ECLI:NL:RBMNE:2025:2849

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 juni 2025
Publicatiedatum
12 juni 2025
Zaaknummer
UTR 25/2546
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek voorlopige voorziening inzake handhaving sociale veiligheid bij publieke omroepen

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 16 juni 2025, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van de Vereniging AVROTROS behandeld. AVROTROS verzet zich tegen een besluit van het Commissariaat voor de Media, waarin een last onder dwangsom is opgelegd en openbaarmaking van die last is besloten. De voorzieningenrechter oordeelt dat het commissariaat mogelijk niet bevoegd is om toezicht te houden op sociale veiligheid bij publieke omroepen, en dat de belangen van AVROTROS zwaarder wegen dan die van het commissariaat. De voorzieningenrechter schorst daarom de last onder dwangsom en de openbaarmaking van het besluit tot zes weken na de beslissing op bezwaar. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een belangenafweging en de complexiteit van de juridische discussie over de bevoegdheden van het commissariaat. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en bepaalt dat het commissariaat de proceskosten moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/2546

uitspraak van de voorzieningenrechter van 16 juni 2025 in de zaak tussen

Vereniging AVROTROS, uit Hilversum, verzoekster

(gemachtigden: mrs. J.R. van Angeren, F.E. Stewart en J.A. Hofman),
en

Commissariaat voor de Media

(gemachtigde: mrs. A.J. Boorsma en W.J. Poot),
hierna: het commissariaat.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen het besluit van 1 april 2025. Het commissariaat heeft verzoekster hierin een last onder dwangsom opgelegd en tevens besloten tot openbaarmaking van die last.
2. Verzoekster is het niet eens met het besluit. Zij heeft bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
3. Het commissariaat heeft de voorzieningenrechter meegedeeld dat publicatie van de last onder dwangsom achterwege blijft totdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan op het verzoek.
4. Het commissariaat heeft een verweerschrift ingediend. Verzoekster heeft daarop een schriftelijke reactie gegeven.
5. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 2 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigden van verzoekster en de gemachtigden van het commissariaat.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

6. De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek toe en bepaalt dat de werking van het besluit wordt geschorst tot zes weken na de datum van deze uitspraak. Dit betreft zowel de oplegging van de last onder dwangsom als de openbaarmaking van het besluit. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Totstandkoming van het besluit
7. Het commissariaat stelt een toezichthoudende taak te hebben op gedrag en cultuur bij de landelijke publieke omroepen. Om invulling aan die toezichthoudende taak te geven heeft het commissariaat verzoekster en andere omroepen verzocht om een plan van aanpak aan te leveren waaruit blijkt op welke wijze invulling wordt gegeven aan de bevindingen van Onderzoekscommissie Gedrag en Cultuur Omroepen (OGCO/ De commissie Van Rijn). Verzoekster heeft een ‘plan van aanpak sociale veiligheid’ aangeleverd. Het commissariaat achtte het daarna echter van belang dat verzoekster ook nog twee onderzoeksrapporten (rapporten) zou overleggen, die verzoekster op eigen titel had laten opmaken door externe partijen. Verzoekster wil deze twee rapporten niet overleggen, omdat het commissariaat volgens haar geen wettelijke bevoegdheid heeft om deze inlichtingen te vorderen. Het commissariaat meent volgens verzoekster ten onrechte dat haar toezichthoudende taak ook het houden van toezicht op sociale veiligheid omvat. Verzoekster heeft wel de aanbevelingen uit deze rapporten gedeeld met het commissariaat. Omdat verzoekster de twee rapporten niet wil overleggen, heeft het commissariaat eerst een formele informatievordering gedaan en toen verzoekster daaraan niet voldeed een last onder dwangsom opgelegd en daarnaast beslist tot openbaarmaking daarvan.
Spoedeisend belang
8. Indien tegen een besluit bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Alleen al omdat kennisneming van de rapporten door het commissariaat en de publicatie van het besluit onomkeerbare gevolgen hebben, heeft verzoekster een spoedeisend belang bij een beoordeling van haar verzoek om een voorlopige voorziening.
De beoordeling van de last onder dwangsom
9. Zowel verzoekster als het commissariaat hebben hun standpunten over de opgelegde last onder dwangsom zeer uitgebreid voor het voetlicht gebracht. Een veelheid aan gronden is opgeworpen, waarbij de meest verstrekkende grond gaat over de vraag naar de reikwijdte van de bevoegdheden van het commissariaat in deze zaak. Partijen verschillen daarover principieel van mening.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het antwoord op onder andere deze vraag zich niet leent voor afdoening door één rechter in een spoedprocedure. De uitkomst van deze procedure werpt zijn schaduw vooruit, nu het gaat om invulling van de toezichtsbevoegdheid van het commissariaat bij de individuele omroepen. Verder is de juridische discussie tussen partijen over verschillende vraagpunten niet eenvoudig en staat de uitkomst daarvan geenszins vast. Gelet op de plaats en bredere strekking van de bepalingen waarop het commissariaat zich beroept, is het naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet direct vanzelfsprekend dat het commissariaat bevoegd is toezicht te houden op de sociale veiligheid bij de landelijke publieke omroepen. Daarnaast overweegt de voorzieningenrechter dat, indien de toezichthoudende bevoegdheid wel is gegeven, vooralsnog onvoldoende duidelijk is waarom het commissariaat over de integrale rapporten dient te beschikken.
De zaak zal dan ook in de bodemprocedure door een meervoudige kamer worden behandeld en niet door een enkelvoudige kamer. Daarom doet de voorzieningenrechter geen voorspellingen over de uitkomst van de procedure. De voorzieningenrechter beperkt zich tot een belangenafweging om te kijken of er maatregelen moeten worden getroffen in de periode tot en met de uitspraak door de rechtbank. De voorzieningenrechter weegt de belangen van partijen op basis van wat zij hebben aangevoerd in deze procedure als volgt.
De weging van belangen
10. De voorzieningenrechter heeft partijen gevraagd naar de belangen van partijen om een onherroepelijke besluit niet af te wachten. Het commissariaat heeft gesteld dat ze zonder de rapporten met lege handen staan en daardoor mogelijke risico’s met betrekking tot sociale veiligheid kunnen blijven bestaan. Het commissariaat kan zonder de gevorderde inlichtingen (de rapporten) geen toezicht uitoefenen. Ook is een vroege signalering van risico’s van belang en er zijn serieuze signalen over de sociale veiligheid. Uiteindelijk komt daarmee de publieke taakuitoefening door AVROTROS in het geding.
11. Verzoekster bestrijdt het standpunt van het commissariaat en voert aan dat er een plan van aanpak is overgelegd en zij open staat voor het beantwoorden van nadere vragen. Een tendentieus artikel in De Telegraaf over het ontslag van een bestuurder kan niet een signaal zijn van sociale onveiligheid en andere signalen zijn verzoekster niet bekend. De rapporten overleggen aan het commissariaat schaadt de belangen van de medewerkers die in de onderzoeksrapporten verklaringen hebben afgelegd die vertrouwelijk moeten blijven en is onomkeerbaar.
12. De rechtbank is van oordeel dat de belangen van verzoekster zwaarder wegen en legt dat hierna uit.
Het door het commissariaat gestelde belang vindt de voorzieningenrechter niet zo zwaarwegend of acuut spoedeisend dat dit in beginsel voorbij kan gaan aan de beantwoording van de principiële vraag naar diens bevoegdheid om in deze zaak een last onder dwangsom op te mogen leggen. Dit zou anders kunnen zijn bij een direct en acuut gevaar voor de veiligheid van de medewerkers van verzoekster. Van een dergelijk gevaar is echter niet gebleken. Het commissariaat stelt dat er signalen zijn die de sociale veiligheid betreffen, maar onderbouwt die signalen niet en bovendien lijkt het commissariaat eerder vanuit een oogpunt van preventie, het voorkomen van mogelijke risico’s, de beschikking over de rapporten te willen verkrijgen.
Verder staat het commissariaat niet met lege handen. Er ligt immers een plan van aanpak met daarin de aanbevelingen van de rapporten, terwijl verzoekster bereid is nadere informatie te verstrekken over (de reikwijdte van) het onderzoek dat is gedaan door de externe partijen. Tot slot is van belang dat als de rapporten eenmaal zijn overgelegd, dit niet ongedaan gemaakt kan worden. Weliswaar kan het commissariaat de rapporten dan weer aan verzoekster terug geven, maar die rapporten zijn dan al ingezien. Dit terwijl er in die rapporten kennelijk verklaringen staan die medewerkers hebben afgelegd onder de toezegging van vertrouwelijkheid en de bevoegdheid van het commissariaat niet vast staat.
13. Het voorgaande betekent dat de voorzieningenrechter de last onder dwangsom zal schorsen. Het commissariaat heeft op zitting desgevraagd verklaard dat als de last onder dwangsom wordt geschorst er ook geen publicatie van het besluit volgt. Dat betekent dat de voorzieningenrechter ook het besluit tot openbaarmaking zal schorsen.

Conclusie en gevolgen

14. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het besluit van 1 april 2025 is geschorst tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
14.1.
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst moet het commissariaat het griffierecht aan verzoekster vergoeden. Ook krijgt verzoekster een vergoeding van haar proceskosten.
Het commissariaat moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoekster een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 907,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.814,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het primaire besluit tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- bepaalt dat het commissariaat het griffierecht van € 385,- aan verzoekster moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Schnitzler, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L.M. Janssens-Kleijn, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 16 juni 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.