ECLI:NL:RBMNE:2025:285

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 februari 2025
Publicatiedatum
5 februari 2025
Zaaknummer
16/011595-24 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handel in geneesmiddelen en opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen

Op 5 februari 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een medeverdachte betrokken was bij de handel in diverse (genees)middelen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de handel in oxycodonhydrochloride, methylfenidaathydrochloride, fentanyl, morfinehydrochloride, methadonhydrochloride, morfinesulfaat, dexamfetaminesulfaat, lorazepam, alprazolam, midazolam en flunitrazepam. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaring van de verdachte, de productbeoordeling van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en de aangetroffen hoeveelheden geneesmiddelen in de woning en garagebox van de medeverdachte. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 22 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en kreeg bijzondere voorwaarden opgelegd. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte, die kampt met verslavingsproblematiek. De rechtbank besloot dat de verdachte niet terug naar de gevangenis hoeft, maar dat zijn behandeling en begeleiding kunnen doorgaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/011595-24 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 5 februari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1991] in [geboorteplaats] ,
verblijvende aan de [adres 1] , [postcode] in [plaats 1] ,
(beschermd wonen bij [.] in [plaats 1] ),
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18 april, 26 juni, 13 september, 2 oktober, 16 december 2024 en 22 januari 2025. De zittingen in 2024 waren allemaal pro formazittingen. Op de zitting van 22 januari 2025 is de zaak inhoudelijk behandeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M.M. Rademaker en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S.N. de Jager, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De voorlopige tenlastelegging is op de zitting van 26 juni 2024 aangepast als bedoeld in art. 314a van het Wetboek van Strafvordering. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1in de periode tussen 14 maart 2023 en 11 januari 2024 in Amersfoort, althans in Nederland, samen met een ander,diverse (genees)middelen vermeld op lijst I van de Opiumwet en/of 77,69 gram MDMA opzettelijk heeft bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, dan wel opzettelijk aanwezig heeft gehad;
feit 2in de periode tussen 14 maart 2023 en 11 januari 2024 in Amersfoort, althans in Nederland, samen met een ander,diverse (genees)middelen vermeld op lijst II van de Opiumwet opzettelijk heeft bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, dan wel opzettelijk aanwezig heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Zij voert aan dat de startdatum van de ten laste gelegde periode 8 augustus 2023 moet zijn, omdat uit het dossier blijkt dat verdachte zich vanaf toen bezighield met de handel in medicijnen en verdachte in maart 2023 nog in detentie zat.
De standpunten van de officier van justitie worden – voor zover van belang voor de beoordeling – besproken in paragraaf 4.3.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van de tenlastegelegde middelen die niet door de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (hierna: IGJ) zijn beoordeeld. Ook moet hij worden vrijgesproken van de middelen, waaronder de MDMA, die niet onder zijn beschikkingsmacht vielen, aangezien deze middelen op verschillende plekken zijn aangetroffen in de woning van de medeverdachte. Daarnaast moet verdachte ook van een deel van de periode worden vrijgesproken.
Voor zover van belang worden de standpunten van de raadsvrouw besproken in paragraaf 4.3 bij het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Indien hoger beroep wordt ingesteld, zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage (bijlage II) die aan dit vonnis zal worden gehecht.
Bewijsoverweging
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich in de periode tussen 1 augustus 2023 en 11 januari 2024 samen met medeverdachte [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan het handelen in alle ten laste gelegde middelen, met uitzondering van de MDMA. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij samen met medeverdachte [medeverdachte] in alle geneesmiddelen die zijn ten laste gelegd heeft gehandeld, maar dat hij in bepaalde varianten (specifieke doseringen) van sommige middelen niet heeft gehandeld. Verder heeft hij verklaard dat hij niet heeft gehandeld in MDMA en dit ook niet aanwezig heeft gehad. Verdachte heeft ook verklaard dat hij de medicijnen naar de woning van medeverdachte [medeverdachte] bracht en dat zij deze middelen daar opborg. Verdachte gaf vervolgens de bestellingen door aan zijn medeverdachte en zij verstuurde de middelen dan via postpakketten naar afnemers. In de woning en de garagebox van medeverdachte [medeverdachte] zijn enorme hoeveelheden (genees)middelen aangetroffen, wat verdachtes verklaring over zijn handel in deze geneesmiddelen ondersteunt.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de verklaring van verdachte, de productbeoordeling van de IGJ en de aangetroffen hoeveelheden geneesmiddelen in de woning en garagebox van medeverdachte [medeverdachte] bewezen is dat verdachte samen met zijn medeverdachte heeft gehandeld in oxycodonhydrochloride, methylfenidaathydrochloride, fentanyl, morfinehydrochloride, methadonhydrochloride, morfinesulfaat en dexamfetaminesulfaat, lorazepam, alprazolam, midazolam en flunitrazepam.
Over de tenlastegelegde periode overweegt de rechtbank het volgende. Uit een Whatsappgesprek blijkt dat medeverdachte [medeverdachte] op 28 augustus 2023 naar verdachte stuurt “de pleisters zijn nix meer” en “zijn geen fentaniel”. De rechtbank maakt hieruit op dat die berichten gaan over pleisters die geen fentanyl bleken te bevatten. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit die berichten dat verdachte in ieder geval op 28 augustus 2023 al bezig was met de handel in geneesmiddelen. Als startpunt van de bewezen te verklaren periode neemt de rechtbank daarom 1 augustus 2023.
Het impliciet subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank zal gelet op het voorgaande niet komen tot bewezenverklaring van het impliciet subsidiair ten laste gelegde aanwezig hebben van de hoeveelheden tabletten, pleisters en pillen die zijn aangetroffen in de woning van medeverdachte [medeverdachte] .
Partiële vrijspraak
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het handelen in dan wel aanwezig hebben van MDMA, omdat deze drugs zijn aangetroffen in een damestas in de woning van medeverdachte [medeverdachte] en er geen aanwijzingen zijn dat verdachte zich bezighield met de handel in MDMA. De rechtbank acht dan ook niet bewezen dat verdachte hierin heeft gehandeld of dat hij dit middel opzettelijk aanwezig heeft gehad.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
op tijdstippen in de periode tussen 1 augustus 2023 en 11 januari 2024 in Nederland tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
een hoeveelheid van een materiaal bevattende oxycodonhydrochloride en/of
een hoeveelheid van een materiaal bevattende methylfenidaathydrochloride en/of
een hoeveelheid van een materiaal bevattende fentanyl en/of
een hoeveelheid van een materiaal bevattende morfinehydrochloride en/of
een hoeveelheid van een materiaal bevattende methadonhydrochloride en/of
een hoeveelheid van een materiaal bevattende morfinesulfaat en/of
een hoeveelheid van een materiaal bevattende dexamfetaminesulfaat,
bevattende voornoemde werkzame stof(fen), (telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 2
op tijdstippen in de periode tussen 1 augustus 2023 en 11 januari 2024 in Nederland tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
een hoeveelheid van een materiaal bevattende lorazepam en/of
een hoeveelheid van een materiaal bevattende alprazolam en/of
een hoeveelheid van een materiaal bevattende midazolam en/of
een hoeveelheid van een materiaal bevattende flunitrazepam,
(telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 22 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan het overige gedeelte (dat na aftrek resteert) voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met de door de reclassering geadviseerde (bijzondere) voorwaarden;
- een geldboete van € 7.000,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 140 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw voert aan dat verdachte al ruim een jaar vastzit, terwijl de zaak al eerder klaar was om inhoudelijk behandeld te worden en de inhoudelijke behandeling lang op zich heeft laten wachten zonder toedoen van de verdediging. Verdachte kampt al tijden met verslavingsproblematiek, waardoor hij een beperkte ontwikkeling heeft doorgemaakt. De raadsvrouw verzoekt om een straf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest, in combinatie met een taakstraf en om het advies van de reclassering te volgen, zodat verdachte vrijkomt en direct behandeld en begeleid kan worden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan het opzettelijk handelen in (genees)middelen, voorkomend op de lijsten I en II van de Opiumwet.
De (legale) handel in geneesmiddelen is verbonden aan allerlei voorschriften en vergunningen. Dit heeft er onder andere mee te maken dat op het gebruik van bepaalde geneesmiddelen controle nodig is in het belang van de volksgezondheid. Zo zijn sommige geneesmiddelen niet voor iedereen geschikt of nodig, zijn sommige combinaties van de middelen gevaarlijk voor de gezondheid en kunnen geneesmiddelen bijwerkingen of een verslavende werking hebben. Het illegaal en op grote schaal verkopen van geneesmiddelen die uitsluitend op recept verkrijgbaar zijn, vormt daarom een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid. Verdachte heeft verklaard dat hij de feiten heeft gepleegd om daar financieel beter van te worden. Om de, in het ergste geval fatale, gevolgen voor afnemers van de diverse middelen en voor de samenleving in het algemeen lijkt verdachte zich niet te hebben bekommerd. De rechtbank rekent dat verdachte aan.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 17 januari 2025, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor delicten met betrekking tot de Opiumwet en de Geneesmiddelenwet. Dit weegt de rechtbank mee in strafverzwarende zin.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van de reclasseringsadviezen van 20 januari 2025, 14 januari 2025 en 30 oktober 2024. Uit de adviezen komt naar voren dat verdachte zijn woonplek bij [instelling 1] is kwijtgeraakt, omdat zij van mening zijn dat hij meer begeleiding en ondersteuning nodig heeft dan men daar kan bieden. Er is een vervangende, tijdelijke plek gevonden bij [.] en als verdachte het daar naar behoren doet, wil [stichting] overwegen hem bij hen te plaatsen. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog, omdat verdachte gerecidiveerd is, zijn woonplek is kwijtgeraakt en weer is vervallen in middelengebruik. Verdachte zal weer moeten gaan werken aan zijn delictgedrag en verslaving om het recidiverisico te beperken. Tot de tijd blijft het risico op recidive onverminderd hoog. Uit onderzoek blijkt dat de tijdelijke plek bij [.] geschikt is bevonden voor het toepassen van elektronische controle (een enkelband). De reclassering adviseert om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht bij de reclassering, gedragsinterventie middelengebruik, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, locatiegebod (met elektronische monitoring), dagbesteding en meewerken aan middelencontrole.
Op te leggen straf
Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten acht de rechtbank een gevangenisstraf passend. De rechtbank acht het wel van belang om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen, met de geadviseerde bijzondere voorwaarden. Verdachte is een 33-jarige man die een lange verslavingsvoorgeschiedenis kent en behandeling en begeleiding nodig heeft. Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij zich kan vinden in het reclasseringsadvies, blij is met de dingen die voor hem zijn geregeld en wil meewerken om zijn leven op een andere manier op te bouwen. Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 22 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en de geadviseerde bijzondere voorwaarden, passend en geboden. De rechtbank heeft verdachte met ingang van 23 januari 2025 geschorst, zodat hij een woonplek kon krijgen bij [.] , de behandeling en begeleiding van start kon gaan en de elektronische monitoring geplaatst kon worden. Met de op te leggen straf hoeft verdachte niet terug naar de gevangenis en kan zijn behandeling en begeleiding doorgaan.
De door de officier van justitie geëiste geldboete van € 7.000,- acht de rechtbank, gelet op de financiële situatie van verdachte, niet passend.
Voorlopige hechtenis
Gelet op de op te leggen straf zal het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis worden opgeheven.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de goederen op de beslaglijst onder 7 tot en met 46, zijnde de genees- en/of verdovende middelen, moeten worden onttrokken aan het verkeer. Verder stelt zij dat de computer, de twee USB-sticks, de bankpas, het papier en de telefoon op de beslaglijst, verbeurd moet worden verklaard.
9.2
Het standpunt van de raadsman
De raadsvrouw refereert zich voor wat betreft het beslag aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten de computer, de USB-stick, het papier en de telefoon op de beslaglijst verbeurd verklaren. Met behulp van deze voorwerpen is het onder feit 1 en feit 2 bewezen verklaarde begaan.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de in beslag genomen genees- en/of verdovende middelen (nrs. 7 tot en met 46 op de beslaglijst) onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Met betrekking tot deze voorwerpen is het onder feit 1 en feit 2 bewezen verklaarde begaan.
Teruggave aan de rechthebbendeDe rechtbank zal de teruggave aan de rechthebbende gelasten van de bankpas (nr. 47 Visacard) ten name van [A] .

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 47, 57, 63 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2, 3, 10, 11 en 13a van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 1 en feit 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 22 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 10 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij
een proeftijd van 2 jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
meldplicht
* zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij reclassering [instelling 2] in [plaats 2] op het adres [adres 2] . Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
gedragsinterventie middelengebruik
* actief deelneemt aan de gedragsinterventie Leefstijltraining of een andere gedragsinterventie die gericht is op verslaving en middelengebruik. De reclassering bepaalt welke training precies gevolgd moet worden. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
ambulante behandeling
* zich laat behandelen door [....] [instelling 2] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering.
De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
begeleid wonen of maatschappelijke opvang
* verblijft in [.] in [plaats 1] of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
locatiegebod (met elektronische monitoring)
* op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van maximaal 17 uur niet op het verblijfadres hoeft te zijn. Op dagen zonder opleiding, (vrijwilligers)werk of behandeling is dat 2 uur. In de weekenden heeft verdachte een aaneengesloten blok van maximaal 17 uur per dag vrij te besteden. De vrijheden worden tijdens het traject opgebouwd in overleg met de reclassering wanneer de situatie en het risico dit toelaten.
Verdachte werkt mee aan elektronische monitoring op dit locatiegebod.
Het verblijfadres zal zijn bij [.] in [plaats 1] op de [adres 1] . Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft.
Verdachte gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat verdachte in Nederland blijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering de genoemde bloktijden veranderen of het locatiegebod laten vervallen;
dagbesteding
* zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
meewerken aan middelencontrole
* meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol/drugs/specifiek middel om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
  • computer (G 3280619);
  • papier (G3280766);
  • telefoontoestel (G3280443)
  • USB-stick (G3280631)
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
  • verdovende middelen (G3284646, G3280652 en G3280653);
  • medicijn (G3280747, G3280763, G3280762, G3280746, G3280699, G3280715, G3280755, G3280696, G3280646, G3280640 en G3280661);
  • pillendoos (G3280702, G3280729, G3284177, G3284637, G3284641, G3282307, G3282276, G3284187, G3284153, G3284654, G3282328, G3284146, G3282324, G3280694, G3280692, G3280691, G3280690, G3280689, G3352261, G3280644, G3282226 en nr. 18 op de beslaglijst);
  • verband (G3280695);
  • ampul (G3280645 en G3280662);
  • injectiemiddel (G3280665);
- gelast de teruggave aan de rechthebbende [A] van het volgende voorwerp:
 bankpas Visa (G3280656);
Voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Ourahma, voorzitter, mr. drs. S.M. van Lieshout en mr. S.E. van den Brink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.S. Stekkel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 februari 2025.
De voorzitter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode tussen 14 maart
2023 en 11 januari 2024 te Amersfoort , althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
onder meer/onder andere
- ( (ongeveer) 1.690 tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende oxycodonhydrochloride 40mg en/of
- ( (ongeveer) 912 tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende oxycodonhydrochloride 80mg en/of
- ( (ongeveer) 477 tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende oxycodonhydrochloride 20mg en/of
- ( (ongeveer) 2936 tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende oxycodonhydrochloride 5mg en/of
- ( (ongeveer) 469 tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende methylfenidaathydrochloride 10mg en/of
- ( (ongeveer) 1130 tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende methylfenidaathydrochloride 10mg en/of
- ( (ongeveer) 660 tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende methylfenidaathydrochloride 36mg en/of
- ( (ongeveer) 102 zuigtabletten, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende fentanyl 400mg en/of
- ( (ongeveer) 170 pleisters, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende fentanyl 100 ug/uur en/of
- ( (ongeveer) 566 zetpillen, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende morfinehydrochloride 10mg en/of
- ( (ongeveer) 332 tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende methadonhydrochloride 5mg en/of
- ( (ongeveer) 142 tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende morfinesulfaat 10mg en/of
- ( (ongeveer) 120 tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende morfinesulfaat 30mg en/of
- ( (ongeveer) 388 tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende dexamfetaminesulfaat 10mg en/of
- ( (ongeveer) 178 tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende dexamfetaminesulfaat 20mg en/of
- ( (ongeveer) 880 tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende dexamfetaminesulfaat 5mg en/of
- ( (ongeveer) 77,69 gram, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende MDMA,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende voornoemde werkzame stof(fen), althans (telkens) (een)
middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 2 ahf/ond C
Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode tussen 14 maart
2023 en 11 januari 2024 te Amersfoort , althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
onder meer/onder andere
- ( (ongeveer) 45 tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende lorazepam 2,5mg en/of
- ( (ongeveer) 25 tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende alprazolam 1mg en/of
- ( (ongeveer) 59 ampullen, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende midazolam 5mg en/of
- ( (ongeveer) 456 ampullen, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende midazolam 5mg/ml en/of
- ( (ongeveer) 300 tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende flunitrazepam 2mg,
(telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet.
( art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond B Opiumwet, art 3 ahf/ond C
Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )