ECLI:NL:RBMNE:2025:284

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 februari 2025
Publicatiedatum
5 februari 2025
Zaaknummer
16/276286-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot afpersing van een advocaat-curator met geweld en bedreiging

Op 5 februari 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van een poging tot afpersing van een advocaat-curator. De verdachte heeft het slachtoffer, een advocaat-curator, op dreigende en intimiderende wijze benaderd bij diens woning. Hij heeft geprobeerd het slachtoffer onder druk te zetten om een bedrag van € 170.000,- te betalen. Dit deed hij door het slachtoffer te bellen, sms-berichten te sturen en zelfs een steen door de ruit van het slachtoffer te gooien, met een brief waarop stond 'laatste kans op betalen'. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten heeft gehandeld en dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de poging tot afpersing en legde een gevangenisstraf op van 433 dagen, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank weegt zwaar dat het slachtoffer een belangrijke publieke taak vervult en dat de gedragingen van de verdachte een grote impact op hem hebben gehad. De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen aanleiding was voor een contact- en locatieverbod, gezien de omstandigheden van de zaak en de tijd die de verdachte al in voorlopige hechtenis had doorgebracht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/276286-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 5 februari 2025
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] ,
wonende op het adres [adres 1] , [postcode] [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 15 februari 2024 (pro forma), 1 mei 2024 (pro forma), 22 juli 2024 (pro forma), 17 oktober 2024 (pro forma) en 9 januari 2025 (inhoudelijke behandeling). Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 22 januari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.E. Lohuis en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. W.R. Jonk, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode van 15 juli 2023 tot en met 4 november 2023 te Utrecht, althans in Nederland en/of in België, samen met een of meer anderen, door geweld en bedreiging met geweld heeft geprobeerd om [aangever] af te persen voor een geldbedrag van € 170.000,-.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Dit betekent dat er geen formele belemmeringen zijn om de zaak inhoudelijk te behandelen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het aan verdachte ten laste gelegde feit wettig en overtuigend te bewijzen. Verdachte heeft in opdracht van medeverdachte [medeverdachte 1] geweld en bedreiging met geweld toegepast om aangever te dwingen tot de afgifte van € 170.000,-. Volgens de officier van justitie is verdachte eerst naar de woning van aangever gegaan, heeft hij geprobeerd deze woning binnen te dringen en is hij daarna op intimiderende wijze bij de deur van aangever blijven staan. Verdachte heeft bovendien een steen door de ruit van de woning van aangever gegooid, waarop een papier bevestigd was met de tekst ‘ [aangever] …laatste kans op betalen.’ Vervolgens heeft verdachte aangever gebeld en hem diverse sms-berichten gestuurd, waarin hij hem op een dreigende en dwingende toon onder druk heeft gezet om het voornoemde geldbedrag te betalen. Verdachte heeft in een nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gehandeld en kan derhalve als medepleger van de poging tot afpersing worden aangemerkt. Voor zover van belang worden de standpunten van de officier van justitie hieronder besproken bij het oordeel van de rechtbank.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit. Het dossier bevat onvoldoende bewijs voor de betrokkenheid van verdachte bij het gooien van de steen door de ruit van aangever. Afgezien van het gooien van de steen door de ruit is er geen sprake geweest van geweld dan wel bedreiging met geweld. Voor het geval de rechtbank hier anders over zou oordelen, heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte geen opzet op geweld dan wel bedreiging met geweld heeft gehad. Voor zover van belang worden de standpunten van de raadsman hieronder besproken bij het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Bewijsmiddelen [1]
Een proces-verbaal van aangifte van 13 oktober 2023, inclusief bijlagen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 12 oktober 2023 lag ik te slapen in mijn woning aan de [adres 2] te [plaats 1] . Ik werd wakker door een harde klap. Ik zag dat er in de gang veel glas lag en dat er een groot gat in de ruit van mijn voordeur zat. Ik zag dat er onder het lamel een baksteen lag. Ik zag dat er op de baksteen een stuk papier geplakt was waarop de volgende tekst stond: ‘ [aangever] … laatste kans op betalen!!’
Ik besefte dat dit incident niet los op zichzelf staat. Er zijn twee eerdere incidenten geweest die in relatie staan tot mijn werkzaamheden als [functie] . Ik ben namelijk [functie] in een faillissementszaak van [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 2] B.V. met als bestuurder meneer [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] werkte niet mee aan de afhandeling van het faillissement. [2] De rechtbank besloot hem te gijzelen. Ik weet dat [medeverdachte 1] bijna een volledig jaar gegijzeld is in de PI te [plaats 2] .
Op 23 augustus 2023 stond er in de ochtend een man voor mijn deur. Ik hoorde dat er aangeklopt werd en heb de deur opengedaan. Ik zag dat deze man grote spieren had in zijn armen en ik kan hem omschrijven als bodybuilder. Ik zag dat deze man tatoeages op zijn arm en hand en een baardje had. Ik zag dat de man direct mijn woning wilde binnenstappen. Toen ik dat opmerkte was ik nog snel in staat om de deur dicht te gooien en deze man buiten te houden. Ik zag dat de man een zwart heuptasje om had en daar een brief uit pakte. Ik zag dat de man de brief er half uithaalde, maar daarna weer terug stopte. Totdat ik dreigde de politie te bellen heeft deze meneer voor mijn deur gestaan met een intimiderende houding een wijzende vinger.
Op 20 september 2023 kreeg ik een rouwkaart in mijn brievenbus die aan mij gericht
was. Ik zag dat er in de rouwkaart de tekst stond: ‘tot alles is betaald.’ Bij de rouwkaart zat tevens een brief die was ondertekend door [medeverdachte 1] . In de brief werd ik persoonlijk aansprakelijk gesteld voor de schade die [medeverdachte 1] heeft geleden naar aanleiding van mijn werkzaamheden als [functie] in de faillissementszaak tegen [medeverdachte 1] . [3]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik op 23 augustus 2023 naar de woning van aangever ben gegaan. Ik heb twee of drie keer op het raam geklopt en aangebeld omdat ik hem een brief wilde overhandigen. Hij vroeg wie ik was en nog voordat ik de brief had gepakt, gooide hij de deur dicht. Het klopt dat ik op 13 oktober 2023 een telefoongesprek met aangever heb gevoerd en dat wij over en weer sms-berichten naar elkaar hebben gestuurd. Ik heb in opdracht van een ander gehandeld en die persoon heeft mij een geldbedrag beloofd. De uitgeprinte e-mail met het onderwerp ‘ [onderwerp] ’ heb ik van de opdrachtgever gekregen.
Een proces-verbaal van 1 november 2023, inclusief bijlagen, voor zover inhoudende, zakelijk weergeven:
Op 26 oktober 2023 werd er een telefoongesprek geïntercepteerd tussen gedetineerde
[medeverdachte 2] [telefoonnummer 1] en verdachte [verdachte] , gebruiker van [telefoonnummer 2] . [4]
[verdachte] : Ik heb wat door zijn raam gekankerd met een brief daarop. Daar is die wel van geschrokken, hij reageerde nou wel op sms'en enzo, want ja hele tijd heen en weer dat schiet niet op joh en dan is die weer niet thuis. Gister was ik er ook, gister NTV hij was er niet. Ik zei tegen hem, ik berichtte hem meteen, ik zei zo uhh raam nog steeds niet gemaakt
jongen. Dus hij wordt benauwd snap je. [5]
[verdachte] : Wollah hij doet de deur open eindelijk. Dus ik kwam aangelopen hij doet de deur open, hij kijkt naar mij, hij zegt: ja goeiedag. Ik zei goeiedag. Bro hoe ik mijn brief wil gaan pakken, NTV de brief te laten zien, NTV hij doet zo *schrikgeluid* NTV kankerhard… NTV… Ik keek hem alleen aan en deed die brief zo tegen het raam zien. Ik NTV ik zie hem, ging weg, ik zei niks, liet me tanden niet zien niks, ik ging weg. NTV... uit het raam kijken, maar ik was allang weg. Eindstand ik liet twee weken niks van mij horen effe laten bezinken, effe benauwd worden toch. Dus liet twee weken niks horen, heb ik hem NTV.. ik heb hem uhhh.. Nee ik lieg, ik ben naar zijn huis gegaan. Ik hoorde maar niks dus ik dacht moet weer NTV afgeven, je weet ik dacht misschien hij heeft die bericht van NTV. NTV van de belastingdienst gewikkeld over een baksteen en daarop geschreven: [aangever] je gaat betalen. Ingewikkeld NTV door het raam. [6] […]
[verdachte] : toen ik die baksteen gegooid stond ik helemaal te ver. [7]
[verdachte] : ik zeg wel tegen ‘m, ja is goed, maar de eerste keer dat hij bij jouw vrouw was, hij zei tegen mij: ja ik heb best wel een zware klus. Hij zegt voor 150.000 euro. [8]
Een proces-verbaal van 13 februari 2024, inclusief bijlagen, voor zover inhoudende, zakelijk weergeven:
Tussen 13 november 2023 en 2 januari 2024 werden gesprekken vanuit de PI [plaats 3] opgenomen en beluisterd. Er werden meerdere gesprekken geïntercepteerd waaruit bleek dat [verdachte] de gebruiker was. [9]
24 december 2023
0072: Die verhaal is kanker simpel. Ik kwam vrij, ik had geld nodig voor boetes, want ik heb rekening gemaakt in die.... NTV. En ik moest schadevergoeding aan die gozer betalen. Dus eindstand, iemand zei tegen mij, luister, voor 10k moet je mij effe helpen. Ik krijg nog geld van iemand. Ik zeg, is goed. Maar die man is oud, weet je, echt ouwe mannetje. Dus hij zegt tegen mij, luister, die geld is niet zwart geld of iets. Je weet toch, is gewoon legaal geld. Ik zeg, is goed, laat mij eens zien. Ik wil bewijs, je weet toch, ik ga niet random na 13 maanden weer ergens naar binnen of wat dan ook. Je weet toch. Die man laat mij die papieren zien. Ik kijk die papieren in. Ik zie, die man heeft, hij is [functie] , die ... NTV Je weet toch, [functie] . Dus eindstand, ik kijk, ik zeg, oké, hoeveel krijg je? Hij zegt 1,5 ton. Ik zeg, is goed. Je weet toch, ik ga naar die man. Ik was er niet echt mee bezig. Ik denk na 2, 3 weken dat die man mij dat heeft gezegd ik ben daarheen gegaan. Naar die jongens huis, je weet toch. Naar die mans huis. Dus ik bel netjes aan, papapap, hij is er niet. Dus ik ga nog een keer. Hij doet deur open. Hij ziet mij. Hij zegt gewoon hallo goeiedag. Maar ik sprak niet met hem. Ik keek
hem alleen aan. Je weet toch. Misschien 1 seconde, 2 seconden hebben we naar elkaar gekeken. Toen schoot hem te binnen wat er aan de hand was. Dus toen wist ik al, jij weet al wat er gaande is. Hij gooit die deur kankerhard in mijn gezicht. Je weet toch. Dus eindstand, hij zegt achter die deur, wie ben jij? Ik ga politie bellen. Dit en dat. Oh, oh, oh. Dus ik pak die papiertje uit mijn tas. Dus ik wil hem die laten zien. Hij zegt, nee, niks mee te maken. Ik, oké. Ik ging weg. [10]
Een proces-verbaal van bevindingen van 13 oktober 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 13 oktober 2023 hoorde ik [aangever] het volgende zeggen:
- ik ben vandaag vier keer gebeld door [telefoonnummer 3]
- toen ik terugbelde hoorde ik een mannenstem die zei: ‘Hé [aangever] heb je mijn bericht gehad’
- ik zei toen tegen hem 'welk bericht'?
- ik hoorde hem zeggen 'het blauwe bericht'
- ik dacht meteen aan de steen die door mijn ruit is gegooid. Daar zat een blauwe brief op met de tekst ' [aangever] , laatste kans om te betalen'
[aangever] zei dat hij gebeld werd door het nummer wat hem eerder had gebeld. Ik zei dat hij moest opnemen en de telefoon op luidspreker moest zetten. Ik hoorde het volgende: [11]
- [aangever] : Waarom kom jij naar mij?
- [verdachte] : Omdat je moet betalen
- [aangever] : Aan wie dan?
- [verdachte] : Dat laat ik je wel op papier zien
- [aangever] : Welk papier?
- [verdachte] : Waar op staat wat je moet betalen en waarom je moet betalen
- [aangever] : Heb je dat al gestuurd?
- [verdachte] : Nee dat wilde ik je laten zien maar je deed de deur dicht
- [aangever] : Wat wil je dan laten zien?
- [verdachte] : Waarom je moet betalen, dat zijn geen grapjes
- [verdachte] : Dat zijn geen grappige bedragen snap je?
- [verdachte] : Maar goed kunnen we netjes het gesprek aan gaan of gaan we de hele tijd dit doen? Anders weet ik dat het helemaal uit de hand gaat lopen voor niks. Dat wil jij niet en dat wil ik erbij niet.
-
[verdachte] : Luister, je moet om precies te zijn honderdvijftigduizend (150.000) euro aan iemand betalen. Daar is incassokosten op gekomen dus jij betaald nu honderdzeventigduizend (170.000) euro. Dus als jij dat gewoon netjes met mij kan afhandelen dan zijn we klaar. Ik heb jou niet gezegd dat je vandaag moet betalen of dat je deze week moet betalen. Je kan in termijnen betalen heel makkelijk en je weet waar het over gaat. En als je papier wil zien dan is dat geen probleem die kan ik jou gewoon leveren. Je weet heel goed waar het over gaat je moet niet zo achterlijk doen
- [aangever] : Nee dat weet ik niet
- [verdachte] : Is goed dan kom ik zo het papier zelf overhandigen
- [aangever] : waar wil je afspreken
- [verdachte] : waar jij wil jongen. Je hebt mijn nummer, je kan mij gewoon bellen volgende week, of deze week. Snap je, ik ben een hele schappelijke jongen. Kom bij jou aan de deur en dan gooi je de deur in mijn gezicht slaat nergens op. Ik ben geen kinderen. Het gaat nu van kwaad tot erger, er moet gewoon netjes betaald worden en afgehandeld worden. Kunnen we fatsoenlijk een deal maken of gaan we moeilijk doen? Anders weet ik dat het helemaal uit de hand gaat lopen voor niks. [12]
Een proces-verbaal van bevindingen van 24 oktober 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 13 oktober 2023 werd het eerste sms-bericht verstuurd met daarin de tekst: 'Je maakt het jezelf alleen maar moeilijk tot snel'. [13]
21 oktober 2023
[telefoonnummer 3] : Ga jij hier nou de eisen stellen? Ik zei al dat dit zonder gezeik kon maar merk dat jij hier anders over denkt, jammer maar wat jij wil. [14]
Een proces-verbaal van bevindingen van 5 november 2023, zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
25 oktober 2023
[telefoonnummer 3] : "Zal je 2 hints geven en daarna kunnen we of een afspraak plannen of we praten op kantoor 1. [bedrijf 1] bv. 2. facturen 2018000004 datum 15.08.2018 ik hoor je snel" [15]
26 oktober 2023
[telefoonnummer 3] : dacht dat we dit snel geregeld hadden maar goed, wat ik al zei, we zien elkaar snel.
[telefoonnummer 3] : Nog steeds nat je deur?
27 oktober 2023
[telefoonnummer 3] : laat me niet te lang wachten, 48 uur is wel de max. [16]
3 november 2023
[telefoonnummer 3] : ik vind het prima gozer stuur je niks meer laatste 48 uur is ingegaan we hebben het netjes geprobeerd mocht niet baten helaas [17]
Een proces-verbaal van bevindingen van 7 november 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Bij de aanhouding van [verdachte] werd een telefoon in beslag genomen. Uit onderzoek naar de simkaart die in de telefoon zat bleek dat [telefoonnummer 3] het laatst gebruikte telefoonnummer was. [18]
Een proces-verbaal van bevindingen van 25 oktober 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Bij de brief [
de rechtbank begrijpt: de brief die aangever op 20 september 2023 heeft ontvangen] was een rouwkaart gevoegd. De brief was afkomstig van [medeverdachte 1] . Op de rouwkaart stond de tekst: ‘Dit grote verlies is niet in woorden uit te drukken…’ In de rouwkaart stond de handgeschreven tekst: ‘tot alles is betaald!’ [aangever] overhandigde de brief, de rouwkaart en de envelop voor onderzoek. [19]
Een proces-verbaal van bevindingen van 12 maart 2024, inclusief bijlagen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op de Acer laptop werd een Word document aangetroffen met de naam “ [naam 1] ’’ Het document is een brief gericht aan [aangever] met datum 7 september 2023. Op 20 september 2023 heeft aangever [aangever] een rouwkaart met een brief ontvangen in zijn brievenbus. De inhoud van deze brief komt exact overeen met het Word document welke is aangetroffen op de laptop. [20]
Een rapport van het NFI van 22 maart 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
AAQT3934NL#0l , de gehele binnenzijde van de envelop
DNA kan afkomstig zijn van minimaal drie personen:
- verdachte [medeverdachte 1] bewijskracht meer dan 1 miljard
- minimaal twee andere personen: bewijskracht niet van toepassing [21]
DNA-mengprofiel AAQT3934NL#01 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA in de bemonstering afkomstig is van verdachte [medeverdachte 1] en twee willekeurige onbekende personen, dan wanneer het DNA in de bemonstering afkomstig is van drie willekeurige onbekende personen. [22]
Een proces-verbaal van bevindingen van 13 februari 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op zaterdag 4 november 2023 werd verdachte [verdachte] aangehouden. Aansluitend volgde er een doorzoeking in zijn woning aan de [adres 1] te [woonplaats] . Tijdens de doorzoeking werd een uitgeprinte mail met onderwerp " [onderwerp] " aangetroffen. Opvallend was dat de naam en adresgegevens van aangever [aangever] met een blauwe pen op deze uitgeprinte mail was geschreven. Tevens was met blauwe pen een bedrag van 150.000,00 euro omcirkeld. [23]
Een proces-verbaal van bevindingen van 27 februari 2024, inclusief bijlagen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Wij boden ons aan bij de woning van betrokkene op de [adres 3] , [plaats 4] [
de rechtbank begrijpt: de woning van verdachte [medeverdachte 1] gelegen in België]. [24] Tijdens de huiszoeking werd een afgedrukte e-mail “ [onderwerp] ” in beslag genomen, die was aangetroffen in een ringmap bij het bureau op de bovenverdieping [25]
Een proces-verbaal van bevindingen van 12 januari 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ten tijde van de aanhouding van [verdachte] , en de doorzoeking die daarop volgde, werden diverse gegevensdragers in beslag genomen waaronder een iPhone 8. [26] Te zien was dat het nummer [telefoonnummer 4] als een contact was opgeslagen onder de naam " [naam 2] " en dat er een profielfoto van [medeverdachte 1] werd weergegeven. Te zien was dat dit contact gemaakt was op 28 juli 2023. [27] Te zien was dat het telefoonnummer [telefoonnummer 5] als contact opgeslagen was onder de naam ‘ [medeverdachte 3] Vin ’. Te zien was dat dit contact gemaakt was op 15 juli 2023. Te zien was dat het telefoonnummer van aangever [aangever] als een contact opgeslagen was als " [naam 3] ". Te zien was dat dit contact gemaakt was op 14 augustus 2023. In de periode 12 augustus 2023 tot en met 16 oktober 2023 heeft ‘ [naam 4] ’ ( [verdachte] ) chatcontact met " [naam 2] " ( [medeverdachte 1] ). [28]
Een proces-verbaal van bevindingen van 18 december 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte [medeverdachte 3] is een Samsung A52s in beslag genomen. [29] Er is sms-contact geweest met [telefoonnummer 4] ( [medeverdachte 1] ).
17 mei 2023
[telefoonnummer 4] [medeverdachte 1] : is dit nog steeds het telefoonnummer waarop [medeverdachte 2] bereikbaar is?
[medeverdachte 3] : ja klopt
[telefoonnummer 4] [medeverdachte 1] : ik wil eens afspreken met hem
[medeverdachte 3] : hij zit nog vast. wie kan ik zeggen dat je bent?
[telefoonnummer 4] [medeverdachte 1] : ik heb een jaar of 2/3 geleden waarschijnlijk contact met jou gehad. [medeverdachte 2] zat toen ook al vast. Ik ken [medeverdachte 2] vanuit [plaats 2] . Zijn broer zou toen zijn plaats innemen m.b.t een incasso maar dat is uiteindelijk niets geworden. Ik zoek iemand die mij kan helpen met een soortgelijke zaak. Wellicht kent [medeverdachte 2] iemand?
[medeverdachte 3] : ja ik weet nog waar dit over gaat. [medeverdachte 2] zelf doet niks meer omdat hij niet meer vast willen komen te zitten. Maar ik zal het doorgeven als hij belt en misschien kan hij een ander regelen.
27 juni 2023
[medeverdachte 3] : hey, er is iemand voor je geregeld. Die komt binnenkort vrij. Als die vrij is geef ik jouw nummer en dan kunnen jullie contact opnemen en het verder regelen. Maar zorg jij ervoor dat [medeverdachte 2] er ook wat op verdient? [medeverdachte 2] vraagt ook of je anders nog in de gelegenheid bent om eens langs te komen in PI [woonplaats] . Voor een bezoek…?
* [telefoonnummer 4] [medeverdachte 1] : natuurlijk zal ik [medeverdachte 2] passend belonen. Voor een bezoek sta ik open. Wanneer? [medeverdachte 2] moet mij dan wel aanmelden. Laat maar horen wat de mogelijkheden zijn.
[medeverdachte 3] : ik zal eens kijken wat de mogelijkheden zijn en dan hoor je van mij. [30]
13 juli 2023
[medeverdachte 3] : hai, dinsdagavond is een optie om 5 over 7.
* [telefoonnummer 4] [medeverdachte 1] : dinsdagavond is oké.
24 juli 2023
[medeverdachte 3] : Hai, nee deze week zou ik een gesprek hebben met die jongen maar dat is er nog niet van gekomen. Ik ben ermee bezig. Zodra ik met hem gesproken heb dan laat ik
het meteen weten en plannen we meteen een afspraak in. Bij mij thuis.
* [telefoonnummer 4] [medeverdachte 1] : oké, ik wacht het af.
25 juli 2023
[medeverdachte 3] : ik heb met hem gesproken, alles is oké. Wanneer kan jij hier een bakkie komen doen?
27 juli 2023
[medeverdachte 3] : vrijdagavond om 21 uur goed?
[medeverdachte 1] : dat is goed.
[medeverdachte 3] : oké, zie je morgen dan. [adres 4] [plaats 5] . [31]
Een proces-verbaal van bevindingen van 4 januari 2024, inclusief bijlagen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:Tussen 8 juli 2023 en 4 januari 2024 werden er gesprekken opgenomen en beluisterd. Erwerden meerdere gesprekken geïntercepteerd waarin de gebruiker van bovenstaand nummer zich [medeverdachte 2] noemt, [medeverdachte 2] noemt of [medeverdachte 2] wordt genoemd. [32]
14 juli 2023
[telefoonnummer 5] : Maar goed die man uit België die kan dinsdag komen.
[telefoonnummer 5] : effe kijken uhm [medeverdachte 1]
[telefoonnummer 6] : [medeverdachte 1] ja
[telefoonnummer 5] : [medeverdachte 1] .. he?
[telefoonnummer 6] : ja
[telefoonnummer 5] : 5 oktober 1955 [33]
[telefoonnummer 5] : Dan kom ik daar dinsdagavond wel heen en dan praat ik met hem zelf.
[telefoonnummer 6] : Dat kan ook. En je kan ook erbij zijn. Snap je?
[telefoonnummer 5] : Ja, dat kan.
[telefoonnummer 6] : Want dan weet je gelijk waar het over gaat en dat het geen bullshit is. Snap je?
[telefoonnummer 5] : Ja, want dan kan ik makkelijk weer met hem praten. [34]
15 juli 2023
[telefoonnummer 6] : Had je trouwens dat nummer nog een berichtje gestuurd?
[telefoonnummer 5] : Wat voor nummer?
[telefoonnummer 6] : Die ik jou gister gaf
[telefoonnummer 5] : Nee
[telefoonnummer 6] : Ow. Dat moet je maar even doen dan. Snap je wel
[telefoonnummer 5] : Ja maar heb je dat gezegd dan?
[telefoonnummer 6] : Ja sowieso zo even contact houden even kijken hoe het met hem is. Snap je? [35]
17 juli 2023
[telefoonnummer 6] : Snap je, dus... Dat is wel het beste dat die dat achteraf hoort en dan uitleggen snap je?
[telefoonnummer 5] : Ja. Misschien dat ik dan donderdag na BZT (fonetisch) met hem kan afspreken?
[telefoonnummer 6] : Ja, dat sowieso
[telefoonnummer 5] : Dan kan ik eerst met jou er nog even over praten op BZT en dan kan ik er met hem over praten en dan koppel ik hun aan elkaar. [36]
18 juli 2023
[telefoonnummer 5] : want ik weet dus niet of hij dat alleen gaat doen of
[telefoonnummer 6] : ja
[telefoonnummer 5] : met maatje?
[telefoonnummer 6] : dat is logisch he..nee alleen
[telefoonnummer 5] : of met 1 maat?
[telefoonnummer 6] : nee alleen, dat is afspraak
[telefoonnummer 5] : oke
[telefoonnummer 6] : dus..
[telefoonnummer 5] : dat was dus sowieso al de afspraak?
[telefoonnummer 6] : hmm
[telefoonnummer 5] : dat wou hij zelf, die Belg of?
[telefoonnummer 6] : nee
[telefoonnummer 5] : de andere kant?
[telefoonnummer 6] : die andere kant
[telefoonnummer 5] : oke dan hoop ik maar dat die het waar kan maken
[telefoonnummer 6] : jawel daar ben ik niet bang voor, dus jij wel? Ik heb meer vertrouwen in hem als in uhh snap je?
[telefoonnummer 5] : ja?
[telefoonnummer 6] : ja..
[telefoonnummer 5] : als de andere kant?
[telefoonnummer 6] : ik ik ik heb..uhh ja.. nou jah..als je het zo zegt.. ik heb uhh vertrouwen in die Belg, maar ook vertrouwen in die andere kant snap je? [37]
4.3.2
Bewijsoverwegingen
Op grond van de inhoud van de bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander heeft geprobeerd om aangever af te persen voor een bedrag van €170.000,-. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Het bezoek aan de woning van aangever
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij op 23 augustus 2023 naar de woning van aangever is gegaan. Aangever verklaart dat hij de deur opendeed en verdachte direct zijn woning wilde binnenstappen. Naar het oordeel van de rechtbank wordt de verklaring van aangever op dit punt niet ondersteund door enig ander bewijsmiddel. Uit de afgeluisterde gesprekken waarin verdachte over het bezoek aan de woning van aangever heeft gesproken, kan worden afgeleid dat aangever al snel de deur dicht heeft gegooid en verdachte hierna via het raam een brief aan hem heeft getoond en pas weg is gegaan toen aangever dreigde de politie te bellen. Gelet hierop acht de rechtbank bewezen dat verdachte op een dreigende en intimiderende wijze bij de woning van aangever is blijven staan, maar niet dat hij heeft geprobeerd om zijn woning binnen te dringen. Verdachte zal daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Het gooien van de steen door de ruit
Aangever verklaart dat er op 13 oktober 2023 een steen door de ruit van zijn woning is gegooid, waar een blauw papier op bevestigd was met daarop de woorden ‘ [aangever] …laatste kans op betalen.’ Ter zitting heeft verdachte ontkend dat hij de steen door de ruit heeft gegooid. De rechtbank acht deze ontkenning van verdachte niet geloofwaardig en overweegt als volgt. In een afgeluisterd gesprek tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] , waarin verdachte aan [medeverdachte 2] vertelt over zijn acties richting aangever, heeft verdachte op enig moment gezegd dat hij ‘wat door zijn raam heeft gekankerd met een brief erop.’ Later in hetzelfde gesprek heeft verdachte tegen [medeverdachte 2] gezegd dat hij te ver stond op het moment dat hij de baksteen gooide. In dit gesprek heeft verdachte dus tot twee keer toe gezegd dat hij de steen door de ruit van aangever heeft gegooid. Het dossier bevat daarnaast geen enkel aanknopingspunt voor de suggestie van verdachte dat een onbekend gebleven derde de steen door de ruit heeft gegooid. Gelet op het vorengaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte de persoon is geweest die op 13 oktober 2023 een steen door de ruit van aangever heeft gegooid.
Medeplegen
Evenals de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat verdachte als medepleger van de poging tot afpersing kan worden aangemerkt. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Medeplegen veronderstelt een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een of meer anderen. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handeling(en) heeft verricht. Ook wanneer het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het geven van inlichtingen), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal in dat geval van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij in opdracht van een ander heeft gehandeld en dat hem daarvoor een geldbedrag in het vooruitzicht was gesteld. In een afgeluisterd gesprek tussen verdachte en een derde heeft verdachte gezegd dat een oudere man hem had benaderd om € 150.000,- bij een [functie] te incasseren en dat hij hier € 10.000,- voor zou krijgen. Naar het oordeel van de rechtbank laat het dossier geen andere conclusie toe dan dat deze ‘oudere man’ medeverdachte [medeverdachte 1] is geweest. Een eerste aanwijzing hiervoor is dat er in de woning van verdachte een uitgeprinte, aan aangever gerichte e-mail met het onderwerp ‘ [onderwerp] ’ is aangetroffen, waarop het bedrag van € 150.000 euro was omcirkeld en daarnaast de naam en het adres van de aangever waren genoteerd. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij deze uitgeprinte e-mail van zijn opdrachtgever heeft gekregen. In de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] is exact dezelfde uitgeprinte e-mail aangetroffen. Hiernaast heeft verdachte op 25 oktober 2023 een sms-bericht aan aangever gestuurd met de tekst: ‘zal je twee hints geven en daarna kunnen we een afspraak maken op kantoor. 1. [bedrijf 1] bv. 2. facturen 2018000004 datum 15.08.2018 ik hoor je snel.’ Uit de aangifte blijkt dat [medeverdachte 1] de bestuurder van de gefailleerde onderneming [bedrijf 1] B.V. is en van mening is dat aangever, die [functie] is in dat faillissement, hem een aanzienlijk geldbedrag verschuldigd is. Gelet op het vorengaande is de rechtbank van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat het medeverdachte [medeverdachte 1] is geweest die aan verdachte de opdracht heeft gegeven om aangever door geweld en/of bedreiging met geweld te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag.
Over de (intensiteit van de) samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] merkt de rechtbank voorts nog het volgende op. Uit sms-verkeer tussen medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] blijkt dat er op 28 juli 2023 een ontmoeting in [plaats 5] heeft plaatsgevonden waar (in ieder geval) [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en verdachte bij aanwezig waren. Uit het onderzoek naar de iPhone 8 van verdachte volgt dat verdachte op dezelfde dag een telefoonnummer onder de naam ‘ [naam 2] ’ in zijn telefoon heeft opgeslagen, met daarbij een foto van medeverdachte [medeverdachte 1] . Tussen 12 augustus 2023 en 16 oktober 2023 hebben verdachte en ‘ [naam 2] ’ chatcontact met elkaar gehad. In dezelfde periode heeft verdachte een bezoek aan de woning van aangever gebracht, een telefoongesprek met hem gevoerd, diverse sms’jes naar hem gestuurd en een steen door de ruit van zijn woning gegooid. Met deze gedragingen heeft verdachte het merendeel van de feitelijke handelingen richting aangever voor zijn rekening genomen. Verdachte heeft deze feitelijke handelingen verricht nadat hij een ontmoeting met [medeverdachte 1] heeft gehad, hij het nummer van [medeverdachte 1] in zijn telefoon had opgeslagen en [medeverdachte 1] hem (in ieder geval) de uitgeprinte e-mail en een factuurnummer van het bedrijf [bedrijf 1] B.V. had verstrekt. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] . Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
Geweld en bedreiging met geweld
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat alleen het gooien van de steen door de ruit als een vorm van geweld in de zin van artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) kan worden beschouwd. Alle andere ten laste gelegde feitelijkheden kunnen volgens de raadsman niet als geweld of bedreiging met geweld worden gekwalificeerd. In geen van de berichten aan de aangever wordt namelijk met (concrete) gewelddadige acties gedreigd als aangever niet betaalt. De rechtbank overweegt als volgt.
In de diverse berichten die aan aangever zijn gestuurd staan geen concrete geweldshandelingen genoemd. Naar het oordeel van de rechtbank betekent dit echter niet dat er daarmee geen sprake is van ‘bedreiging met geweld’ in de zin van artikel 317 Sr. Voor een bewezenverklaring van bedreiging met geweld is voldoende dat er door het handelen van verdachte(n) een dreigende sfeer is opgeroepen. Verdachte is naar de woning van aangever gegaan en is, nadat aangever de deur had dichtgegooid, op intimiderende wijze bij de deur blijven staan. In het telefoongesprek met aangever en het sms-verkeer met hem heeft verdachte bewoordingen gebruikt als ‘anders weet ik dat het helemaal uit de hand gaat lopen voor niks’, ‘je maakt het jezelf alleen maar moeilijk, tot snel’ en ‘laatste 48 uur is ingegaan.’ Naar het oordeel van de rechtbank zijn dergelijke mededelingen, afkomstig van een volkomen onbekende derde, op zichzelf al bijzonder intimiderend. De gebezigde bewoordingen zijn extra dreigend tegen de achtergrond van het bezoek aan de woning van aangever, de rouwkaart die aangever heeft ontvangen en de steen die door de ruit van zijn woning is gegooid. Uit de rechtspraak blijkt dat het sturen van een rouwkaart onder omstandigheden als een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling wordt gekwalificeerd. Een rouwkaart wordt normaal gesproken immers uitsluitend verstuurd in het kader van het overlijden van een persoon en is daarmee dus direct gerelateerd aan de dood. Naar het oordeel van de rechtbank maakt het geheel van feitelijke acties richting aangever, in hun onderlinge samenhang beschouwd, dat verdachte en zijn medeverdachte met deze handelingen een dreigende sfeer hebben opgeroepen. Het verweer van de raadsman wordt dus verworpen.
Opzet op (bedreiging met) geweld
De raadsman van verdachte heeft voorts aangevoerd dat, voor zover de rechtbank meent dat er wel sprake is geweest van geweld of bedreiging met geweld, verdachte hier geen opzet op heeft gehad. Verdachte heeft namelijk meermaals verklaard dat hij nooit bereid of van plan is geweest om daadwerkelijk tot gewelddadige acties over te gaan. De rechtbank overweegt als volgt.
Zoals hiervoor uiteen is gezet, is komt de rechtbank op grond van de bewijsmiddelen tot de conclusie dat verdachte de steen door de ruit van aangever heeft gegooid. Deze handeling kan bezwaarlijk anders worden geduid dan als een opzettelijke daad van geweld waarmee een dreigende sfeer wordt opgeroepen. Gelet hierop laat het zich moeilijk indenken dat het bezoek aan de woning van aangever, het telefoongesprek en de sms-berichten niet bedoeld zijn geweest om een dreigende sfeer op te roepen. Naar het oordeel van de rechtbank volgt het opzet op het oproepen van een dreigende sfeer ook uit de inhoud van de berichten zelf. Bewoordingen als ’48 uur is wel de max’ en ‘anders weet ik dat het helemaal uit de hand gaat lopen voor niks’ kunnen niet anders worden begrepen dan als een doelbewuste keuze om een dreigende sfeer op te roepen. In een afgeluisterd gesprek tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verdachte bovendien meermaals gezegd dat hij aangever ‘benauwd’ wilde laten worden. Ook hieruit volgt dat verdachte (minst genomen voorwaardelijk) opzet heeft gehad om een dreigende sfeer op te roepen. Het verweer van de raadsman wordt derhalve verworpen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
in de periode van 15 juli 2023 tot en met 4 november 2023 in Nederland en in België tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [aangever] te dwingen tot de afgifte van € 170.000,-, dat aan die [aangever] toebehoorde
- een opdracht tot het incasseren van een geldbedrag heeft uitgezet en hier een geldbedrag (als beloning) voor in het vooruitzicht heeft gesteld,
- meermalen, afspraken heeft gemaakt en besprekingen heeft gehad inzake deze incasso-opdracht,
- op dreigende en intimiderende wijze voor de deur van die [aangever] is blijven staan
- een brief en een rouwkaart, met de tekst: “Dit grote verlies is niet in woorden uit te drukken” en "tot alles is betaald" naar die [aangever] heeft gestuurd,
- een steen, met daaraan een brief met de tekst “ [aangever] , laatste kans op betalen” door de ruit van de woning van die [aangever] heeft gegooid,
- eenmaal naar die [aangever] heeft gebeld en op dwingende toon heeft gezegd dat die [aangever] € 170.000,- moest betalen, en heeft gezegd “kunnen we netjes het gesprek aan gaan of gaan we de hele tijd dit doen? Anders weet ik dat het helemaal uit de hand gaat lopen voor niks” en kunnen we fatsoenlijk een deal maken of gaan we moeilijk doen?” en
- sms-berichten naar die [aangever] heeft gestuurd, met de tekst "je maakt het jezelf alleen maar moeilijk tot snel", "ik zei al dat dit zonder gezeik kon maar merk dat jij hier anders over denkt jammer maar wat jij wil", "we zien elkaar snel" en "laat me niet te lang wachten 48 uur is wel de max" en “nog steeds nat je deur?” en “ik vind het prima gozer stuur je niks meer laatste 48 uur is in gegaan we hebben het netjes geprobeerd mocht niet baten helaas”
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 27 maanden, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd om verdachte op grond van artikel 38v Sr een contact- en locatieverbod voor de duur van vijf jaren op te leggen, met een hechtenis van één week per overtreding en een maximale hechtenis van zes maanden. De officier van justitie heeft voorts gevorderd om deze contact- en locatieverboden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om, in het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, een lagere gevangenisstraf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft samen met zijn medeverdachte geprobeerd om het slachtoffer af te persen voor een bedrag van € 170.000,-. Verdachte heeft het slachtoffer bij zijn woning opgezocht en is hier op dreigende en intimiderende wijze voor de deur blijven staan. Ook heeft verdachte een telefoongesprek met het slachtoffer gevoerd en hem diverse sms-berichten gestuurd, waarin hij het slachtoffer onder druk zette om tot betaling over te gaan. Verdachte heeft bovendien een steen door de ruit van het slachtoffer gegooid, waarop een papier zat met daarop de tekst ‘ [aangever] …laatste kans op betalen.’ Met zijn gedragingen is verdachte steeds verder gegaan in het uitoefenen van psychische druk op het slachtoffer. De rechtbank acht hierbij van belang dat het slachtoffer [functie] is en dat de poging tot afpersing ook rechtstreeks verband houdt met zijn werk als [functie] . De aanleiding van dit feit is kennelijk een zakelijk geschil tussen de medeverdachte en het slachtoffer over de afwikkeling van een faillissement. Als [functie] vervult het slachtoffer een belangrijke publieke taak in de rechtsstaat, welke taak hij zonder geweld en bedreiging daarmee moet kunnen vervullen. Verdachte was er ook van op de hoogte dat het slachtoffer [functie] is, maar dit heeft hem er niet van weerhouden om de druk op het slachtoffer steeds verder op te voeren. In het dossier komt op indringende wijze naar voren hoe groot de gevoelens van angst en onveiligheid zijn die door het handelen van verdachte bij het slachtoffer teweeg zijn gebracht. De rechtbank rekent het verdachte ernstig aan dat hij zich in het geheel niet om de gevoelens van het slachtoffer heeft bekommerd en zich enkel door zijn eigen financieel gewin heeft laten leiden.
De persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met een uittreksel uit de justitiële documentatie (het strafblad) van verdachte van 8 april 2024. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor zowel geweldsdelicten als vermogensdelicten. Uit de justitiële documentatie blijkt verder dat verdachte tot 15 juli 2023 gedetineerd is geweest in het kader van een andere strafzaak en dat hij op 4 november 2023 weer gedetineerd is geraakt in het kader van de onderhavige zaak. Verdachte is dus kort na zijn vrijlating tot het bewezen verklaarde feit gekomen.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op een reclasseringsadvies van het Leger des Heils van 15 mei 2024, uitgebracht door J. Vogels, reclasseringswerker. In dit advies komt naar voren dat verdachte onder invloed van schuldenproblematiek tot het onderhavige feit is gekomen. De reclassering schat het risico op recidive in als ‘gemiddeld’ en schrijft dat verdachte weinig inzicht geeft in relevante leefgebieden zoals zijn woonsituatie, sociale netwerk en financiën. In eerdere perioden van toezicht is het beeld ontstaan dat verdachte vriendelijk is in het contact en afspraken nakomt, maar geen volledige openheid van zaken geeft en niet openstaat voor hulp of begeleiding. Gelet op deze houding van verdachte acht de reclassering het onwaarschijnlijk dat een nieuwe periode van toezicht een grote meerwaarde zal hebben. De reclassering adviseert dan ook om aan verdachte een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Strafoplegging
Alles afwegend kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met het opleggen van een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. Over de duur van de op te leggen gevangenisstraf overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte heeft in het kader van deze strafzaak 433 dagen (iets langer dan veertien maanden) in voorlopige hechtenis doorgebracht. De rechtbank heeft zich uitgebreid georiënteerd op straffen die doorgaans in soortgelijke gevallen worden opgelegd. Hierbij is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat een gevangenisstraf zoals door de officier van justitie is gevorderd, alleen wordt opgelegd in zaken waarin daadwerkelijk (ernstig) fysiek geweld tegen het slachtoffer is gebruikt, of in zaken waarin daarmee gedurende lange tijd is gedreigd. In deze zaak is geen fysiek geweld tegen het slachtoffer gebruikt en is er, afgezien van de steen door de ruit, evenmin geweld tegen zijn bezittingen gebruikt. Mede gelet op deze omstandigheden ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding om verdachte langer vast te laten zitten dan de tijd die hij reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Een gevangenisstraf gelijk aan die duur acht de rechtbank een passende straf. Aan verdachte zal derhalve een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest van 433 dagen worden opgelegd. Bij bevel van 10 januari 2025 is de voorlopige hechtenis van verdachte reeds opgeheven.
Contact- en locatieverbod 38v
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende aanleiding bestaat om op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht een contact- en locatieverbod aan verdachte op te leggen. Zoals hiervoor reeds is overwogen, heeft verdachte in het kader van deze strafzaak meer dan een jaar in voorlopige hechtenis doorgebracht. Om deze reden acht de rechtbank het niet waarschijnlijk dat verdachte opnieuw contact met het slachtoffer zal opnemen of zich opnieuw naar diens woning dan wel kantoor zal begeven. De rechtbank weegt hierbij ook mee dat het onderliggende conflict dat tot het bewezenverklaarde feit heeft geleid, een zakelijk conflict tussen het slachtoffer en een medeverdachte is, waar verdachte zelf verder geen betrokkenheid bij heeft. Om deze redenen acht de rechtbank de oplegging van een contact- en locatieverbod aan verdachte niet noodzakelijk ter beveiliging van de maatschappij of ter voorkoming van strafbare feiten.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht om de rode iPhone, de Nokia telefoon, de brief aan dhr. [aangever] en de brief aan dhr. [A] verbeurd te verklaren. De officier van justitie heeft verder verzocht om de zwarte iPhone en het visitekaartje terug te geven aan verdachte.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om beide in beslag genomen iPhones en de Nokia telefoon terug te geven aan verdachte. Ten aanzien van de andere in beslag genomen voorwerpen heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de volgende in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaren, omdat deze zijn aan te merken als voorwerpen met behulp waarvan het strafbare feit is begaan:
  • 1 STK GSM (-933)
  • 1 STK GSM (-927)
  • 1 STK Brief aan [aangever] (-967)
De rechtbank zal van de volgende in beslag genomen voorwerpen de teruggave aan verdachte gelasten:
  • 1 STK GSM (-937)
  • 1 STK Visitekaartje (-974)
Tot slot zal de rechtbank de teruggave gelasten van de ‘incassobrief aan dhr. [A] (-963), aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende van dit voorwerp kan worden aangemerkt.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 45, 47, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 433 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht (door de rechtbank vastgesteld op 433 dagen), bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
  • 1 STK GSM (-933);
  • 1 STK GSM (-927);
  • 1 STK Brief aan [aangever] (-967);
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen:
  • 1 STK Visitekaartje (-974);
  • 1 STK GSM (-937).
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van het volgende voorwerp:
1 STK brief ‘incassobrief aan dhr. [A] (-963),
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C. Michon, voorzitter, mr. L.M. Reijnierse en mr. M.J. Terstegge, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.J. Mol, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 februari 2025.
De oudste en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 15 juli 2023 tot en met 4 november 2023 te Utrecht, althans in Nederland en/of in België tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever] te dwingen tot de afgifte van €170.000,-, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [aangever] en/of een derde toebehoorde
- een opdracht tot het incasseren van een geldbedrag (na een jarenlang civiel geschil) heeft uitgezet en hier een geldbedrag (als beloning) voor in het vooruitzicht heeft gesteld,
- meermalen, althans eenmaal afspraken heeft gemaakt en/of besprekingen heeft gehad inzake deze incasso-opdracht,
- heeft geprobeerd zonder toestemming de woning van die [aangever] binnen te dringen en/of op dreigende en/of intimiderende wijze voor de deur is blijven staan en/of bleef roepen dat die [aangever] de deur moest openen,
- een of meer brieven en/of een rouwkaart, met de tekst: “Dit grote verlies is niet in woorden uit te drukken” en/of "tot alles is betaald" en/of "laatste kans op betalen" naar die [aangever] heeft gestuurd,
- een steen, met daaraan een brief met de tekst “ [aangever] , laatste kans op betalen” door de ruit van de woning van die [aangever] heeft gegooid,
- meermalen, althans eenmaal naar die [aangever] heeft gebeld en/of op dwingende toon heeft gezegd dat die [aangever] € 170.000,- moest betalen, en/of heeft gezegd “kunnen we netjes het gesprek aan gaan of gaan we de hele tijd dit doen? Anders weet ik dat het helemaal uit de hand gaat lopen voor niks” en/of kunnen we fatsoenlijk een deal maken of gaan we moeilijk doen?” en/of
- een of meer sms-berichten naar die [aangever] heeft gestuurd, met de tekst "je maakt het jezelf alleen maar moeilijk tot snel", "ik zei al dat dit zonder gezeik kon maar merk dat jij hier anders over denkt jammer maar wat jij wil", "we zien elkaar snel" en/of "laat me niet te lang wachten 48 uur is wel de max" en/of “nog steeds nat je deur?” en/of “ik vind het prima gozer stuur je niks meer laatste 48 uur is in gegaan we hebben het netjes geprobeerd mocht niet baten helaas”
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art. 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art. 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht,
art. 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht.)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 24 juni 2024, genummerd PL0900-2023313149, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, genummerd pagina 1 tot en met 607. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Wanneer hierna wordt verwezen naar het proces-verbaal van
2.Pagina 33.
3.Pagina 34.
4.Pagina 306.
5.Pagina 312.
6.Pagina 316.
7.Pagina 318
8.Pagina 331.
9.Pagina 193.
10.Pagina 202.
11.Pagina 54.
12.Pagina 55.
13.Pagina 129.
14.Pagina 130.
15.Pagina 153.
16.Pagina 154.
17.Pagina 155.
18.Pagina 396.
19.Pagina 40 (A).
20.Pagina 422 (A).
21.Pagina 368.
22.Pagina 369.
23.Pagina 409.
24.Pagina 366 (A).
25.Pagina 367 (A).
26.Pagina 403.
27.Pagina 404.
28.Pagina 405.
29.Pagina 461.
30.Pagina 463.
31.Pagina 465.
32.Pagina 272.
33.Pagina 277.
34.Pagina 279.
35.Pagina 282.
36.Pagina 283.
37.Pagina 284.