ECLI:NL:RBMNE:2025:2812

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 juni 2025
Publicatiedatum
11 juni 2025
Zaaknummer
592503 / HA RK 25-76
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in civiele procedure

Op 5 juni 2025 heeft de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van de Rechtbank Midden-Nederland een wrakingsverzoek afgewezen. Verzoeker had op 17 april 2025 mr. O.P. Van Tricht gewraakt, omdat deze in een andere zaak had besloten dat de uitspraak op 7 mei 2025 zou plaatsvinden. Verzoeker stelde dat hij niet in de gelegenheid was gesteld om te reageren op de conclusie van dupliek van de gedaagde partij, wat volgens hem zijn recht op een eerlijk proces zou schenden. De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld en geconcludeerd dat de beslissing van de rechter om de zaak voor vonnis te zetten een procesbeslissing is, die geen grond voor wraking oplevert. De rechter heeft in zijn schriftelijke reactie aangegeven dat er geen sprake was van vooringenomenheid en dat de wrakingskamer niet tot een andere conclusie kon komen. De wrakingskamer heeft het verzoek afgewezen en de procedure van verzoeker met zaaknummer 11509352 UC EXPL 25-680 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing. De beslissing is openbaar uitgesproken op 5 juni 2025.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Lelystad
Zaaknummer/rekestnummer: 592503 / HA RK 25-76
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
5 juni 2025
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
(verder: verzoeker).

1.De procedure

1.1.
Verzoeker heeft op 17 april 2025 (verbeterd op 21 april 2025) mr. O.P. Van Tricht gewraakt. Mr. Van Tricht (hierna: de rechter) heeft in de zaak van verzoeker met zaaknummer 11509352 UC EXPL 25-680 bij brief van 10 april 2025 bepaald dat in die zaak op 7 mei 2025 uitspraak zou worden gedaan.
1.2.
Verzoeker heeft voorafgaand aan de zitting van de wrakingskamer op 13 mei 2025 een verzoek tot wraking van de wrakingskamer gedaan. Op 20 mei 2025 is zonder mondelinge behandeling een beslissing op dat verzoek genomen. Verzoeker is
niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek. Deze beslissing is op 20 mei 2025 per aangetekende en gewone post aan verzoeker verzonden.
1.3.
Het verzoek tot wraking van de rechter is op 22 mei 2025 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer). Bij de mondelinge behandeling is verzoeker niet verschenen. De rechter heeft de wrakingskamer laten weten niet bij de mondelinge behandeling aanwezig te zullen zijn. Wel is van de rechter voor de zitting een schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek ontvangen.
1.4.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Verzoeker heeft het volgende aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag gelegd. De rechter had in de zaak met zaaknummer 11509352 UC EXPL 25-680 een vonnis in incident moeten wijzen en verzoeker daarna nog in de gelegenheid moeten stellen om op de conclusie van dupliek van de gedaagde partij te reageren. De rechter heeft dat niet gedaan, maar de zaak voor vonnis gezet. Verzoeker meent dat de rechter hem het recht om verweer te kunnen voeren en daarmee zijn recht op een eerlijk proces heeft ontnomen.
2.2.
De rechter berust niet in het wrakingsverzoek. In zijn schriftelijke reactie stelt hij zich op het standpunt dat de beslissing om de zaak voor vonnis te zetten een procesbeslissing is en dat de beslissing om die reden niet kan leiden tot een wraking. De rechter stelt verder dat er geen sprake was van een situatie waarin verzoeker zich nog zou moeten uitlaten over de door gedaagde genomen conclusie van dupliek, omdat die conclusie geen standpunten bevatte waar verzoeker nog op zou moeten kunnen reageren. De rechter is van mening dat ook als de wrakingskamer aan een inhoudelijke toetsing van het wrakingsverzoek toekomt, er geen sprake is van feiten of omstandigheden waaruit de schijn van partijdigheid of vooringenomenheid zou kunnen worden afgeleid.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Een rechter is partijdig als uit dat wat de rechter doet of zegt (of juist niet) blijkt dat hij een persoonlijke vooringenomenheid heeft tegenover een procespartij. Daarnaast kan een procespartij het idee hebben dat een rechter vooringenomen is, of hij kan daar bang voor zijn. In dat geval onderzoekt de wrakingskamer of dat objectief gerechtvaardigd is. Als dat zo is, lijdt de rechterlijke partijdigheid schade.
3.3.
Het is aan de rechter om te bepalen wanneer een partij nog schriftelijk mag reageren en wanneer een zaak voor vonnis komt te staan. Dit zijn procesbeslissingen, die als zodanig geen grond opleveren voor wraking. Dit kan alleen anders zijn als de motivering voor de procesbeslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden begrepen dan als een uiting van vooringenomenheid. Uit dat wat verzoeker heeft aangevoerd en de reactie van de rechter blijkt naar het oordeel van de wrakingskamer niet dat hiervan sprake was. Het wrakingsverzoek zal daarom worden afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
wijst het wrakingsverzoek af;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing te sturen aan verzoeker, de rechter waartegen het wrakingsverzoek is gericht, andere betrokken partijen, de betrokken teamvoorzitter van het team waarin de rechter werkzaam is en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met zaaknummer 11509352 UC EXPL
25-680 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.C. Stijnen, voorzitter, en mr. C.S.K. Fung Fen Chung en mr. C.P. Lunter als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. K.F. van Dam, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2025.
de griffier de voorzitter
bij afwezigheid van de voorzitter is deze beslissing getekend door de jongste rechter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.