ECLI:NL:RBMNE:2025:2868

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
16 juni 2025
Zaaknummer
24/5632
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de hoogte van de zorgtoeslag en de tijdigheid van de definitieve berekening door de Dienst Toeslagen

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiser tegen het besluit van de Dienst Toeslagen, waarin de hoogte van de zorgtoeslag over het jaar 2022 definitief is vastgesteld. De Dienst Toeslagen had op 10 januari 2024 de zorgtoeslag definitief berekend, en na bezwaar van eiser bleef de Dienst Toeslagen bij dit besluit. De rechtbank behandelde het beroep op 27 mei 2025, waarbij eiser niet aanwezig was, maar zijn echtgenote als gemachtigde optrad. De rechtbank oordeelt dat de Dienst Toeslagen de hoogte van de zorgtoeslag correct heeft vastgesteld, ondanks een eerdere fout in de berekening die de Dienst Toeslagen heeft erkend. Deze fout had geleid tot een te hoge zorgtoeslag voor eiser in voorgaande jaren, maar de Dienst Toeslagen was verplicht om dit voor het jaar 2022 te corrigeren. De rechtbank concludeert dat de Dienst Toeslagen de zorgtoeslag tijdig en volgens de wet heeft berekend, en dat eiser geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of proceskosten. Eiser kan in hoger beroep gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/5632
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 mei 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: I.Th.M. Albertz-Peters),
en

Dienst Toeslagen, kantoor [gemeente]

(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van Dienst Toeslagen waarin de hoogte van de zorgtoeslag over het jaar 2022 definitief is vastgesteld.
1.1.
Dienst Toeslagen heeft bij besluit van 10 januari 2024 de hoogte van de zorgtoeslag over het jaar 2022 definitief berekend. Met het bestreden besluit van
16 juli 2024 op het bezwaar van eiser is Dienst Toeslagen bij dat besluit gebleven.
1.2.
Dienst Toeslagen heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen het bestreden besluit op
27 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de echtgenote van eiser die als gemachtigde optreedt en de gemachtigde van Dienst Toeslagen. Eiser was niet aanwezig.
1.4.
Na afloop van zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank stelt vast dat het beroep betrekking heeft op het toeslagjaar 2022.
De rechtbank beoordeelt of Dienst Toeslagen de hoogte van de zorgtoeslag over het jaar 2022 juist heeft vastgesteld. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank oordeelt dat dit zo is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Heeft de Dienst Toeslagen de zorgtoeslag op de juiste hoogte vastgesteld?

4. Dienst Toeslagen maakt gebruik van de woonlandfactor als een aanvrager van de zorgtoeslag en zijn toeslagpartner in het buitenland verblijft. Dienst Toeslagen betrekt bij de berekening van de hoogte van de zorgtoeslag de woonlandfactor. Voor de vraag vanaf wanneer en voor welk land de woonlandfactor geldt, kijkt Dienst Toeslagen naar de registraties van het Centraal Administratiekantoor (CAK). Eiser verblijft in het buitenland, namelijk in België. Eiser en zijn toeslagpartner staan sinds zij daar wonen al bij het CAK geregistreerd. Eiser heeft zich daarbij aan de wet- en regelgeving gehouden.
5. Dienst Toeslagen heeft jarenlang een fout gemaakt in de berekening van de zorgtoeslag van eiser door de woonlandfactor niet op eiser toe te passen. Deze fout heeft Dienst Toeslagen ook erkend. Dit heeft tot gevolg gehad dat eiser jarenlang een hogere zorgtoeslag heeft toegekend gekregen, dan waar hij recht op had. Dienst Toeslagen mocht dit niet over al die jaren herstellen. Dit kon Dienst Toeslagen nog wel doen over het jaar 2022 en daartoe was Dienst Toeslagen ook verplicht. Als Dienst Toeslagen namelijk een te hoog voorschot verstrekt, moet zij dit ook terugvorderen. Dienst Toeslagen kan hiervan in principe niet afwijken. [1] Dienst Toeslagen heeft de hoogte dus terecht vastgesteld. Dat eiser hier niet van op de hoogte was en er ook niet achter kon komen, ligt hier niet ter beoordeling. De schuldvraag speelt geen rol.
Heeft Dienst Toeslagen de zorgtoeslag 2022 tijdig definitief berekend?
6. Het belastingjaar 2022 was nog niet definitief afgesloten, waardoor Dienst Toeslagen de toeslag nog definitief kon berekenen. Toekenning van de zorgtoeslag moet plaatsvinden binnen acht weken na de vaststelling van de laatste beschikking waarbij een niet in Nederland belastbaar (NINBI) wordt vastgesteld. [2] Eiser heeft op 8 december 2023 de laatste beschikking ontvangen, zodat de uiterste termijn op 2 februari 2024 zou verstrijken. De vaststelling van de zorgtoeslag over het toeslagjaar 2022 was op 10 januari 2024 en dat was dus op tijd.
7. De rechtbank komt hiermee tot de conclusie dat Dienst Toeslagen kon terugvorderen en dat dit, hoe onrechtvaardig dit voor eiser ook voelt, terecht en volgens de wet- en regelgeving is gedaan.
8. Eiser heeft nog opgeworpen dat hij weinig betalingscapaciteit heeft en het terug te betalen bedrag niet kan betalen. Dit heeft eiser niet onderbouwd met stukken. Dienst Toeslagen heeft daartegenover gesteld dat uit navraag bij het landelijke incassocentrum volgt dat eiser wel zou kunnen betalen. Dit betekent dat Dienst Toeslagen mocht invorderen.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
10. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 mei 2025 door mr. L. van 't Hof, rechter, in aanwezigheid van P. Molenaar , griffier.
de griffier is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 26, tweede lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir).
2.Dit volgt uit artikel 19, eerste lid, van de Awir.