5.3Het oordeel van de rechtbank
Op 21 december 2022 is
aangiftegedaan door
[slachtoffer]. Zij heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik verblijf in een kliniek van de [kliniek] te [plaats] . Dat is voor crisisopvang. Ik had verslavingsproblemen en ben hier in de detox gegaan.
Ik doe aangifte tegen [verdachte (voornaam)] (
de rechtbank begrijpt: verdachte). Hij is zorgverlener/ zorgbeveiliger en ik ben patiënt. Hij heeft misbruik gemaakt van zijn macht. Hij was mijn 1 op 1 begeleider.1 op 1 betekent dat hij continu bij mij moet blijven, dat ik niet wegging, dat was bij mij een ding.
Het is gebeurd in de drie weken dat ik gesloten zit. Het begin was rond 21 november, dat was in [afdeling] . Een keer was een dag voor het einde van de crisismaatregel. Dat was 6 december. En de andere keer rond 2 december 2022.
De eerste keer was in de [afdeling] , dat is een soort appartement-achtig iets. Verdachte zei toen: ga op je knieën zitten. Toen heb ik hem hoofd gegeven. Hij is toen in mijn mond klaargekomen. Ik heb het uitgespuugd in de wc en doorgetrokken.
Die eerste keer ging hij met zijn lul tegen mijn bil aan staan. Zijn lul zat nog in zijn onderbroek. Hij ketst drie keer tegen mij aan en zei: "Ik ga je helemaal kapot neuken." Na het tegen mij aan ketsen, kwam er iemand binnen.Zijn hand ging uit mijn broek toen hij zei dat ik op mijn knieën moest gaan. Ik heb dat uiteindelijk gedaan. Zijn ding was er al uit. Ik heb hem toen hoofd gegeven. Met ‘hoofd geven’ bedoel ik pijpen. Dan zit zijn ding in mijn mond. Ook een beetje die bewegingen maken en hij deed ook wel een beetje die bewegingen maken met zijn lul. De bewegingen die je ook met seks maakt. Op en neer. Het stopte toen hij klaar kwam.Dan kwam hij gewoon in mijn mond. Dan duwde hij zijn lul helemaal in mijn mond. In die [afdeling] heb ik het onder zijn toezicht in de wc gespuugd.
Rond 6 december vroeg [naam] – die eigenlijk [.....] heet – wanneer ik voor het laatst een lul had gezien. Toen had ik gezegd: voordat ik hier kwam. Toen zei hij: Ik weet dat je liegt. Ik vroeg hem hoe hij dat wist. Hij zei dat hij het had gezien en gehoord. Ik vroeg hem welk dagdeel het was en hij zei: nacht. Hij maakte geluiden van iemand die hoofd geeft. Er zat toen nog een man bij, [A] . Ik zei toen tegen [naam] : noem zijn naam. [naam] heeft op een bepaald moment de naam [verdachte (voornaam)] genoemd. Dit was volgens mij rond 2 december 2022. Dat was na de tweede keer.
De laatste keer was dat de crisismaatregel zou stoppen. Dat was op mijn kamer. Hij zei toen weer: doe je broek uit. Dat heb ik uiteindelijk gedaan. Hij ging naar mij kijken. Hij deed mijn trui omhoog. Ik moest tegen de muur aan staan. Toen ging hij tegen mij aan schuren, maar dan bloot zonder broek. Ik stond bloot. Hij had zijn ding eruit gehaald. Toen werd er iemand gek op de hal en toen heeft hij zijn broek weer aangedaan. Dat was iemand die twee kamers verder zit dan ik. Hij had een nachtmerrie ofzo. Toen kwam hij terug en toen is hij tegen mij aan gaan schuren.Er kwam toen een vrouw die hem kwam halen dat er een persoon in de EBK gek was geworden. Toen kwam hij terug en gingen wij verder met hetzelfde. Een beetje droog seks. Hij duwde mij op een bepaald moment aan mijn schouder naar beneden. Toen heb ik hem weer hoofd gegeven en hij kwam klaar in mijn mond. Hij zei dat ik het moest doorslikken. Hij hield mijn hoofd vast. Toen had ik het doorgeslikt en toen zei hij dat ik een slokje moest nemen van mijn drinken. Dat heb ik gedaan en heb daarna mijn tanden gepoetst.
Getuige [B]heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik werk als psychiatrisch verpleegkundige bij de [kliniek] . Dat is een high en intensive care gesloten psychiatrisch ziekenhuis. Aangeefster is een patiënt binnen de kliniek. Op 6 december begeleidde ik aangeefster ook. Toen hoorde ik dat er een geheim in de kliniek was dat er iets gebeurd was tussen [slachtoffer (voornaam)] en een beveiliger. Die dag heeft [slachtoffer (voornaam)] mij en een collega verteld dat er seksuele handelingen tussen haar en een beveiliger hadden plaatsgevonden. Op 7 december in de ochtend kwam [slachtoffer (voornaam)] weer naar me toe en die vertelde dat het die nacht weer gebeurd was. Ze vertelde dat er die nacht orale seks had plaatsgevonden. Ze vertelde dat het in een langer tijdsbestek was gebeurd, want ze kon me precies vertellen wat er die nacht aan incidenten waren geweest in de kliniek. Uiteindelijk had er orale seks plaatsgevonden. Zij had hem gepijpt.
De naam [verdachte (voornaam)] was al wel genoemd maar ik had geen beeld bij de persoon. Toen ik hem ’s ochtends op 7 december tegenkwam, herkende ik hem. Ik wist ook dat hij de 1 op 1 begeleiding van aangeefster had gedaan. Hij kwam ook van haar kamer af. [verdachte (voornaam)] werkte voor een extern bedrijf, een beveiligingsbedrijf voor de zorg. Ze kreeg één op één begeleiding. Dat houdt in dat ze één op één oog begeleiding heeft. We hebben haar geen moment uit het oog. Dat is 24 uur. De nachtdienst begint om half elf. Dat is de dienst van [verdachte (voornaam)] .Als je één op één begeleiding doet dan zit je letterlijk de hele nacht in de deuropening van de kamer van de patiënt. De beveiliger houdt bijvoorbeeld iemand in bedwang als iemand probeert te vluchten of agressie laat zien.
In een
proces-verbaal van bevindingengetiteld ‘
beslag tandenborstel’ is onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:
Aangeefster zou na de orale bevrediging haar tanden gepoetst hebben. Aangeefster wees mij richting de badkamer en daar zag ik één tandenborstel staan. Ik heb haar gevraagd of dit de tandenborstel was die zij bedoelde. Zij bevestigde dit. Zij zei dat dit haar tandenborstel was. De tandenborstel werd in beslag genomen.
In een
proces-verbaal van bevindingenis onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:
Op 8 december 2022 heb ik, verbalisant, uit de kamer van aangeefster een paarse tandenborstel veiliggesteld en voor sporenonderzoek in beslag genomen (SIN: AAPU7921NL).
In een ‘
Deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek’ van The Maastricht Forensic Institute, zijn de volgende resultaten van het uitgevoerde vergelijkend DNA-onderzoekopgenomen:
(* ivm pseudonimiseren is dit overzicht verwijderd)
Getuige [C]heeft bij de rechter-commissaris onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard:
Verdachte is wel eens aangesproken door mijn collega. Verdachte zat toen in de crisisbeoordelingskamer (CBK) van aangeefster en hij moest ervoor zitten, niet binnen.
Getuige [A]heeft bij de rechter-commissaris onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Tijdens een dienst zei [naam] tegen [slachtoffer (voornaam)] : “ik heb iets over je gehoord” en “je hebt iets gedaan”. Zij waren al aan het praten en toen ik dat hoorde probeerde ik een beetje mee te luisteren. Ik zag aan [slachtoffer (voornaam)] dat ze een beetje geschrokken was. Er was iets aan de hand. Hij had iets gehoord en hij heeft het op dat moment aan haar verteld. Ik herinner mij nog dat [slachtoffer (voornaam)] aan hem vroeg wat hij dan had gehoord. Daar was ik dus bij. Enkele dagen daarna hoorde ik dat er iets anders was gebeurd. Toen werd mij bekend dat [verdachte (voornaam)] iets heeft gedaan en dat het die dag, toen ik dat gesprek hoorde tussen [naam] en [slachtoffer (voornaam)] , dus daar om ging.
Verdachteheeft onder meer
verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik werkte als zorgbeveiliger bij de [kliniek] te [plaats] , ook in de periode van
19 november 2022 tot en met 6 december 2022. Ik draaide daar veel nachtdiensten. Ik heb een dag cursus gehad om te leren hoe je daar met de patiënten omgaat, bijvoorbeeld als ze psychotisch werden. Ik wist dat ik daar te maken had met kwetsbare personen. Ik was de één op één of twee op één begeleider van aangeefster. Zij zat daar vanwege een drugsverslaving.
Bewijsoverwegingen
Vrijspraak feit 1 primair
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte de aangeefster heeft gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van aangeefster. Uit de bewijsmiddelen kan niet worden opgemaakt dat die dwang uit geweld en/of bedreiging met geweld heeft bestaan. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat die dwang heeft bestaan uit ‘een andere feitelijkheid’ als bedoeld in artikel 242 Sr (oud).
Van het door ‘een andere feitelijkheid’ dwingen kan slechts sprake zijn als de verdachte door die feitelijkheid opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer die handelingen tegen haar wil heeft ondergaan. Van door een feitelijkheid dwingen kan bijvoorbeeld sprake zijn als de verdachte opzettelijk een zodanige psychische druk heeft uitgeoefend of het slachtoffer in een zodanige afhankelijkheidssituatie heeft gebracht dat het slachtoffer zich daardoor naar redelijke verwachting niet tegen die handelingen heeft kunnen verzetten, of dat de verdachte het slachtoffer heeft gebracht in een zodanige door hem veroorzaakte (bedreigende) situatie dat het slachtoffer zich naar redelijke verwachting niet aan die handelingen heeft kunnen onttrekken.
Uit de verklaring van aangeefster volgt onder meer dat zij moeilijk haar grenzen kan aangeven op seksueel gebied. Verdachte deed niet afkeurend tegen haar, zoals anderen wel deden die haar geschiedenis kennen, en dat gaf haar in het begin wel een fijn gevoel. Ook weet zij veel persoonlijke informatie van verdachte waaruit volgt dat zij persoonlijke gesprekken met elkaar voerden. Verder heeft ze verklaard dat ze wel seksueel opgewonden werd van het voelen door verdachte en dat zij wel blij was met seksueel getinte opmerkingen over haar lichaam: ‘hij ziet mij staan’. Getuige [B] , die bij de [kliniek] werkzaam is als psychiatrisch verpleegkundige, heeft verklaard dat aangeefster haar ook had verteld dat ze ervan had genoten, dat het gênant was om toe te geven dat het niet goed was en dat zij zich schaamde. Ook heeft deze getuige verklaard dat aangeefster een coping mechanisme heeft ontwikkeld waarin ze niet weet wat wel en niet goed is op het gebied van seksuele handelingen en seksueel contact met mannen, hetgeen is voortgekomen uit haar verleden. Ook is verdachte door deze getuige wel aangesproken dat ze het te gezellig hadden met aangeefster en dat zij moest slapen, zo heeft deze getuige verklaard.
Gelet op deze feiten en omstandigheden kan niet worden bewezen dat verdachte opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer seksuele handelingen tegen haar wil heeft ondergaan. De enkele omstandigheid dat er een gezagsverhouding tussen verdachte en aangeefster bestond, waarbij verdachte haar één op één zorgbeveiliger was, is onder de hiervoor omschreven feiten en omstandigheden onvoldoende. Dit betekent dat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van het onder 1 primair tenlastegelegde.
Bewezenverklaring feit 1 subsidiair
Verklaring aangeefster betrouwbaar
Aangeefster heeft uitgebreid en gedetailleerd verklaard over de seksuele handelingen tussen haar en verdachte. Na haar aangifte is zij nogmaals gehoord. De politie is op elementen uit haar eerdere verklaringen teruggekomen en zij heeft in de kern steeds hetzelfde verklaard. Zij heeft ook aan anderen verteld over de seksuele handelingen en die komen in de kern ook neer op haar eigen verklaring omtrent de seksuele handelingen. Opvallend is daarbij ook dat zij heeft verteld over een nacht waarin seksuele handelingen hebben plaatsgevonden tussen haar en verdachte, waarin zij ook kon benoemen welke incidenten er waren geweest met andere patiënten waar verdachte die avond/nacht naartoe moest. Dit volgt uit de verklaring van aangeefster en de verklaring van getuige [B] . Aangeefster heeft ook verklaard dat ‘ [naam] ’ haar aansprak en vroeg wanneer zij voor het laatst een lul had gezien, en dat hij zei dat hij wist dat het niet was voordat zij in die instelling zat, en hij maakte daarbij geluiden die passen bij pijpen. Aangeefster heeft verklaard dat getuige [A] daarbij aanwezig was. Dit vindt ook ondersteuning in de verklaring van getuige [A] , die ook zag dat aangeefster geschrokken was toen ‘ [naam] ’ die dingen tegen haar zei.
Hetgeen het meest in het oog springt, is de spermafractie die op de tandenborstel van aangeefster is gevonden en die – gelet op de bewijsmiddelen – aan verdachte kan worden toegeschreven. Dit bevestigt haar verklaring dat zij verdachte heeft gepijpt – en erna haar tanden heeft gepoetst – volledig. De rechtbank acht de verklaring van aangeefster betrouwbaar en neemt haar verklaring tot uitgangspunt.
Verklaring verdachte ongeloofwaardig
Verdachte heeft ontkend dat er seksueel contact is geweest tussen hem en aangeefster. Geconfronteerd met de aangetroffen spermafracties op de tandenborstel van aangeefster, heeft verdachte – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard: ‘ik was op het werk en had een seksueel getint WhatsApp-gesprek met mijn verloofde. Ik heb mijzelf toen daar, op het toilet van de [kliniek] , bevredigd en ik ben klaargekomen. Ik heb sperma gemorst op mijn jasje, dat had ik niet gezien. Ik ging weer naar mijn werkplek. Aangeefster kwam naar mij toe en vroeg mij wat ik op mijn jasje had zitten. Zij haalde haar hand erlangs. Ik zei dat ik geniesd had, waarop zij naar haar kamer ging. Ik denk dat zij het op haar tandenborstel had gedaan. Zo iemand weet wel dat het sperma was.’ Verdachte denkt dat aangeefster haar erin heeft geluisd zodat hij niet langer haar begeleider zou zijn.
De rechtbank acht deze verklaring van verdachte ongeloofwaardig en kennelijk afgelegd om de waarheid te verhullen. Die verklaring bevat een reeks aan toevalligheden die op dat moment zouden zijn voorgevallen: het klaarkomen op het toilet op het werk (terwijl verdachte ook heeft verklaard dat hij dat nooit eerder had gedaan en dat dit de eerste keer was dat hij dat op deze werkplek deed), het sperma dat vervolgens niet door verdachte is gezien en op zijn jasje terecht is gekomen, dat aangeefster dit dan precies op zijn jasje ziet zitten, dan ook nog eens haar hand/vinger erlangs haalt, en dit dan op haar tandenborstel aanbrengt. Deze verklaring oogt in de kern genomen al ongeloofwaardig, maar vindt verder ook geen steun in het dossier. Zijn verloofde had kunnen bevestigen dat zij op dat moment een seksueel getint gesprek via WhatsApp hadden gevoerd, maar verdachte wil haar hier naar eigen zeggen niet bij betrekken. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij de aanleiding tot het zichzelf bevredigen, het WhatsApp-gesprek met zijn verloofde, aan de verhorende agenten heeft laten zien. Dit wordt echter niet bevestigd in het verhoor van verdachte, integendeel. In zijn verhoor heeft de politie gevraagd naar het WhatsApp-gesprek met zijn verloofde en toen heeft verdachte verklaard dat hij zulke correspondentie met zijn vrouw nooit bewaart. Ook andere getuigen spreken volgens hem niet de waarheid. De verklaringen van getuigen die in de [kliniek] werken, bijvoorbeeld getuige [C] (coördinerend verpleegkundige aldaar), kunnen volgens verdachte niet kloppen en zij willen zichzelf kennelijk beschermen, aldus verdachte. Verdachte heeft verklaard dat hij meldingen heeft gedaan over gedragingen en uitlatingen van aangeefster, hetgeen door getuige [C] (onder ede) wordt tegengesproken: zij weet zeker dat verdachte niet bij haar is geweest. In de opvatting van verdachte spreken aangeefster en getuigen niet de waarheid.
De rechtbank gaat er echter vanuit dat het verdachte is die niet de waarheid spreekt. Uit de verklaring van aangeefster en getuigen kan ook niet worden opgemaakt dat aangeefster de verdachte erin wilde luizen. Toen zij het de eerste keer tegen zorgpersoneel vertelde, noemde zij nog geen naam en wilde zij ook niet dat er iets mee gedaan werd. Tijdens de aangifte heeft zij ook gezegd dat zij er ‘dubbel’ in staat en dat zij het aan de ene kant ook zielig vindt voor verdachte en dat zij zo zijn leven verpest.
De rechtbank zal de verklaring van verdachte als ongeloofwaardig terzijde schuiven en gaat er, gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen, vanuit dat er in de tenlastegelegde periode twee keer seksuele handelingen hebben plaatsgevonden die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van aangeefster: zij heeft hem twee keer oraal bevredigd.
Werkzaam binnen de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg
De verdediging heeft betoogd dat verdachte niet kan worden aangemerkt als een persoon die werkzaam is binnen de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg als bedoeld in artikel 249 lid 2 onderdeel 3 Sr (oud).
De rechtbank overweegt dat de Hoge Raad een ruime uitleg geeft aan de zinsnede ‘werkzaam binnen de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg’ dat in voornoemd wetsartikel is opgenomen. De zinsnede strekt ertoe om in alle gevallen waarin sprake is van misbruik van psychisch overwicht door hulpverleners bescherming te bieden. Het is niet vereist dat sprake is van een erkende hulpverlener. Anders dan de verdediging stelt, vereist het werkzaam zijn in de gezondheidszorg geen erkenning als beroepsbeoefenaar uit hoofde van de Wet BIG (HR 17 januari 2006,
NJ2006/89).
Uit de stukken en hetgeen ter terechtzitting is besproken, blijkt dat verdachte werkzaam was bij de [kliniek] , een high en intensive care gesloten psychiatrisch ziekenhuis. Hij draaide nachtdiensten als (zorg)beveiligingsmedewerker. Dit hield onder meer in dat hij verpleegkundigen ondersteunde op het gebied van logistiek en bij crisissituaties, dat hij toezicht hield op patiënten en dat hij – onder meer – één op één toezicht hield op aangeefster die daar patiënt was. De rechtbank is, anders dan de verdediging, van oordeel dat de feitelijke invulling van de werkzaamheden van verdachte daarmee voor een deel bestond uit de persoonlijke begeleiding van patiënten – waaronder aangeefster – op en rond het terrein van de [kliniek] . Dit betekent dat patiënten onder die omstandigheden afhankelijk van verdachte waren en aan zijn zorg waren toevertrouwd en dat er sprake was van een relatie ‘zorgverlener – patiënt’ en dat niet kan worden gesproken van een gelijkwaardige relatie.
In onderhavige zaak deed verdachte de één op één begeleiding van aangeefster; hij hield toezicht op haar. Zij stond 24 uur per dag onder toezicht in deze gesloten inrichting. Aangeefster was op die momenten, tijdens nachtdiensten van verdachte, afhankelijk van verdachte en aan zijn zorg toevertrouwd. Hij wist dat zij een kwetsbaar persoon was. Hierdoor was er naar het oordeel van de rechtbank tussen verdachte en aangeefster sprake van een relatie als bedoeld in artikel 249, tweede lid onder 3 Sr. Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.
Conclusie
Het voorgaande brengt met zich dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte in zijn hoedanigheid van zorgmedewerker ontuchtige handelingen heeft gepleegd met aangeefster, zoals hierna onder paragraaf 6 is omschreven.