ECLI:NL:RBMNE:2025:2853

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 mei 2025
Publicatiedatum
12 juni 2025
Zaaknummer
591902
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vestiging van hypotheekrecht in kort geding wegens wanbetaling van lening

In deze zaak heeft eiseres, een partij die een lening van € 75.000,00 heeft verstrekt aan een vennootschap op de Kaaimaneilanden, gedaagde aangesproken om een recht van hypotheek te vestigen op zijn woning. Dit was noodzakelijk omdat de vennootschap de lening niet terugbetaalde. Eiseres heeft gedaagde op 7 mei 2025 gedagvaard, maar gedaagde is niet verschenen op de mondelinge behandeling op 16 mei 2025. De voorzieningenrechter heeft verstek verleend tegen gedaagde en de vordering van eiseres grotendeels toegewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat gedaagde verplicht is om het hypotheekrecht te vestigen, omdat hij zich eerder garant had gesteld voor de terugbetaling van de lening. Eiseres heeft een spoedeisend belang bij de gevorderde voorzieningen, aangezien de lening niet wordt terugbetaald en gedaagde niet meewerkt aan het vestigen van het hypotheekrecht. De voorzieningenrechter heeft gedaagde veroordeeld tot het vestigen van een hypotheekrecht op zijn woning voor een bedrag van € 100.000,00, met een dwangsom van € 1.000,00 per dag bij niet-naleving. Daarnaast is gedaagde veroordeeld in de proceskosten van € 1.761,45. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/591902 / KG ZA 25-154
Vonnis in kort geding van 23 mei 2025
in de zaak van
[eiseres],
wonend in [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. M.A. Bloembergen,
tegen
[gedaagde],
wonend in [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
[eiseres] heeft [gedaagde] op 7 mei 2025 gedagvaard voor de rechtbank. Bij deze dagvaarding zaten producties 1 tot en met 13. [eiseres] heeft vervolgens nog producties 14 tot en met 21 overgelegd.
1.2.
Op 16 mei 2025 is de zaak besproken tijdens de mondelinge behandeling, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt. Daarbij was [eiseres] aanwezig, samen met mr. Bloembergen. Aan de zijde van [gedaagde] is niemand verschenen.
1.3.
Aan het einde van de zitting heeft de voorzieningenrechter bepaald dat het vonnis vandaag zal worden uitgesproken.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiseres] heeft een bedrag van € 75.000,00 uitgeleend aan een vennootschap op de Kaaimaneilanden. Hierbij heeft [gedaagde] zich verplicht om ten behoeve van [eiseres] een recht van hypotheek te vestigen op zijn woning, als de vennootschap de lening niet terugbetaalt. Volgens [eiseres] wordt de lening niet terugbetaald, maar werkt [gedaagde] niet mee aan het vestigen van het hypotheekrecht. Hierom vordert zij dat [gedaagde] hiertoe wordt veroordeeld in dit kort geding. De voorzieningenrechter wijst deze vordering grotendeels toe. Dit legt hij hieronder uit.

3.De beoordeling

Tegen [gedaagde] wordt verstek verleend
3.1.
[gedaagde] is op 16 mei 2025 niet op de mondelinge behandeling verschenen. Uit de dagvaarding is gebleken dat hij correct voor de zitting is opgeroepen. Tegen hem is daarom verstek verleend. Dat betekent dat de vorderingen worden toegewezen, tenzij de voorzieningenrechter vindt dat deze onrechtmatig of ongegrond zijn.
[eiseres] heeft een spoedeisend belang
3.2.
Het gaat hier om in kort geding gevorderde voorlopige voorzieningen. De voorzieningenrechter moet daarom eerst beoordelen of [eiseres] ten tijde van dit vonnis bij de gevorderde voorzieningen een spoedeisend belang heeft. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het spoedeisend belang van de vorderingen voortvloeit uit de aard van de vorderingen.
[gedaagde] moet een recht van hypotheek vestigen ten behoeve van [eiseres]
3.3.
[eiseres] heeft op 6 september 2024 een leningsovereenkomst gesloten met [bedrijf] LTD (hierna: [bedrijf] ), een vennootschap gevestigd op de Kaaimaneilanden. [1] Hierin is afgesproken dat [eiseres] een bedrag van € 75.000,00 uitleende aan [bedrijf] en dat [bedrijf] hier op 18 september € 100.000,00 voor zou terugbetalen aan [eiseres] . Verder kwamen partijen overeen dat [bedrijf] een rente van 12% per jaar en een boete van 5% moest betalen als zij haar terugbetalingsverplichtingen niet nakomt. Aanvullend op de afspraken tussen [bedrijf] en [eiseres] heeft [gedaagde] zich garant gesteld voor de terugbetaling van de lening door [bedrijf] . In de bijlage van de leningsovereenkomst heeft hij hier het volgende over verklaard: “
I, [gedaagde] declare that I am de lawful owner and title holder of the Property and further that I will establish a second security on the property at [adres] in [plaats] in the amount of the principal and interest (the Repayment Sum). This will take place if [bedrijf] has failed to meet its obligation to pay the Repayment Sum in whole or in part and can be called upon to satisfy the debt….” [2]
3.4.
Volgens [eiseres] heeft [bedrijf] de lening nog altijd niet terugbetaald en weigert [gedaagde] mee te werken aan het vestigen van het hypotheekrecht. [eiseres] vordert daarom dat de voorzieningenrechter [gedaagde] veroordeelt tot het vestigen van een hypotheekrecht op zijn woning aan de [adres] in [plaats] , ten behoeve van [eiseres] met de hoogst mogelijke rang. Het bedrag waar dit hypotheekrecht gevestigd voor moet worden bedraagt volgens [eiseres] € 100.000,00 aan hoofdsom, te vermeerderen met de contractuele boete van € 5.000,00, een immateriële schadevergoeding van € 5.000,00 en de contractuele rente van 12% per jaar vanaf 8 december 2024 tot aan de dag van volledige betaling.
3.5.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat [bedrijf] de lening van [eiseres] niet heeft terugbetaald en dat [gedaagde] geen recht van hypotheek heeft gevestigd. Vanwege de (aanvullende) afspraken die zijn gemaakt in de leningsovereenkomst is [gedaagde] wel verplicht om hieraan mee te werken. De vordering van [eiseres] komt de voorzieningenrechter dan ook niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal grotendeels worden toegewezen. [gedaagde] hoeft het recht van hypotheek alleen niet te vestigen voor de bedragen van de contractuele boete van € 5.000,00, de immateriële schadevergoeding van
€ 5.000,00 en de contractuele rente van 12% per jaar. [gedaagde] heeft in de bijlage van de leningsovereenkomst namelijk verklaard dat hij dit zou doen voor
‘’the amount of the principal and interest (the Repayment Sum)’’. In de leningsovereenkomst zelf staat dat met de ‘’
Repayment Sum’’de hoofdsom van € 100.000,00 wordt bedoeld, die [bedrijf] op 18 september 2024 had moeten terugbetalen. [3] Daar vallen de contractuele boete, de immateriële schadevergoeding en de contractuele rente niet onder.
3.6.
Hierom zal de voorzieningenrechter [gedaagde] veroordelen tot vestiging van een hypoheekrecht op zijn woning aan het adres [adres] te [plaats] , zo hoog mogelijk in rang, ten behoeve van [eiseres] voor een bedrag van € 100.000,00 aan hoofdsom.
[gedaagde] moet een dwangsom betalen als hij niet meewerkt
3.7.
[gedaagde] moet binnen acht dagen na betekening van het vonnis meewerken aan het vestigen van het hypotheekrecht ten behoeve van [eiseres] . Als hij daaraan niet meewerkt, dan moet hij een dwangsom van € 1.000,00 betalen voor iedere dag dat hij hier niet aan voldoet. De dwangsom die [gedaagde] maximaal moet betalen is € 25.000,00. De hoogte van de gevorderde dwangsom vindt de voorzieningenrechter namelijk redelijk. Vanwege het (langzame) handelen van [gedaagde] sinds [eiseres] voor het eerst aan hem heeft gevraagd om het recht van hypotheek te vestigen, heeft [eiseres] daarnaast belang bij een dwangsom die voldoende effectief is. Als [gedaagde] aan de veroordelingen voldoet, heeft hij van die dwangsom bovendien geen last.
Vordering tot volledige proceskostenvergoeding wordt afgewezen
3.8.
[eiseres] vordert ook vergoeding van haar daadwerkelijk gemaakte proceskosten. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om deze vordering toe te wijzen. Volgens vaste jurisprudentie is een dergelijke vordering alleen toewijsbaar in geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. In dit geval is daar geen sprake van. Dat [gedaagde] zijn verplichtingen tegenover [eiseres] niet is nagekomen terwijl hij verschillende keren heeft beloofd om dit wel te doen, is heel erg vervelend. Maar daarmee is niet voldaan aan de (zware) maatstaf voor toewijzing van een vergoeding van de daadwerkelijk gemaakte proceskosten.
3.9.
De slotsom is dat [gedaagde] zal worden veroordeeld in de proceskosten, waarbij het salaris advocaat wordt berekend volgens het liquidatietarief. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
145,45
- griffierecht
331,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.761,45
3.10.
Als [gedaagde] de proceskosten niet binnen veertien dagen na aanschrijving betaalt, dan moet zij ook wettelijke rente over de proceskosten betalen.
De beslissing wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard
3.11.
De voorzieningenrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is gevorderd. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als een van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de voorzieningenrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] ten behoeve van [eiseres] een hypotheekrecht, zo hoog mogelijk in rang, te vestigen op de onroerende zaak staande en gelegen aan het adres [adres] te [plaats] , voor een bedrag van € 100.000,00 aan hoofdsom,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 1.000,00 voor iedere dag dat hij niet aan de veroordeling uit rechtsoverweging 4.1 voldoet, ingaande acht dagen na betekening van dit vonnis, tot een maximum van € 25.000,00 is bereikt,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.761,45, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
4.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. The-Kouwenhoven en in het openbaar uitgesproken door mr. D. Wachter op 23 mei 2025.
5793

Voetnoten

1.Productie 1 aan de zijde van [eiseres] .
2.Productie 1 aan de zijde van [eiseres] .
3.Artikel 1 van de leningsovereenkomst, overgelegd als productie 1 aan de zijde van [eiseres] : ‘’