ECLI:NL:RBMNE:2025:2813

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 juni 2025
Publicatiedatum
11 juni 2025
Zaaknummer
593084 / HA RK 25-84
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in bewindvoeringzaak

In deze wrakingszaak heeft verzoeker op 8 mei 2025 mr. P.J. Elferink gewraakt, die de behandeling van zijn verzoek tot opheffing van de bewindvoering leidde. De rechter had de beslissing op dit verzoek aangehouden voor vijf maanden. Verzoeker stelde dat de rechter partijdig was, omdat deze zich had aangesloten bij het standpunt van de bewindvoerder, die stelde dat verzoeker niet zelfredzaam was. Het wrakingsverzoek werd op 22 mei 2025 behandeld door de wrakingskamer, waarbij zowel verzoeker als de rechter aanwezig waren. De rechter verdedigde haar beslissing door te stellen dat zij verzoeker de kans wilde geven om een zelfredzaamheidstraject te doorlopen voordat zij een beslissing nam over de opheffing van de bewindvoering. De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing van de rechter om de bewindvoering niet direct op te heffen een procesbeslissing was en geen grond voor wraking opleverde. De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechter. Het wrakingsverzoek werd afgewezen, en de procedure met zaaknummer 11546186 UT VERZ 25-1274 moest worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Lelystad
Zaaknummer/rekestnummer: 593084 / HA RK 25-84
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
5 juni 2025
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
(verder: verzoeker).

1.De procedure

1.1.
Verzoeker heeft op 8 mei 2025 mr. P.J. Elferink gewraakt. Mr. Elferink (hierna: de rechter) behandelt in de zaak met zaaknummer 11546186 UT VERZ 25-1274 het verzoek van de bewindvoerder om de grondslag van de onderbewindstelling te wijzigen en het verzoek van verzoeker om het bewind op te heffen. De rechter heeft de beslissing op het verzoek van verzoeker om de bewindvoering op te heffen aangehouden voor vijf maanden.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 22 mei 2025 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer). Verzoeker en de rechter (online via Teams) waren bij de mondelinge behandeling aanwezig. Van de rechter is voorafgaande aan de zitting ook een schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek ontvangen.
1.3.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Verzoeker heeft het volgende ten grondslag gelegd aan het wrakingsverzoek. Verzoeker heeft de rechter op de zitting van 7 mei 2025 verzocht om de bewindvoering op te heffen. Volgens verzoeker is het bewind niet meer nodig, omdat er geen sprake meer is van schulden en verzoeker heeft laten zien dat hij zich zonder bewindvoering kan redden. Hij heeft dit op de zitting ook aan de rechter kenbaar gemaakt. De rechter heeft de bewindvoering echter niet opgeheven. De rechter is meegegaan met het standpunt van de bewindvoerder dat nog niet duidelijk is of verzoeker zelfredzaam is. Het dossier waaruit blijkt dat verzoeker zelfredzaam is, heeft de bewindvoerder niet aan verzoeker willen geven en de rechter heeft de bewindvoerder niet naar dat dossier gevraagd. De rechter heeft zich met haar beslissing aangesloten bij de bewindvoerder. Verzoeker meent daarom dat de rechter partijdig is.
2.2.
De rechter berust niet in de wraking. In haar schriftelijke reactie stelt zij zich op het standpunt dat zij verzoeker juist een kans heeft willen geven om weer zelf zijn financiële zaken te regelen, maar niet voordat een geslaagd zelfredzaamheidstraject zou zijn doorlopen. Daarom heeft zij nog geen beslissing genomen op het opheffen van de bewindvoering. De rechter begrijpt de frustratie van verzoeker doordat het bewind niet direct is opgeheven, maar haar beslissing is geen grond voor wraking, aldus de rechter.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Een rechter is partijdig als uit dat wat de rechter doet of zegt (of juist niet) blijkt dat zij een persoonlijke vooringenomenheid heeft tegenover een procespartij. Daarnaast kan een procespartij het idee hebben dat een rechter vooringenomen is, of hij kan daar bang voor zijn. In dat geval onderzoekt de wrakingskamer of dat objectief gerechtvaardigd is. Als dat zo is, lijdt de rechterlijke partijdigheid schade.
3.3.
Verzoeker is het niet eens met de beslissing van de rechter om de bewindvoering niet direct op te heffen. De beslissing van de rechter om de beslissing op dat verzoek aan te houden is een procesbeslissing, die als zodanig geen grond oplevert voor een wraking. Dit kan alleen anders zijn als de motivering voor die procesbeslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden begrepen dan als een uiting van vooringenomenheid. Uit dat wat verzoeker heeft aangevoerd en de reactie van de rechter blijkt naar het oordeel van de wrakingskamer niet dat hiervan sprake is. Het wrakingsverzoek zal daarom worden afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
wijst het wrakingsverzoek af;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing te sturen aan verzoeker, de rechter waartegen het wrakingsverzoek is gericht, andere betrokken partijen, de betrokken teamvoorzitter van het team waarin de rechter werkzaam is en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met zaaknummer 11546186 UT VERZ
25-1274 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. C.P. Lunter, voorzitter, en mr. R.C. Stijnen en
mr. C.S.K. Fung Fen Chung als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. K.F. van Dam, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2025.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.