ECLI:NL:RBMNE:2025:2786

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 juni 2025
Publicatiedatum
6 juni 2025
Zaaknummer
11585214
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevordering en recht op extra periodieken volgens cao Gehandicaptenzorg

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 11 juni 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [eiseres], en haar werkgever, de stichting [gedaagde]. De werknemer vorderde recht op twee extra periodieken op basis van een bevordering naar een hogere salarisschaal volgens de cao Gehandicaptenzorg. De werknemer was in dienst getreden op 1 april 2016 en was per 1 januari 2023 bevorderd naar een functie met een hogere salarisschaal (FWG 65). De werkgever stelde echter dat de werknemer slechts een hogere schaal had gekregen binnen dezelfde functie en dat de cao correct was toegepast. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever de cao juist had geïnterpreteerd en dat er geen sprake was van een bevordering naar een andere functie, zoals de werknemer had betoogd. De kantonrechter wees de vordering van de werknemer af en stelde dat de werknemer de proceskosten moest vergoeden. De uitspraak benadrukt de noodzaak om de bepalingen van de cao nauwkeurig te interpreteren en de voorwaarden voor bevordering en salarisschalen te respecteren.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11585214 \ UC EXPL 25-2054
Vonnis van 11 juni 2025
in de zaak van
[eiseres],
te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. A.P.J.M. Verbeek,
tegen
de stichting
[gedaagde],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. T.A. Opbroek.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald
- de mondelinge behandeling van 30 mei 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
[eiseres] is op 1 april 2016 in dienst getreden bij [gedaagde] als [functie] . De bij deze functie behorende salarisschaal is FWG 60. Per 1 januari 2023 is [eiseres] bevorderd tot [functie] Brabant-Zeeland. Op grond van artikel 4:11 lid 1 van de van toepassing zijnde cao Gehandicaptenzorg (de cao) is het salaris van [eiseres] per
1 januari 2023 ingeschaald in FWG 65 en is haar salaris met 2 periodieken verhoogd. De functie [functie] kent bij [gedaagde] 2 salarisschalen: FWG 65 en 70. Om in aanmerking te komen voor FWG 70 diende [eiseres] eerst meer kennis en ervaring op te doen in deze functie. Afgesproken werd dat partijen daarover in september 2024 met elkaar in gesprek zouden gaan. In oktober 2024 bevestigde [gedaagde] dat [eiseres] in aanmerking kwam voor FWG 70.
[eiseres] is van mening dat zij op grond van artikel 4:11 lid 1 van de cao recht heeft op 2 periodieken, omdat zij (gaandeweg) bevorderd is naar een hogere salarisschaal en dat betekent dat zij een andere functie heeft gekregen.
[gedaagde] is van mening dat zij de cao correct heeft toegepast en dat [eiseres] alleen per
1 januari 2023 een nieuwe functie is gaan vervullen.

3.Wat vindt de kantonrechter?

3.1.
De vordering van [eiseres] wordt afgewezen.
Hieronder wordt dit oordeel uitgelegd.
3.2.
Anders dan [eiseres] is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde] artikel 4:11 lid 1 van de cao correct heeft toegepast. Dit artikel luidt:
Bij bevordering tot een functie(onderstreping kantonrechter) welke is ingedeeld in een hogere functiegroep wordt het salaris ontleend aan de salarisschaal van de nieuwe functie, met dien verstande dat het tot dan toe genoten salaris met 2 periodieken wordt verhoogd en het nieuwe salaris tenminste gelijk moet zijn aan het minimum van de salarisschaal van de functie waarnaar de werknemer wordt bevorderd, doch nimmer meer mag bedragen dan het maximum van de bij deze hogere functie behorende schaal.’
3.3.
[gedaagde] heeft, toen [eiseres] per 1 januari 2023 werd bevorderd tot [functie] , haar salaris ingedeeld in FWG 65 en met twee periodieken verhoogd. Dit is geheel conform artikel 4:11 lid 1 van de cao. In april 2023 en april 2024 heeft [eiseres] vervolgens de jaarlijkse periodieke verhoging gekregen. Volgens [eiseres] is per 1 november 2024 sprake van (weer) een nieuwe functie, omdat zij moest voldoen aan extra eisen om in aanmerking te kunnen komen voor FWG 70. Om voor FWG 70 in aanmerking te komen, diende [eiseres] van [gedaagde] ervaring op te doen in de volgende aspecten:
  • Leiding geven aan leidinggevenden
  • Ondernemerschap
  • Regio-overstijgend: initiatieven op concepten ontwikkelen/marktkansen
  • Cluster overstijgend: samenwerking [gedaagde] breed.
3.4.
Tijdens de mondelinge behandeling verklaarde [A] , [functie] dat [gedaagde] bij twee functies, te weten die van [functie] en die van directeur, twee salarisschalen hanteert. Afhankelijk van de mate van ervaring van de sollicitant, wordt de medewerker geplaatst in de lage of de hoge schaal. Zo is dit bij [eiseres] ook gedaan. [gedaagde] zag potentie in [eiseres] om [functie] te worden en om deze reden is zij aangenomen in deze functie. Omdat [eiseres] nog onvoldoende ervaring had met bepaalde aspecten van deze functie, zoals weergegeven in r.o. 3.3., is zij eerst geplaatst in FWG 65. Afgesproken werd dat na enige tijd geëvalueerd zou worden of zij voldoende ervaring had opgedaan om geplaatst te worden in FWG 70. [eiseres] heeft dit anders opgevat en gemeend dat zij na enige tijd recht had op plaatsing in FWG 70 en twee periodieken.
3.5.
De in r.o. 3.3. weergegeven aspecten van de werkzaamheden van een [functie] , volgen genoegzaam uit de functiebeschrijving, die door [gedaagde] als productie 2 is overgelegd. Hierin is onder meer te lezen: ‘Als [functie] geef je leiding aan Managers Dienstverleners’ (
leidinggeven aan leidinggevenden), ‘ ben je eindverantwoordelijk voor het succesvol uitbouwen van de commerciële (markt) positie’ (
ondernemerschap), ‘je gaat samenwerkingsverbanden aan en ontwikkelt gezamenlijke proposities om de marktpositie te behouden of uit te bouwen’, ‘je participeert in externe netwerken en weet uiteenlopende, regio-overstijgende kansen voor [gedaagde] aan te boren en deze, samen met de onder jou vallende teams en andere relevante stakeholders, te benutten’ (
Regio-overstijgend: initiatieven op concepten ontwikkelen/marktkansen en Cluster overstijgend: samenwerking [gedaagde] breed.). Kortom, de taken en werkzaamheden waarin [eiseres] zich diende te ontwikkelen, behoorden bij die van een [functie] .
3.6.
De uitleg die [eiseres] geeft aan het bepaalde in artikel 4:11 van de cao, is naar het oordeel van de kantonrechter onjuist en onlogisch. De crux van artikel 4:11 lid 1 is gelegen in de woorden ‘
de bevordering tot een functie(cursief kantonrechter) die is ingedeeld in een hogere schaal’. In de toelichting van de VGN bij deze cao-bepaling ‘Wat is bevordering’ staat dat sprake is van bevordering als een werknemer een andere functie gaat vervullen die is ingedeeld in een hogere functiegroep. Dus eerst moet sprake zijn van een bevordering naar een functie, alvorens plaatsing in een hogere functieschaal aan de orde is. [eiseres] legt ten onrechte de nadruk op het tweede aspect: ‘
de indeling in een hogere functiegroep’. Feit is echter dat [eiseres] sinds 1 januari 2023 [functie] is en geen sprake is geweest van een (volgende) bevordering. In de periode gelegen tussen 1 januari 2023 en 1 november 2024 heeft [eiseres] voldoende kennis en ervaring opgedaan in de aanvankelijk nog te ontwikkelen aspecten van haar functie. Om deze reden was [gedaagde] bereid om [eiseres] per 1 november 2024 in te schalen in FWG 70. Dit betreft een horizontale overstap, omdat [eiseres] toen zij geplaatst werd in FWG 65 al twee periodieken had gekregen.
3.7.
[eiseres] stelt tevens dat het in strijd is met de systematiek van de cao, om een functie te koppelen aan twee salarisschalen. Ook zou het in strijd zijn met de context van de cao-tekst.
Wat hier verder ook van zij, de stelling dat het toekennen van twee salarisschalen aan een functie in strijd is met de cao, is op geen enkele wijze onderbouwd. Onduidelijk is dan ook op welke artikelen van de cao mr. Verbeek deze conclusie baseert. Ook haar stelling dat haar uitleg bevestigd wordt door een ‘hoogleraar cao-recht’ heeft mr. Verbeek niet onderbouwd. Naar het oordeel van de kantonrechter is het niet ongebruikelijk om aan een functie verschillende salarisschalen te koppelen, omdat een medewerker binnen een functie bijvoorbeeld van junior tot senior kan uitgroeien. Op deze wijze wordt een carrièreperspectief gecreëerd voor medewerkers, die vaak al in een hogere functie zitten en verder groei niet mogelijk is. Ook stelt [eiseres] nog dat sprake is van willekeur, omdat zij als [functie] altijd twee periodieken moet toekennen aan haar medewerkers maar deze zelf niet krijgt. Deze redenering is niet toetsbaar wegens het ontbreken van een feitelijke onderbouwing.
3.8.
Ter zitting bleek dat [eiseres] teleurgesteld is in bij haar ontstane verwachtingen, in combinatie met het feit dat zij het extra geld kennelijk goed kan gebruiken. Dit zijn echter geen redenen om van de cao af te wijken.
3.9.
Uit het voorgaande volgt dat de stellingen van [eiseres] niet gevolgd worden. Nu zij in het ongelijk is gesteld, moet zij de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
164,00
(2 punten × € 82,00)
- nakosten
41,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
205,00

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
4.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 205,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiseres] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M. Vanwersch en in het openbaar uitgesproken op
11 juni 2025.
698