ECLI:NL:RBMNE:2025:286

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 februari 2025
Publicatiedatum
5 februari 2025
Zaaknummer
16/275408-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing van een advocaat-curator met geweld en bedreiging

Op 5 februari 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van een poging tot afpersing van een advocaat-curator. De verdachte had samen met medeverdachten geprobeerd om het slachtoffer, een curator in een faillissementszaak, onder druk te zetten om een bedrag van €170.000,- te betalen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een actieve rol had gespeeld in de afpersing door het versturen van dreigende brieven en het inschakelen van anderen om intimidatie uit te oefenen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, waarbij de psychische druk op het slachtoffer en de impact van de daden op zijn werk als curator zwaar wogen. De rechtbank legde ook een contact- en locatieverbod op voor de duur van vijf jaar, om de veiligheid van het slachtoffer te waarborgen. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de bewijsvoering en de omstandigheden van de zaak, waarbij de rechtbank de verdachte als medepleger van de poging tot afpersing heeft aangemerkt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/275408-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 5 februari 2025
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1955] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [.] [woonplaats] (België),
thans gedetineerd in de [verblijfplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 17 oktober 2024 (pro forma), 9 januari 2025 (inhoudelijke behandeling) en 10 januari 2025 (inhoudelijke behandeling). Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 22 januari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.E. Lohuis en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. A.M.R. van Ginneken, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Primair: in de periode van 17 mei 2023 tot en met 4 november 2023 te Utrecht, althans in Nederland en/of in België, samen met anderen, door geweld en bedreiging met geweld heeft geprobeerd om [slachtoffer] af te persen voor een geldbedrag van € 170.000,- ;
Subsidiair: in de periode van 17 mei 2023 tot en met 4 november 2023 te Utrecht, althans in Nederland en/of in België, [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] opzettelijk heeft uitgelokt om [slachtoffer] af te persen voor een geldbedrag van € 170.000.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Dit betekent dat er geen formele belemmeringen zijn om de zaak inhoudelijk te behandelen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend te bewijzen. Uit het dossier volgt dat verdachte een zakelijk conflict met aangever heeft over de afwikkeling van een faillissement. Verdachte is van mening dat aangever hem een geldbedrag verschuldigd is en heeft de hulp van anderen ingeschakeld om aangever middels geweld en bedreiging daarmee tot de afgifte van een geldbedrag te dwingen. Via medeverdachte [medeverdachte 2] is verdachte in contact gekomen met medeverdachte [medeverdachte 1] , die aangever bij zijn woning heeft opgezocht, een steen door de ruit van zijn woning heeft gegooid waarop een papier bevestigd was met daarop de woorden ‘ [slachtoffer] …laatste kans op betalen!, een telefoongesprek met hem heeft gevoerd en diverse sms-berichten naar hem heeft gestuurd, waarin hij hem op een dreigende en dwingende toon onder druk heeft gezet om het geldbedrag te betalen’ Verdachte heeft zelf een brief en een rouwkaart met daarin de woorden ‘tot alles is betaald’ naar de woning van aangever gestuurd. Verdachte heeft in een nauwe en bewuste samenwerking met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gehandeld en kan derhalve als medepleger van de poging tot afpersing worden aangemerkt. Voor zover van belang worden de standpunten van de officier van justitie hieronder besproken bij het oordeel van de rechtbank.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit. De verschillende feitelijkheden richting de aangever kunnen niet als geweld dan wel de bedreiging met geweld in de zin van artikel 317 van het wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) worden gekwalificeerd. Daarnaast kan verdachte niet als medepleger worden aangemerkt, omdat zijn bijdrage aan het ten laste gelegde niet van voldoende gewicht is geweest en hij geen wetenschap had van de feitelijkheden die zich in de richting van aangever hebben voorgedaan. Voor zover van belang worden de standpunten van de raadsvrouw hieronder besproken bij het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Bewijsmiddelen [1]
Een proces-verbaal van aangifte van 13 oktober 2023, inclusief bijlagen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 12 oktober 2023 lag ik te slapen in mijn woning aan de [adres 2] te [plaats 3] . Ik werd wakker door een harde klap. Ik zag dat er in de gang veel glas lag en dat er een groot gat in de ruit van mijn voordeur zat. Ik zag dat er onder het lamel een baksteen lag. Ik zag dat er op de baksteen een stuk papier geplakt was waarop de volgende tekst stond: ‘ [slachtoffer] …laatste kans op betalen!!’
Ik besefte dat dit incident niet los op zichzelf staat. Er zijn namelijk twee eerdere incidenten geweest die in relatie staan tot mijn werkzaamheden als curator. Ik ben curator in een faillissementszaak van [onderneming 1] B.V. en [onderneming 2] B.V. met als bestuurder meneer [verdachte] . [verdachte] werkte niet mee aan de afhandeling van het faillissement. [2] De rechtbank besloot hem te gijzelen. Ik weet dat [verdachte] bijna een volledig jaar gegijzeld is in de PI te [plaats 1] .
Op 23 augustus 2023 stond er in de ochtend een man voor mijn deur. Ik hoorde dat er aangeklopt werd en heb de deur opengedaan. Ik zag dat deze man grote spieren had in zijn armen en ik kan hem omschrijven als bodybuilder. Ik zag dat deze man tatoeages op zijn arm en hand en een baardje had. Ik zag dat de man direct mijn woning wilde binnenstappen. Toen ik dat opmerkte was ik nog snel in staat om de deur dicht te gooien en deze man buiten te houden. Ik zag dat de man een zwart heuptasje om had en daar een brief uit pakte. Ik zag dat de man de brief er half uithaalde, maar daarna weer terug stopte. Totdat ik dreigde de politie te bellen heeft deze meneer voor mijn deur gestaan met een intimiderende houding een wijzende vinger.
Op 20 september 2023 kreeg ik een rouwkaart in mijn brievenbus die aan mij gericht
was. Ik zag dat er in de rouwkaart de tekst stond: ‘tot alles is betaald.’ Bij de rouwkaart zat tevens een brief die was ondertekend door [verdachte] . In de brief werd ik persoonlijk aansprakelijk gesteld voor de schade die [verdachte] heeft geleden naar aanleiding van mijn werkzaamheden als curator in de faillissementszaak tegen [verdachte] . [3]
Een proces-verbaal van bevindingen van 25 oktober 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Bij de brief [
de rechtbank begrijpt: de brief die aangever op 20 september 2023 heeft ontvangen] was een rouwkaart gevoegd. De brief was afkomstig van [verdachte] . Op de rouwkaart stond de tekst: ‘Dit grote verlies is niet in woorden uit te drukken…’ In de rouwkaart stond de handgeschreven tekst: ‘tot alles is betaald!’ [slachtoffer] overhandigde de brief, de rouwkaart en de envelop voor onderzoek. [4]
Een aanvullend proces-verbaal van 18 juli 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 20 september 2023 ontving slachtoffer [slachtoffer] een envelop met daarin een brief en een
rouwkaart op zijn woonadres. De brief was ondertekend met [verdachte] [5] .
Een proces-verbaal van bevindingen van 12 maart 2024, inclusief bijlagen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op de Acer laptop werd een Word document aangetroffen met de naam “Schadeclaim aan curator [slachtoffer] .docx.’’ Het document is een brief gericht aan [slachtoffer] met datum 7 september 2023. Op 20 september 2023 heeft aangever [slachtoffer] een rouwkaart met een brief ontvangen in zijn brievenbus. De inhoud van deze brief komt exact overeen met het Word document welke is aangetroffen op de laptop. [6]
Een rapport van het NFI van 22 maart 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
AAQT3934NL#0l , de gehele binnenzijde van de envelop
DNA kan afkomstig zijn van minimaal drie personen:
- verdachte [verdachte] bewijskracht meer dan 1 miljard
- minimaal twee andere personen: bewijskracht niet van toepassing [7]
DNA-mengprofiel AAQT3934NL#01 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA in de bemonstering afkomstig is van verdachte [verdachte] en twee willekeurige onbekende personen, dan wanneer het DNA in de bemonstering afkomstig is van drie willekeurige onbekende personen. [8]
Een proces-verbaal van 7 maart 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Te zien was dat er onder andere gezocht was op de volgende termen die relevant leken voor het onderzoek: “ [slachtoffer] [plaats 3] ", “ [slachtoffer] bv”, “ [slachtoffer] ” en “ [slachtoffer] ”, “foto [adres 2] [plaats 3] ”, “ [adres 2] [plaats 3] ", “afpersing via mail bitcoin 2020”, “afpersing betalen met bitcoin”, “is ik weet waar je woont een bedreiging?", “pistool kopen”, “rouwkaart” en “dna op papier verwijderen”. [9]
Een proces-verbaal van 1 november 2023, inclusief bijlagen, voor zover inhoudende, zakelijk weergeven:
Op 26 oktober 2023 werd er een telefoongesprek geïntercepteerd tussen gedetineerde
[medeverdachte 2] [telefoonnummer 4] en verdachte [medeverdachte 1] , gebruiker van [telefoonnummer 5] . [10]
[medeverdachte 1] : Ik heb wat door zijn raam gekankerd met een brief daarop. Daar is die wel van geschrokken, hij reageerde nou wel op sms'en enzo, want ja hele tijd heen en weer dat schiet niet op joh en dan is die weer niet thuis. Gister was ik er ook, gister NTV hij was er niet. Ik zei tegen hem, ik berichtte hem meteen, ik zei zo uhh raam nog steeds niet gemaakt
jongen. Dus hij wordt benauwd snap je. [11]
[medeverdachte 1] : Wollah hij doet de deur open eindelijk. Dus ik kwam aangelopen hij doet de deur open, hij kijkt naar mij, hij zegt: ja goeiedag. Ik zei goeiedag. Bro hoe ik mijn brief wil gaan pakken, NTV de brief te laten zien, NTV hij doet zo *schrikgeluid* NTV kankerhard… NTV… Ik keek hem alleen aan en deed die brief zo tegen het raam zien. Ik NTV ik zie hem, ging weg, ik zei niks, liet me tanden niet zien niks, ik ging weg. NTV... uit het raam kijken, maar ik was allang weg. Eindstand ik liet twee weken niks van mij horen effe laten bezinken, effe benauwd worden toch. Dus liet twee weken niks horen, heb ik hem NTV.. ik heb hem uhhh.. Nee ik lieg, ik ben naar zijn huis gegaan. Ik hoorde maar niks dus ik dacht moet weer NTV afgeven, je weet ik dacht misschien hij heeft die bericht van NTV. NTV van de belastingdienst gewikkeld over een baksteen en daarop geschreven: [slachtoffer] je gaat betalen. Ingewikkeld NTV door het raam. [12] […]
[medeverdachte 1] : toen ik die baksteen gegooid stond ik helemaal te ver. [13]
[medeverdachte 1] : ik zeg wel tegen ‘m, ja is goed, maar de eerste keer dat hij bij jouw vrouw was, hij zei tegen mij: ja ik heb best wel een zware klus. Hij zegt voor 150.000 euro. [14]
Een proces-verbaal van 13 februari 2024, inclusief bijlagen, voor zover inhoudende, zakelijk weergeven:
Tussen 13 november 2023 en 2 januari 2024 werden gesprekken vanuit de PI [plaats 2] opgenomen en beluisterd. Er werden meerdere gesprekken geïntercepteerd waaruit bleek dat [medeverdachte 1] de gebruiker was. [15]
24 december 2023
[....] : Die verhaal is kanker simpel. Ik kwam vrij, ik had geld nodig voor boetes, want ik heb rekening gemaakt in die.... NTV. En ik moest schadevergoeding aan die gozer betalen. Dus eindstand, iemand zei tegen mij, luister, voor 10k moet je mij effe helpen. Ik krijg nog geld van iemand. Ik zeg, is goed. Maar die man is oud, weet je, echt ouwe mannetje. Dus hij zegt tegen mij, luister, die geld is niet zwart geld of iets. Je weet toch, is gewoon legaal geld. Ik zeg, is goed, laat mij eens zien. Ik wil bewijs, je weet toch, ik ga niet random na 13 maanden weer ergens naar binnen of wat dan ook. Je weet toch. Die man laat mij die papieren zien. Ik kijk die papieren in. Ik zie, die man heeft, hij is curator, die ... NTV Je weet toch, advocaat, curator. Dus eindstand, ik kijk, ik zeg, oké, hoeveel krijg je? Hij zegt 1,5 ton. Ik zeg, is goed. Je weet toch, ik ga naar die man. Ik was er niet echt mee bezig. Ik denk na 2, 3 weken dat die man mij dat heeft gezegd ik ben daarheen gegaan. Naar die jongens huis, je weet toch. Naar die mans huis. Dus ik bel netjes aan, papapap, hij is er niet. Dus ik ga nog een keer. Hij doet deur open. Hij ziet mij. Hij zegt gewoon hallo goeiedag. Maar ik sprak niet met hem. Ik keek
hem alleen aan. Je weet toch. Misschien 1 seconde, 2 seconden hebben we naar elkaar gekeken. Toen schoot hem te binnen wat er aan de hand was. Dus toen wist ik al, jij weet al wat er gaande is. Hij gooit die deur kankerhard in mijn gezicht. Je weet toch. Dus eindstand, hij zegt achter die deur, wie ben jij? Ik ga politie bellen. Dit en dat. Oh, oh, oh. Dus ik pak die papiertje uit mijn tas. Dus ik wil hem die laten zien. Hij zegt, nee, niks mee te maken. Ik, oké. Ik ging weg. [16]
Een proces-verbaal van bevindingen van 13 oktober 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 13 oktober 2023 hoorde ik [slachtoffer] het volgende zeggen:
- ik ben vandaag vier keer gebeld door [telefoonnummer 1]
- toen ik terugbelde hoorde ik een mannenstem die zei: ‘Hé [slachtoffer] heb je mijn bericht gehad’
- ik zei toen tegen hem 'welk bericht'?
- ik hoorde hem zeggen 'het blauwe bericht'
- ik dacht meteen aan de steen die door mijn ruit is gegooid. Daar zat een blauwe brief op met de tekst ' [slachtoffer] , laatste kans om te betalen'
[slachtoffer] zei dat hij gebeld werd door het nummer wat hem eerder had gebeld. Ik zei dat hij moest opnemen en de telefoon op luidspreker moest zetten. Ik hoorde het volgende: [17]
-
[medeverdachte 1] : Luister, je moet om precies te zijn honderdvijftigduizend (150.000) euro aan iemand betalen. Daar is incassokosten op gekomen dus jij betaald nu honderdzeventigduizend (170.000) euro. Dus als jij dat gewoon netjes met mij kan afhandelen dan zijn we klaar. Ik heb jou niet gezegd dat je vandaag moet betalen of dat je deze week moet betalen. Je kan in termijnen betalen heel makkelijk en je weet waar het over gaat. En als je papier wil zien dan is dat geen probleem die kan ik jou gewoon leveren. Je weet heel goed waar het over gaat je moet niet zo achterlijk doen
- [medeverdachte 2] : Nee dat weet ik niet
- [medeverdachte 1] : Is goed dan kom ik zo het papier zelf overhandigen
- [medeverdachte 2] : waar wil je afspreken
- [medeverdachte 1] : waar jij wil jongen. Je hebt mijn nummer, je kan mij gewoon bellen volgende week, of deze week. Snap je, ik ben een hele schappelijke jongen. Kom bij jou aan de deur en dan gooi je de deur in mijn gezicht slaat nergens op. Ik ben geen kinderen. Het gaat nu van kwaad tot erger, er moet gewoon netjes betaald worden en afgehandeld worden. Kunnen we fatsoenlijk een deal maken of gaan we moeilijk doen? Anders weet ik dat het helemaal uit de hand gaat lopen voor niks. [18]
Een proces-verbaal van bevindingen van 24 oktober 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 13 oktober 2023 werd het eerste sms-bericht verstuurd met daarin de tekst: 'Je maakt het jezelf alleen maar moeilijk tot snel'. [19]
21 oktober 2023
[telefoonnummer 1] : Ga jij hier nou de eisen stellen? Ik zei al dat dit zonder gezeik kon maar merk dat jij hier anders over denkt, jammer maar wat jij wil. [20]
Een proces-verbaal van bevindingen van 5 november 2023, zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
25 oktober 2023
[telefoonnummer 1] : "Zal je 2 hints geven en daarna kunnen we of een afspraak plannen of we praten op kantoor 1. [onderneming 1] bv. 2. facturen 2018000004 datum 15.08.2018 ik hoor je snel" [21]
26 oktober 2023
[telefoonnummer 1] : dacht dat we dit snel geregeld hadden maar goed, wat ik al zei, we zien elkaar snel.
[telefoonnummer 1] : Nog steeds nat je deur?
27 oktober 2023
[telefoonnummer 1] : laat me niet te lang wachten, 48 uur is wel de max. [22]
3 november 2023
[telefoonnummer 1] : ik vind het prima gozer stuur je niks meer laatste 48 uur is ingegaan we hebben het netjes geprobeerd mocht niet baten helaas [23]
Een proces-verbaal van bevindingen van 7 november 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Bij de aanhouding van [medeverdachte 1] werd een telefoon in beslag genomen. Uit onderzoek naar de simkaart die in de telefoon zat bleek dat + [telefoonnummer 1] het laatst gebruikte telefoonnummer was. [24]
Een proces-verbaal van bevindingen van 13 februari 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op zaterdag 4 november 2023 werd verdachte [medeverdachte 1] aangehouden. Aansluitend volgde er een doorzoeking in zijn woning aan de [adres 4] te [plaats 2] . Tijdens de doorzoeking werd een uitgeprinte mail met onderwerp "pandrechtovereenkomst" aangetroffen. Opvallend was dat de naam en adresgegevens van aangever [slachtoffer] met een blauwe pen op deze uitgeprinte mail was geschreven. Tevens was met blauwe pen een bedrag van 150.000,00 euro omcirkeld. [25]
Een proces-verbaal van bevindingen van 27 februari 2024, inclusief bijlagen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Wij boden ons aan bij de woning van betrokkene op de [adres 1] , [.] [......] [
de rechtbank begrijpt: de woning van verdachte [verdachte] gelegen in België]. [26] Tijdens de huiszoeking werd een afgedrukte e-mail “Pandrechtovereenkomst” in beslag genomen, die was aangetroffen in een ringmap bij het bureau op de bovenverdieping [27]
Een proces-verbaal van bevindingen van 12 januari 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ten tijde van de aanhouding van [medeverdachte 1] , en de doorzoeking die daarop volgde, werden diverse gegevensdragers in beslag genomen waaronder een iPhone 8. [28] Te zien was dat het + [telefoonnummer 2] was opgeslagen als een contact onder de naam " [naam] " en dat er een profielfoto van [verdachte] werd weergegeven. Te zien was dat dit contact gemaakt was op 28 juli 2023. [29] Te zien was dat het telefoonnummer + [telefoonnummer 3] als contact opgeslagen was onder de naam ‘ [medeverdachte 3] [..] ’. Te zien was dat dit contact gemaakt was op 15 juli 2023. Te zien was dat het telefoonnummer van aangever [slachtoffer] als een contact opgeslagen was als " [slachtoffer] [..........] ". Te zien was dat dit contact gemaakt was op 14 augustus 2023. In de periode 12 augustus 2023 tot en met 16 oktober 2023 heeft ‘ [...] ’ ( [medeverdachte 1] ) chatcontact met " [naam] " ( [verdachte] ). [30]
Een proces-verbaal van bevindingen van 18 december 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte [medeverdachte 3] is een Samsung A52s in beslag genomen. [31] Er is sms-contact geweest met + [telefoonnummer 2] ( [verdachte] ).
17 mei 2023
[telefoonnummer 2] [verdachte] : is dit nog steeds het telefoonnummer waarop [medeverdachte 2] bereikbaar is?
[medeverdachte 3] : ja klopt
[telefoonnummer 2] [verdachte] : ik wil eens afspreken met hem
[medeverdachte 3] : hij zit nog vast. wie kan ik zeggen dat je bent?
[telefoonnummer 2] [verdachte] : ik heb een jaar of 2/3 geleden waarschijnlijk contact met jou gehad. [medeverdachte 2] zat toen ook al vast. Ik ken [medeverdachte 2] vanuit [plaats 1] . Zijn broer zou toen zijn plaats innemen m.b.t een incasso maar dat is uiteindelijk niets geworden. Ik zoek iemand die mij kan helpen met een soortgelijke zaak. Wellicht kent [medeverdachte 2] iemand?
[medeverdachte 3] : ja ik weet nog waar dit over gaat. [medeverdachte 2] zelf doet niks meer omdat hij niet meer vast willen komen te zitten. Maar ik zal het doorgeven als hij belt en misschien kan hij een ander regelen
27 juni 2023
[medeverdachte 3] : hey, er is iemand voor je geregeld. Die komt binnenkort vrij. Als die vrij is geef ik jouw nummer en dan kunnen jullie contact opnemen en het verder regelen. Maar zorg jij ervoor dat [medeverdachte 2] er ook wat op verdient? [medeverdachte 2] vraagt ook of je anders nog in de gelegenheid bent om eens langs te komen in PI [plaats 2] . Voor een bezoek…?
[telefoonnummer 2] [verdachte] : natuurlijk zal ik [medeverdachte 2] passend belonen. Voor een bezoek sta ik open. Wanneer? [medeverdachte 2] moet mij dan wel aanmelden. Laat maar horen wat de mogelijkheden zijn.
[medeverdachte 3] : ik zal eens kijken wat de mogelijkheden zijn en dan hoor je van mij. [32]
13 juli 2023
[medeverdachte 3] : hai, dinsdagavond is een optie om 5 over 7.
[telefoonnummer 2] [verdachte] : dinsdagavond is oké.
24 juli 2023
[medeverdachte 3] : Hai, nee deze week zou ik een gesprek hebben met die jongen maar dat is er nog niet van gekomen. Ik ben ermee bezig. Zodra ik met hem gesproken heb dan laat ik
het meteen weten en plannen we meteen een afspraak in. Bij mij thuis.
[telefoonnummer 2] [verdachte] : oké, ik wacht het af.
25 juli 2023
[medeverdachte 3] : ik heb met hem gesproken, alles is oké. Wanneer kan jij hier een bakkie komen doen?
27 juli 2023
[medeverdachte 3] : vrijdagavond om 21 uur goed?
[verdachte] : dat is goed.
[medeverdachte 3] : oké, zie je morgen dan. [adres 5] [plaats 4] . [33]
Een proces-verbaal van bevindingen van 4 januari 2024, inclusief bijlagen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:Tussen 8 juli 2023 en 4 januari 2024 werden er gesprekken opgenomen en beluisterd. Erwerden meerdere gesprekken geïntercepteerd waarin de gebruiker van bovenstaand nummer zich [medeverdachte 2] noemt, [medeverdachte 2] noemt of [medeverdachte 2] wordt genoemd. [34]
14 juli 2023
[telefoonnummer 3] : Maar goed die man uit België die kan dinsdag komen.
[telefoonnummer 3] : effe kijken uhm [verdachte]
[telefoonnummer 6] : [verdachte] ja
[telefoonnummer 3] : [verdachte] . he?
[telefoonnummer 6] : ja
[telefoonnummer 3] : [1955] [35]
[telefoonnummer 3] : Dan kom ik daar dinsdagavond wel heen en dan praat ik met hem zelf.
[telefoonnummer 6] : Dat kan ook. En je kan ook erbij zijn. Snap je?
[telefoonnummer 3] : Ja, dat kan.
[telefoonnummer 6] : Want dan weet je gelijk waar het over gaat en dat het geen bullshit is. Snap je?
[telefoonnummer 3] : Ja, want dan kan ik makkelijk weer met hem praten. [36]
15 juli 2023
[telefoonnummer 6] : Had je trouwens dat nummer nog een berichtje gestuurd?
[telefoonnummer 3] : Wat voor nummer?
[telefoonnummer 6] : Die ik jou gister gaf
[telefoonnummer 3] : Nee
[telefoonnummer 6] : Ow. Dat moet je maar even doen dan. Snap je wel
[telefoonnummer 3] : Ja maar heb je dat gezegd dan?
[telefoonnummer 6] : Ja sowieso zo even contact houden even kijken hoe het met hem is. Snap je? [37]
17 juli 2023
[telefoonnummer 6] : Snap je, dus... Dat is wel het beste dat die dat achteraf hoort en dan uitleggen snap je?
[telefoonnummer 3] : Ja. Misschien dat ik dan donderdag na [.....] (fonetisch) met hem kan afspreken?
[telefoonnummer 6] : Ja, dat sowieso
[telefoonnummer 3] : Dan kan ik eerst met jou er nog even over praten op [.....] en dan kan ik er met hem over praten en dan koppel ik hun aan elkaar. [38]
18 juli 2023
[telefoonnummer 3] : want ik weet dus niet of hij dat alleen gaat doen of
[telefoonnummer 6] : ja
[telefoonnummer 3] : met maatje?
[telefoonnummer 6] : dat is logisch he..nee alleen
[telefoonnummer 3] : of met 1 maat?
[telefoonnummer 6] : nee alleen, dat is afspraak
[telefoonnummer 3] :oke
[telefoonnummer 6] : dus..
[telefoonnummer 3] : dat was dus sowieso al de afspraak?
[telefoonnummer 6] : hmm
[telefoonnummer 3] : dat wou hij zelf, die Belg of?
[telefoonnummer 6] : nee
[telefoonnummer 3] : de andere kant?
[telefoonnummer 6] : die andere kant
[telefoonnummer 3] : oke dan hoop ik maar dat die het waar kan maken
[telefoonnummer 6] : jawel daar ben ik niet bang voor, dus jij wel? Ik heb meer vertrouwen in hem als in uhh snap je?
[telefoonnummer 3] : ja?
[telefoonnummer 6] : ja..
[telefoonnummer 3] : als de andere kant?
[telefoonnummer 6] : ik ik ik heb..uhh ja.. nou jah..als je het zo zegt.. ik heb uhh vertrouwen in die Belg, maar ook vertrouwen in die andere kant snap je? [39]
4.3.2
Bewijsoverwegingen
Op grond van de inhoud van de bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 1] heeft geprobeerd om aangever af te persen voor een bedrag van € 170.000,-. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De brief en de rouwkaart
Aangever verklaart dat hij op 20 september 2023 een brief en een rouwkaart heeft ontvangen. Op de voorzijde van de rouwkaart stonden de woorden ‘dit grote verlies is niet in woorden uit te drukken’ en op de binnenzijde waren met de hand de woorden ‘tot alles is betaald’ geschreven. Ter zitting heeft verdachte bevestigd dat hij de brief aan aangever heeft gestuurd, maar ontkend dat hij ook de rouwkaart heeft gestuurd. De rechtbank acht deze ontkennende verklaring van verdachte niet geloofwaardig. Uit de aangifte en het aanvullend proces-verbaal blijkt namelijk dat de brief en de rouwkaart in dezelfde enveloppe zaten. Bij forensisch onderzoek is aan de binnenzijde van deze enveloppe DNA-materiaal van verdachte aangetroffen. Gelet hierop acht de rechtbank het niet waarschijnlijk dat de enveloppe met de brief en de rouwkaart door iemand anders dan verdachte is verstuurd. De rechtbank vindt hiervoor bevestiging in het onderzoek aan de telefoon van verdachte, waaruit is gebleken dat hij niet alleen meerdere keren op de naam en het adres van aangever heeft gezocht, maar ook op de woorden ‘rouwkaart’ en ‘DNA op papier verwijderen’. Het alternatief scenario van verdachte dat aangever het DNA van verdachte zelf op de enveloppe heeft aangebracht acht de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig. Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank daarom af dat het verdachte is geweest die niet alleen de brief, maar ook de rouwkaart naar aangever heeft gestuurd.
Geweld en bedreiging met geweld
De raadsvrouw van verdachte heeft verder aangevoerd dat de verschillende feitelijkheden richting de aangever niet als geweld of bedreiging met geweld in de zin van artikel 317 Sr kunnen worden gekwalificeerd. In geen van de berichten aan aangever wordt namelijk met (concrete) gewelddadige acties gedreigd als aangever niet betaalt. De rechtbank overweegt als volgt.
In de berichten die aan aangever zijn gestuurd staan geen concrete geweldshandelingen genoemd. Naar het oordeel van de rechtbank betekent dit echter niet dat er derhalve geen sprake is van ‘bedreiging met geweld’ in de zin van artikel 317 Sr. Voor een bewezenverklaring van bedreiging met geweld is voldoende dat er door het handelen van verdachte(n) een dreigende sfeer is opgeroepen. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat medeverdachte [medeverdachte 1] naar de woning van aangever is gegaan en dat hij, nadat aangever de deur dicht had gegooid, op intimiderende wijze bij de deur is blijven staan. Uit de bewijsmiddelen volgt voorts dat er in het telefoongesprek met aangever en het sms-verkeer met hem bewoordingen zijn gebruikt als ‘anders weet ik dat het helemaal uit de hand gaat lopen voor niks’, ‘je maakt het jezelf alleen maar moeilijk, tot snel’ en ‘laatste 48 uur is ingegaan.’ Naar het oordeel van de rechtbank is de ontvangst van dergelijke berichten, afkomstig van een onbekende derde, op zichzelf al bijzonder intimiderend. De gebezigde bewoordingen zijn extra dreigend tegen de achtergrond van het bezoek aan de woning van aangever, de rouwkaart die aangever heeft ontvangen en de steen die door de ruit van zijn woning is gegooid. Uit de rechtspraak blijkt dat het sturen van een rouwkaart onder omstandigheden als een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling wordt gekwalificeerd Een rouwkaart wordt normaal gesproken immers uitsluitend verstuurd in het kader van het overlijden van een persoon en is daarmee dus direct gerelateerd aan de dood. Naar het oordeel van de rechtbank maakt het geheel van feitelijke acties richting aangever, in hun onderlinge samenhang beschouwd, dat verdachte en zijn medeverdachte met deze handelingen een dreigende sfeer hebben opgeroepen. Het verweer van de raadsvrouw wordt dus verworpen.
Medeplegen
Evenals de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat verdachte als medepleger van een poging tot afpersing moet worden aangemerkt. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Medeplegen veronderstelt een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een of meer anderen. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handeling(en) heeft verricht. Ook wanneer het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het geven van inlichtingen), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde het volgende af. Zoals hiervoor reeds is overwogen, komt de rechtbank tot de conclusie dat het verdachte is geweest die de enveloppe met de brief en de rouwkaart naar aangever heeft gestuurd. Tevens volgt uit het dossier dat verdachte aan medeverdachte [medeverdachte 1] (tegen betaling) de opdracht heeft gegeven om hem te helpen bij het incasseren van een geldbedrag en dat verdachte meerdere besprekingen over deze incasso heeft gevoerd. Ten aanzien van deze ‘incasso-opdracht’ overweegt de rechtbank als volgt. In een afgeluisterd gesprek tussen medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] heeft [medeverdachte 1] tegen [medeverdachte 2] gezegd dat er iemand naar hem toegekomen was met een ‘zware klus’ van € 150.000,-. In een ander afgeluisterd gesprek tussen [medeverdachte 1] en een derde heeft [medeverdachte 1] gezegd dat een oudere man hem
€ 10.000,- had geboden om € 150.000,- bij een advocaat-curator te incasseren. Naar het oordeel van de rechtbank laat het dossier geen andere conclusie toe dan dat verdachte deze ‘oudere man’ is geweest. Een eerste indicatie hiervoor is dat in de woning van [medeverdachte 1] een uitgeprinte, aan aangever gerichte e-mail met het onderwerp ‘pandrechtovereenkomst’ is aangetroffen, waarop het bedrag van €150.000 euro was omcirkeld en daarnaast de naam en het adres van de aangever waren genoteerd. In de woning van verdachte is exact dezelfde uitgeprinte e-mail aangetroffen. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat dit document mogelijk uit zijn tas is gestolen, maar de rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig. Uit het dossier blijkt dat [medeverdachte 1] niet alleen over de hiervoor beschreven uitgeprinte e-mail beschikte, maar ook op 25 oktober 2023 een sms-bericht aan aangever heeft gestuurd met de tekst: ‘zal je twee hints geven en daarna kunnen we een afspraak maken op kantoor. 1. [onderneming 1] bv. 2. facturen 2018000004 datum 15.08.2018 ik hoor je snel.’ Verdachte is voormalig bestuurder van de onderneming ‘ [onderneming 1] B.V.’ en aangever is als advocaat-curator opgetreden in de faillissementszaak van dit bedrijf. Ook de twee hints die verdachte [medeverdachte 1] aan aangever heeft gegeven, wijzen er dus op dat [medeverdachte 1] in opdracht van [verdachte] heeft gehandeld. Gelet op het vorengaande komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte niet alleen een brief en een rouwkaart naar aangever heeft gestuurd, maar ook [medeverdachte 1] de opdracht heeft gegeven om bij aangever een geldbedrag te incasseren en hem daartoe van de benodigde informatie heeft voorzien. Dit betekent dat verdachte hiermee een materiële en een intellectuele bijdrage aan de poging tot afpersing heeft geleverd, die van voldoende gewicht is om hem als medepleger van dit feit aan te merken.
Opzet op geweld en de dreiging daarmee
De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte niet als medepleger van de poging tot afpersing kan worden aangemerkt, omdat hij geen opzet op geweld dan wel de dreiging daarmee heeft gehad. Uit het dossier kan namelijk niet worden opgemaakt dat verdachte wetenschap had van de verschillende feitelijkheden die zich in de richting van aangever hebben voorgedaan. Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat verdachte wel degelijk (en minst genomen voorwaardelijk) opzet op geweld dan wel bedreiging met geweld heeft gehad. Allereerst wijst de rechtbank op de verzending van de rouwkaart aan aangever, welke handeling bezwaarlijk anders kan worden geduid dan als een doelbewuste keuze om een dreigende sfeer op te roepen. Daarnaast volgt volgens de rechtbank uit het sms-verkeer tussen verdachte en [medeverdachte 3] dat verdachte in contact wilde komen met [medeverdachte 2] in verband met een incasso, dat verdachte [medeverdachte 2] kende uit de penitentiaire inrichting in [plaats 1] en dat [medeverdachte 2] op dat moment nog steeds gedetineerd zat. [medeverdachte 3] heeft aan verdachte medegedeeld dat [medeverdachte 2] zelf niks meer doet omdat hij niet meer vast wil komen zitten en later heeft zij verdachte medegedeeld dat er iemand voor hem geregeld was en dat die persoon op dat moment eveneens vastzat, maar binnenkort vrij zou komen. Verdachte heeft dus een gedetineerde benaderd in verband met een incasso en kreeg te horen dat een andere gedetineerde hem bij die incasso zou kunnen helpen. Uiteindelijk heeft verdachte de voor hem geregelde persoon, medeverdachte [medeverdachte 1] , ontmoet in [plaats 4] en verdachte heeft toen kunnen zien dat [medeverdachte 1] een zeer imposant voorkomen heeft. In de aangifte wordt [medeverdachte 1] omschreven als een man met grote spieren in zijn armen en als bodybuilder. De voornoemde omstandigheden, alsmede de omstandigheid dat legale wegen om het geldbedrag te incasseren kennelijk niet tot het gewenste resultaat hebben geleid, maken dat de rechtbank concludeert dat verdachte moet hebben geweten dat [medeverdachte 1] grote druk op aangever zou gaan uitoefenen teneinde hem tot betaling te bewegen. Aldus heeft verdachte (minst genomen voorwaardelijk) opzet op het gebruik van geweld dan wel de dreiging daarmee gehad. Het verweer wordt verworpen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
in de periode van 17 mei 2023 tot en met 4 november 2023 in Nederland en in België, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van €170.000,-, dat aan die [slachtoffer] toebehoorde
- een opdracht tot het incasseren van een geldbedrag heeft uitgezet en hier een geldbedrag (als beloning) voor in het vooruitzicht heeft gesteld,
- meermalen, afspraken heeft gemaakt en besprekingen heeft gehad inzake deze incasso-opdracht,
- op dreigende en intimiderende wijze voor de deur van die [slachtoffer] is blijven staan
- een brief en een rouwkaart, met de tekst: “Dit grote verlies is niet in woorden uit te drukken” en "tot alles is betaald" naar die [slachtoffer] heeft gestuurd,
- een steen, met daaraan een brief met de tekst “ [slachtoffer] , laatste kans op betalen” door de ruit van de woning van die [slachtoffer] heeft gegooid,
- eenmaal naar die [slachtoffer] heeft gebeld en op dwingende toon heeft gezegd dat die [slachtoffer] €170.000,- moest betalen, en heeft gezegd “kunnen we netjes het gesprek aan gaan of gaan we de hele tijd dit doen? Anders weet ik dat het helemaal uit de hand gaat lopen voor niks” en kunnen we fatsoenlijk een deal maken of gaan we moeilijk doen?” en
- sms-berichten naar die [slachtoffer] heeft gestuurd, met de tekst "je maakt het jezelf alleen maar moeilijk tot snel", "ik zei al dat dit zonder gezeik kon maar merk dat jij hier anders over denkt jammer maar wat jij wil", "we zien elkaar snel" en "laat me niet te lang wachten 48 uur is wel de max" en “nog steeds nat je deur?” en “ik vind het prima gozer stuur je niks meer laatste 48 uur is in gegaan we hebben het netjes geprobeerd mocht niet baten helaas”
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest. Hiernaast heeft de officier van justitie gevorderd om verdachte op grond van artikel 38v Sr een contact- en locatieverbod voor de duur van vijf jaren op te leggen, met een hechtenis van één week per overtreding en een maximale hechtenis van zes maanden. De officier van justitie heeft voorts gevorderd om deze contact- en locatieverboden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om, in het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, een lagere gevangenisstraf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd. Hiernaast heeft de raadsvrouw verzocht om de voorlopige hechtenis van verdachte op te heffen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft samen met zijn medeverdachte geprobeerd om het slachtoffer af te persen voor een bedrag van € 170.000,-. Verdachte heeft de opdracht uitgezet om dit geldbedrag bij het slachtoffer te incasseren en zijn medeverdachte daartoe van de benodigde informatie voorzien. Verdachte heeft zelf ook aan de feitelijke uitvoering van de poging tot afpersing bijgedragen door een brief en een rouwkaart met daarin de woorden ‘tot alles is betaald’ naar het slachtoffer te sturen. De medeverdachte heeft het slachtoffer bij zijn woning opgezocht, een steen door de ruit van zijn woning gegooid en hem in een telefoongesprek en in diverse sms-berichten onder druk gezet om tot betaling over te gaan. Met het bewezenverklaarde handelen heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een volstrekt ontoelaatbare vorm van eigenrichting. Verdachte is steeds verder gegaan in het (laten) uitoefenen van psychische druk op het slachtoffer, die als curator werkzaam is (in het faillissement van de vennootschap waarvan verdachte bestuurder was) en dat de poging tot afpersing dus ook rechtstreeks verband houdt met zijn werk als advocaat-curator. De aanleiding hiervan is kennelijk een zakelijk geschil tussen verdachte en het slachtoffer over de afwikkeling van een faillissement. Als advocaat-curator vervult het slachtoffer een belangrijke publieke taak in de rechtsstaat, welke taak hij zonder geweld en bedreiging daarmee moet kunnen vervullen. In het dossier komt op indringende wijze naar voren hoe groot de gevoelens van angst en onveiligheid zijn geweest die verdachte en zijn medeverdachte bij het slachtoffer teweeg hebben gebracht. De rechtbank rekent het verdachte ernstig aan dat hij zich in het geheel niet om de gevoelens van het slachtoffer heeft bekommerd en zich enkel door zijn eigen financieel gewin heeft laten leiden.
De persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met een uittreksel uit de justitiële documentatie (het strafblad) van verdachte van 10 september 2024. Hieruit blijkt dat verdachte eerder zowel in Nederland als in België is veroordeeld wegens vermogensdelicten. Uit de justitiële documentatie volgt verder dat verdachte in België tot een voorwaardelijke gevangenisstraf is veroordeeld wegens ‘dwang, pressie, stalken, intimidatie of agressie van psychologische of emotionele aard.’
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op een NIFP-consult van 22 juli 2024, opgesteld door [A] , GZ-psycholoog. Hierin komt naar voren dat verdachte zichzelf zowel lichamelijk als geestelijk volledig gezond acht. Verdachte is sinds twee jaar met pensioen en zegt tijdens zijn arbeidzame leven verschillende managementfuncties bij multinationals te hebben gehad. De psycholoog achtte een enkelvoudig psychologisch onderzoek geïndiceerd maar verdachte heeft hier niet aan willen meewerken.
Strafoplegging
Alles afwegend kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met het opleggen van een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. Ten aanzien van de duur van de op te leggen gevangenisstraf overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank heeft zich uitgebreid georiënteerd op straffen die doorgaans in vergelijkbare gevallen worden opgelegd. Hierbij is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat een gevangenisstraf zoals door de officier van justitie is gevorderd, vrijwel alleen wordt opgelegd in zaken waarin daadwerkelijk (ernstig) fysiek geweld tegen het slachtoffer is gebruikt of daar gedurende lange tijd mee is gedreigd. In deze zaak is weliswaar grote psychische druk op het slachtoffer uitgeoefend, maar er is geen fysiek geweld tegen hem gebruikt en er is (afgezien van het gooien van de steen door de ruit) ook geen geweld tegen zijn bezittingen gebruikt. Gelet hierop zal de rechtbank een lagere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. Ook ziet de rechtbank aanleiding om een gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. De rechtbank besluit hiertoe omdat het zakelijk conflict tussen verdachte en het slachtoffer nog niet tot een einde is gekomen. Door ook een voorwaardelijk strafdeel aan verdachte op te leggen, beoogt de rechtbank te voorkomen dat verdachte zich na de tenuitvoerlegging van zijn gevangenisstraf opnieuw aan een strafbaar feit richting aangever schuldig zal maken. Het vorengaande brengt de rechtbank tot de slotsom dat een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Contact- en locatieverbod (artikel 38v Sr).
Verder zal de rechtbank op grond van artikel 38v Sr een contact- en locatieverbod aan verdachte opleggen ter beveiliging van het slachtoffer en ter voorkoming van strafbare feiten door verdachte. De rechtbank weegt hierbij mee dat aan het bewezenverklaarde feit een zakelijk conflict tussen verdachte en het slachtoffer over de afwikkeling van een faillissement ten grondslag ligt en dat dit conflict nog niet ten einde is gekomen. Gelet hierop moet er naar het oordeel van de rechtbank ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen in de richting van het slachtoffer. De rechtbank zal bevelen dat verdachte zich zal onthouden van ieder contact met het slachtoffer en dat hij zich niet zal ophouden in een straal van 100 meter rondom zijn woning en zijn kantoor. De rechtbank legt deze maatregel op voor de maximale duur van 5 jaren. Voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan, zal vervangende hechtenis voor een hierna te bepalen duur worden opgelegd.
De rechtbank zal bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen tegen het slachtoffer.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht om de in beslag genomen Acer laptop (-847) en de iPhone verbeurd te verklaren.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om de Acer laptop en de iPhone terug te geven aan verdachte.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de volgende in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaren, omdat deze zijn aan te merken als voorwerpen met behulp waarvan het strafbare feit is begaan:
 1 1 STK Acer laptop (805847);
 1 1 STK administratie (805849);
 1 1 STK iPhone XR (goednummer 805842);
 1 1 STK iPhone 6S (goednummer 805843)
De rechtbank zal van het volgende in beslag genomen voorwerp de teruggave aan verdachte gelasten: 1 STK Acer Laptop (805850).

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 38v, 38w, 45, 47, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 24 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 6 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van drie jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- legt aan verdachte op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 5 jaren;
- beveelt dat verdachte:
  • op geen enkele wijze – direct of indirect- contact zal zoeken, maken of hebben met de heer [slachtoffer] (geboren op [1976] ), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod noodzakelijk acht, doch niet langer dan vijf jaren;
  • zich niet zal ophouden binnen een straal van 100 meter rondom de volgende adressen:
 [adres 2] , [postcode 1] [plaats 3] ;
 [adres 3] , [postcode 2] [plaats 3] ;
- beveelt dat voor iedere keer dat door verdachte niet aan de maatregel wordt voldaan 7 dagen vervangende hechtenis kan worden toegepast, met een maximum van 6 maanden;
- beveelt dat deze vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
 1 1 STK Acer laptop (805847);
 1 1 STK administratie (805849);
 1 1 STK iPhone XR (goednummer 805842);
 1 1 STK iPhone 6S (goednummer 805843);
- gelast de teruggave aan verdachte van het volgende voorwerp: 1 STK Acer Laptop (805850).
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C. Michon, voorzitter, mr. L.M. Reijnierse en mr. M.J. Terstegge, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.J. Mol, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 februari 2025.
De oudste en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 17 mei 2023 tot en met 4 november 2023 te Utrecht, althans in Nederland en/of in België tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van €170.000,-, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] en/of een derde toebehoorde
- een opdracht tot het incasseren van een geldbedrag (na een jarenlang civiel geschil) heeft uitgezet en hier een geldbedrag (als beloning) voor in het vooruitzicht heeft gesteld,
- meermalen, althans eenmaal afspraken heeft gemaakt en/of besprekingen heeft gehad inzake deze incasso-opdracht,
- heeft geprobeerd zonder toestemming de woning van die [slachtoffer] binnen te dringen en/of op dreigende en/of intimiderende wijze voor de deur is blijven staan en/of bleef roepen dat die [slachtoffer] de deur moest openen,
- een of meer brieven en/of een rouwkaart, met de tekst: “Dit grote verlies is niet in woorden uit te drukken” en/of "tot alles is betaald" en/of "laatste kans op betalen" naar die [slachtoffer] heeft gestuurd,
- een steen, met daaraan een brief met de tekst “ [slachtoffer] , laatste kans op betalen” door de ruit van de woning van die [slachtoffer] heeft gegooid,
- meermalen, althans eenmaal naar die [slachtoffer] heeft gebeld en/of op dwingende toon heeft gezegd dat die [slachtoffer] € 170.000,- moest betalen, en/of heeft gezegd “kunnen we netjes het gesprek aan gaan of gaan we de hele tijd dit doen? Anders weet ik dat het helemaal uit de hand gaat lopen voor niks” en/of kunnen we fatsoenlijk een deal maken of gaan we moeilijk doen?” en/of
- een of meer sms-berichten naar die [slachtoffer] heeft gestuurd, met de tekst "je maakt het jezelf alleen maar moeilijk tot snel", "ik zei al dat dit zonder gezeik kon maar merk dat jij hier anders over denkt jammer maar wat jij wil", "we zien elkaar snel" en/of "laat me niet te lang wachten 48 uur is wel de max" en/of “nog steeds nat je deur?” en/of “ik vind het prima gozer stuur je niks meer laatste 48 uur is in gegaan we hebben het netjes geprobeerd mocht niet baten helaas”
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] in of omstreeks de periode van 17 mei 2023 tot en met 4 november 2023 te Utrecht, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag (van in totaal €170.000), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer] en/of een ander dan [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of verdachte toebehoorde(n),
- een opdracht tot het incasseren van een geldbedrag (na een jarenlang civiel geschil) heeft uitgezet en hier een geldbedrag (als beloning) voor in het vooruitzicht heeft gesteld,
- meermalen, althans eenmaal afspraken heeft gemaakt en/of besprekingen heeft gehad inzake deze incasso-opdracht,
- heeft geprobeerd zonder toestemming de woning van die [slachtoffer] binnen te dringen en/of op dreigende en/of intimiderende wijze voor de deur is blijven staan en/of bleef roepen dat die [slachtoffer] de deur moest openen,
- een of meer brieven en/of een rouwkaart, met de tekst: “Dit grote verlies is niet in woorden uit te drukken” en/of "tot alles is betaald" en/of "laatste kans op betalen" naar die [slachtoffer] heeft gestuurd,
- een steen, met daaraan een brief met de tekst “ [slachtoffer] , laatste kans op betalen” door de ruit van de woning van die [slachtoffer] heeft gegooid,
- meermalen, althans eenmaal naar die [slachtoffer] heeft gebeld en/of op dwingende toon heeft gezegd dat die [slachtoffer] € 170.000,- moest betalen, en/of heeft gezegd “kunnen we netjes het gesprek aan gaan of gaan we de hele tijd dit doen? Anders weet ik dat het helemaal uit de hand gaat lopen voor niks” en/of kunnen we fatsoenlijk een deal maken of gaan we moeilijk doen?” en/of
- een of meer sms-berichten naar die [slachtoffer] heeft gestuurd, met de tekst "je maakt het jezelf alleen maar moeilijk tot snel", "ik zei al dat dit zonder gezeik kon maar merk dat jij hier anders over denkt jammer maar wat jij wil", "we zien elkaar snel" en/of "laat me niet te lang wachten 48 uur is wel de max" en/of “nog steeds nat je deur?” en/of “ik vind het prima gozer stuur je niks meer laatste 48 uur is in gegaan we hebben het netjes geprobeerd mocht niet baten helaas”
welk strafbaar feit hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 17 mei 2023 tot en met 4 november 2023 te Utrecht, althans in Nederland en/of in België,
tezamen en in vereniging met een of meer andere anderen, althans alleen opzettelijk heeft uitgelokt door giften, beloften en/of door het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen, door
- bij die [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] een opdracht tot het incasseren van een geldbedrag uit te zetten,
- die [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] een geldbedrag (als beloning) in het vooruitzicht te stellen, en/of
- aan die [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] gedetailleerde informatie te verschaffen over voornoemde [slachtoffer] , onder andere diens volledige naam, adresgegevens, de hoogte van het zogenaamde verschuldigde bedrag en/of de grondslag van die schuld;

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 24 juni 2024, genummerd PL0900-2023313149, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, genummerd pagina 1 tot en met 607. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Wanneer hierna wordt verwezen naar het proces-verbaal van
2.Pagina 33.
3.Pagina 34.
4.Pagina 40 (A).
5.Proces-verbaal van bevindingen van 18 juli 2024, genummerd PL0900-2023312811, opgemaakt door Districtsrecherche Stad Utrecht
6.Pagina 422 (A).
7.Pagina 368.
8.Pagina 369.
9.Pagina 406 (A).
10.Pagina 306.
11.Pagina 312.
12.Pagina 316.
13.Pagina 318
14.Pagina 331.
15.Pagina 193.
16.Pagina 202.
17.Pagina 54.
18.Pagina 55.
19.Pagina 129.
20.Pagina 130.
21.Pagina 153.
22.Pagina 154.
23.Pagina 155.
24.Pagina 396.
25.Pagina 409.
26.Pagina 366 (A).
27.Pagina 367 (A).
28.Pagina 403.
29.Pagina 404.
30.Pagina 405.
31.Pagina 461.
32.Pagina 463.
33.Pagina 465.
34.Pagina 272.
35.Pagina 277.
36.Pagina 279.
37.Pagina 282.
38.Pagina 283.
39.Pagina 284.