwege een openstaand bedrag van € 121.577,54. De rechtbank had eerder een gijzeling toegewezen en de verzoeker had op 3 maart 2025 een verzoek ingediend om opheffing van deze gijzeling. Op 18 april 2025 diende hij een aanvullend verzoek in tot vermindering van het ontnemingsbedrag, omdat hij stelde dat zijn financiële situatie hem niet in staat stelde om aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat verzoeker onvoldoende bewijs heeft geleverd van zijn betalingsonmacht en dat zijn financiële situatie niet substantieel was veranderd sinds de eerdere beslissing. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker niet voldoende stukken heeft overgelegd om zijn huidige financiële situatie te onderbouwen en dat hij in het verleden luxe uitgaven heeft gedaan, wat zijn verzoek ondermijnt. De rechtbank heeft het verzoek tot vermindering van het ontnemingsbedrag afgewezen, met de aanbeveling dat verzoeker in de toekomst pas een nieuw verzoek indient als hij de benodigde bewijsstukken kan overleggen.