ECLI:NL:RBMNE:2025:278

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 februari 2025
Publicatiedatum
5 februari 2025
Zaaknummer
16.079080.23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht gepleegd door zorgbeveiliger met patiënt in gesloten psychiatrisch ziekenhuis

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 5 februari 2025 uitspraak gedaan in een zaak tegen een zorgbeveiliger die beschuldigd werd van verkrachting en ontucht met een patiënt. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primair ten laste gelegde verkrachting en dwang, maar veroordeelde hem wel voor ontucht. De zaak kwam aan het licht na een aangifte van de aangeefster, die in een gesloten psychiatrisch ziekenhuis verbleef vanwege verslavingsproblemen. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de aangeefster betrouwbaar was, terwijl de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig werd geacht. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 60 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uur. Daarnaast werd een vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding gedeeltelijk toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.079080.23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 5 februari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1988] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 januari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie, mr. M. Kamper, en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. A. Mao, advocaat te Schiedam, alsmede de advocaat van de benadeelde partij [slachtoffer] , mr. F.M.M. Buijs, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting van 25 oktober 2024 gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er op neer dat verdachte:
feit 1 primair: in de periode van 19 november 2022 tot en met 6 december 2022 te Almere [slachtoffer] heeft verkracht door het (meermalen) brengen/duwen van zijn penis in de mond van die [slachtoffer] ,
subsidiairten laste gelegd als het plegen van ontucht met die [slachtoffer] , terwijl hij werkzaam was in de gezondheidzorg en [slachtoffer] zich als patiënt/cliënt aan verdachte zijn hulp en/of zorg had toevertrouwd;
feit 2: op 6 december 2022 [slachtoffer] heeft gedwongen iets te doen, namelijk tot het (door)slikken van zijn sperma.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK FEIT 2

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er onvoldoende steunbewijs voorhanden is ten aanzien van dit feit, zodat vrijspraak zou moeten volgen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte van feit 2 moet worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte daarom van dit feit vrijspreken.

5.WAARDERING VAN HET BEWIJS

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. De dwang heeft bestaan uit ‘een andere feitelijkheid’ als bedoeld in artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), namelijk dat verdachte als zorgbegeleider controle over aangeefster had waardoor zij tot de seksuele handelingen (het pijpen van verdachte) is overgegaan.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde. De standpunten van de raadsman worden – voor zover van belang voor de beoordeling – besproken in paragraaf 5.3.2.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Op 21 december 2022 is
aangiftegedaan door
[slachtoffer]. Zij heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik verblijf in een kliniek van de [kliniek] te [plaats] . Dat is voor crisisopvang. Ik had verslavingsproblemen en ben hier in de detox gegaan. [2]
Ik doe aangifte tegen [verdachte (voornaam)] (
de rechtbank begrijpt: verdachte). Hij is zorgverlener/ zorgbeveiliger en ik ben patiënt. Hij heeft misbruik gemaakt van zijn macht. Hij was mijn 1 op 1 begeleider. [3] 1 op 1 betekent dat hij continu bij mij moet blijven, dat ik niet wegging, dat was bij mij een ding. [4]
Het is gebeurd in de drie weken dat ik gesloten zit. Het begin was rond 21 november, dat was in [afdeling] . Een keer was een dag voor het einde van de crisismaatregel. Dat was 6 december. En de andere keer rond 2 december 2022.
De eerste keer was in de [afdeling] , dat is een soort appartement-achtig iets. Verdachte zei toen: ga op je knieën zitten. Toen heb ik hem hoofd gegeven. Hij is toen in mijn mond klaargekomen. Ik heb het uitgespuugd in de wc en doorgetrokken. [5]
Die eerste keer ging hij met zijn lul tegen mijn bil aan staan. Zijn lul zat nog in zijn onderbroek. Hij ketst drie keer tegen mij aan en zei: "Ik ga je helemaal kapot neuken." Na het tegen mij aan ketsen, kwam er iemand binnen. [6] Zijn hand ging uit mijn broek toen hij zei dat ik op mijn knieën moest gaan. Ik heb dat uiteindelijk gedaan. Zijn ding was er al uit. Ik heb hem toen hoofd gegeven. Met ‘hoofd geven’ bedoel ik pijpen. Dan zit zijn ding in mijn mond. Ook een beetje die bewegingen maken en hij deed ook wel een beetje die bewegingen maken met zijn lul. De bewegingen die je ook met seks maakt. Op en neer. Het stopte toen hij klaar kwam. [7] Dan kwam hij gewoon in mijn mond. Dan duwde hij zijn lul helemaal in mijn mond. In die [afdeling] heb ik het onder zijn toezicht in de wc gespuugd. [8]
Rond 6 december vroeg [naam] – die eigenlijk [.....] heet – wanneer ik voor het laatst een lul had gezien. Toen had ik gezegd: voordat ik hier kwam. Toen zei hij: Ik weet dat je liegt. Ik vroeg hem hoe hij dat wist. Hij zei dat hij het had gezien en gehoord. Ik vroeg hem welk dagdeel het was en hij zei: nacht. Hij maakte geluiden van iemand die hoofd geeft. Er zat toen nog een man bij, [A] . Ik zei toen tegen [naam] : noem zijn naam. [naam] heeft op een bepaald moment de naam [verdachte (voornaam)] genoemd. Dit was volgens mij rond 2 december 2022. Dat was na de tweede keer. [9]
De laatste keer was dat de crisismaatregel zou stoppen. Dat was op mijn kamer. Hij zei toen weer: doe je broek uit. Dat heb ik uiteindelijk gedaan. Hij ging naar mij kijken. Hij deed mijn trui omhoog. Ik moest tegen de muur aan staan. Toen ging hij tegen mij aan schuren, maar dan bloot zonder broek. Ik stond bloot. Hij had zijn ding eruit gehaald. Toen werd er iemand gek op de hal en toen heeft hij zijn broek weer aangedaan. Dat was iemand die twee kamers verder zit dan ik. Hij had een nachtmerrie ofzo. Toen kwam hij terug en toen is hij tegen mij aan gaan schuren. [10] Er kwam toen een vrouw die hem kwam halen dat er een persoon in de EBK gek was geworden. Toen kwam hij terug en gingen wij verder met hetzelfde. Een beetje droog seks. Hij duwde mij op een bepaald moment aan mijn schouder naar beneden. Toen heb ik hem weer hoofd gegeven en hij kwam klaar in mijn mond. Hij zei dat ik het moest doorslikken. Hij hield mijn hoofd vast. Toen had ik het doorgeslikt en toen zei hij dat ik een slokje moest nemen van mijn drinken. Dat heb ik gedaan en heb daarna mijn tanden gepoetst. [11]
Getuige [B]heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik werk als psychiatrisch verpleegkundige bij de [kliniek] . Dat is een high en intensive care gesloten psychiatrisch ziekenhuis. Aangeefster is een patiënt binnen de kliniek. Op 6 december begeleidde ik aangeefster ook. Toen hoorde ik dat er een geheim in de kliniek was dat er iets gebeurd was tussen [slachtoffer (voornaam)] en een beveiliger. Die dag heeft [slachtoffer (voornaam)] mij en een collega verteld dat er seksuele handelingen tussen haar en een beveiliger hadden plaatsgevonden. Op 7 december in de ochtend kwam [slachtoffer (voornaam)] weer naar me toe en die vertelde dat het die nacht weer gebeurd was. Ze vertelde dat er die nacht orale seks had plaatsgevonden. Ze vertelde dat het in een langer tijdsbestek was gebeurd, want ze kon me precies vertellen wat er die nacht aan incidenten waren geweest in de kliniek. Uiteindelijk had er orale seks plaatsgevonden. Zij had hem gepijpt. [12]
De naam [verdachte (voornaam)] was al wel genoemd maar ik had geen beeld bij de persoon. Toen ik hem ’s ochtends op 7 december tegenkwam, herkende ik hem. Ik wist ook dat hij de 1 op 1 begeleiding van aangeefster had gedaan. Hij kwam ook van haar kamer af. [verdachte (voornaam)] werkte voor een extern bedrijf, een beveiligingsbedrijf voor de zorg. Ze kreeg één op één begeleiding. Dat houdt in dat ze één op één oog begeleiding heeft. We hebben haar geen moment uit het oog. Dat is 24 uur. De nachtdienst begint om half elf. Dat is de dienst van [verdachte (voornaam)] . [13] Als je één op één begeleiding doet dan zit je letterlijk de hele nacht in de deuropening van de kamer van de patiënt. De beveiliger houdt bijvoorbeeld iemand in bedwang als iemand probeert te vluchten of agressie laat zien. [14]
In een
proces-verbaal van bevindingengetiteld ‘
beslag tandenborstel’ is onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:
Aangeefster zou na de orale bevrediging haar tanden gepoetst hebben. Aangeefster wees mij richting de badkamer en daar zag ik één tandenborstel staan. Ik heb haar gevraagd of dit de tandenborstel was die zij bedoelde. Zij bevestigde dit. Zij zei dat dit haar tandenborstel was. De tandenborstel werd in beslag genomen. [15]
In een
proces-verbaal van bevindingenis onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:
Op 8 december 2022 heb ik, verbalisant, uit de kamer van aangeefster een paarse tandenborstel veiliggesteld en voor sporenonderzoek in beslag genomen (SIN: AAPU7921NL). [16]
In een ‘
Deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek’ van The Maastricht Forensic Institute, zijn de volgende resultaten van het uitgevoerde vergelijkend DNA-onderzoek [17] opgenomen:
(* ivm pseudonimiseren is dit overzicht verwijderd)
Getuige [C]heeft bij de rechter-commissaris onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard:
Verdachte is wel eens aangesproken door mijn collega. Verdachte zat toen in de crisisbeoordelingskamer (CBK) van aangeefster en hij moest ervoor zitten, niet binnen.
Getuige [A]heeft bij de rechter-commissaris onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Tijdens een dienst zei [naam] tegen [slachtoffer (voornaam)] : “ik heb iets over je gehoord” en “je hebt iets gedaan”. Zij waren al aan het praten en toen ik dat hoorde probeerde ik een beetje mee te luisteren. Ik zag aan [slachtoffer (voornaam)] dat ze een beetje geschrokken was. Er was iets aan de hand. Hij had iets gehoord en hij heeft het op dat moment aan haar verteld. Ik herinner mij nog dat [slachtoffer (voornaam)] aan hem vroeg wat hij dan had gehoord. Daar was ik dus bij. Enkele dagen daarna hoorde ik dat er iets anders was gebeurd. Toen werd mij bekend dat [verdachte (voornaam)] iets heeft gedaan en dat het die dag, toen ik dat gesprek hoorde tussen [naam] en [slachtoffer (voornaam)] , dus daar om ging. [18]
Verdachteheeft onder meer
verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik werkte als zorgbeveiliger bij de [kliniek] te [plaats] , ook in de periode van
19 november 2022 tot en met 6 december 2022. Ik draaide daar veel nachtdiensten. Ik heb een dag cursus gehad om te leren hoe je daar met de patiënten omgaat, bijvoorbeeld als ze psychotisch werden. Ik wist dat ik daar te maken had met kwetsbare personen. Ik was de één op één of twee op één begeleider van aangeefster. Zij zat daar vanwege een drugsverslaving. [19]
Bewijsoverwegingen
Vrijspraak feit 1 primair
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte de aangeefster heeft gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van aangeefster. Uit de bewijsmiddelen kan niet worden opgemaakt dat die dwang uit geweld en/of bedreiging met geweld heeft bestaan. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat die dwang heeft bestaan uit ‘een andere feitelijkheid’ als bedoeld in artikel 242 Sr (oud).
Van het door ‘een andere feitelijkheid’ dwingen kan slechts sprake zijn als de verdachte door die feitelijkheid opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer die handelingen tegen haar wil heeft ondergaan. Van door een feitelijkheid dwingen kan bijvoorbeeld sprake zijn als de verdachte opzettelijk een zodanige psychische druk heeft uitgeoefend of het slachtoffer in een zodanige afhankelijkheidssituatie heeft gebracht dat het slachtoffer zich daardoor naar redelijke verwachting niet tegen die handelingen heeft kunnen verzetten, of dat de verdachte het slachtoffer heeft gebracht in een zodanige door hem veroorzaakte (bedreigende) situatie dat het slachtoffer zich naar redelijke verwachting niet aan die handelingen heeft kunnen onttrekken.
Uit de verklaring van aangeefster volgt onder meer dat zij moeilijk haar grenzen kan aangeven op seksueel gebied. Verdachte deed niet afkeurend tegen haar, zoals anderen wel deden die haar geschiedenis kennen, en dat gaf haar in het begin wel een fijn gevoel. Ook weet zij veel persoonlijke informatie van verdachte waaruit volgt dat zij persoonlijke gesprekken met elkaar voerden. Verder heeft ze verklaard dat ze wel seksueel opgewonden werd van het voelen door verdachte en dat zij wel blij was met seksueel getinte opmerkingen over haar lichaam: ‘hij ziet mij staan’. Getuige [B] , die bij de [kliniek] werkzaam is als psychiatrisch verpleegkundige, heeft verklaard dat aangeefster haar ook had verteld dat ze ervan had genoten, dat het gênant was om toe te geven dat het niet goed was en dat zij zich schaamde. Ook heeft deze getuige verklaard dat aangeefster een coping mechanisme heeft ontwikkeld waarin ze niet weet wat wel en niet goed is op het gebied van seksuele handelingen en seksueel contact met mannen, hetgeen is voortgekomen uit haar verleden. Ook is verdachte door deze getuige wel aangesproken dat ze het te gezellig hadden met aangeefster en dat zij moest slapen, zo heeft deze getuige verklaard.
Gelet op deze feiten en omstandigheden kan niet worden bewezen dat verdachte opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer seksuele handelingen tegen haar wil heeft ondergaan. De enkele omstandigheid dat er een gezagsverhouding tussen verdachte en aangeefster bestond, waarbij verdachte haar één op één zorgbeveiliger was, is onder de hiervoor omschreven feiten en omstandigheden onvoldoende. Dit betekent dat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van het onder 1 primair tenlastegelegde.
Bewezenverklaring feit 1 subsidiair
Verklaring aangeefster betrouwbaar
Aangeefster heeft uitgebreid en gedetailleerd verklaard over de seksuele handelingen tussen haar en verdachte. Na haar aangifte is zij nogmaals gehoord. De politie is op elementen uit haar eerdere verklaringen teruggekomen en zij heeft in de kern steeds hetzelfde verklaard. Zij heeft ook aan anderen verteld over de seksuele handelingen en die komen in de kern ook neer op haar eigen verklaring omtrent de seksuele handelingen. Opvallend is daarbij ook dat zij heeft verteld over een nacht waarin seksuele handelingen hebben plaatsgevonden tussen haar en verdachte, waarin zij ook kon benoemen welke incidenten er waren geweest met andere patiënten waar verdachte die avond/nacht naartoe moest. Dit volgt uit de verklaring van aangeefster en de verklaring van getuige [B] . Aangeefster heeft ook verklaard dat ‘ [naam] ’ haar aansprak en vroeg wanneer zij voor het laatst een lul had gezien, en dat hij zei dat hij wist dat het niet was voordat zij in die instelling zat, en hij maakte daarbij geluiden die passen bij pijpen. Aangeefster heeft verklaard dat getuige [A] daarbij aanwezig was. Dit vindt ook ondersteuning in de verklaring van getuige [A] , die ook zag dat aangeefster geschrokken was toen ‘ [naam] ’ die dingen tegen haar zei.
Hetgeen het meest in het oog springt, is de spermafractie die op de tandenborstel van aangeefster is gevonden en die – gelet op de bewijsmiddelen – aan verdachte kan worden toegeschreven. Dit bevestigt haar verklaring dat zij verdachte heeft gepijpt – en erna haar tanden heeft gepoetst – volledig. De rechtbank acht de verklaring van aangeefster betrouwbaar en neemt haar verklaring tot uitgangspunt.
Verklaring verdachte ongeloofwaardig
Verdachte heeft ontkend dat er seksueel contact is geweest tussen hem en aangeefster. Geconfronteerd met de aangetroffen spermafracties op de tandenborstel van aangeefster, heeft verdachte – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard: ‘ik was op het werk en had een seksueel getint WhatsApp-gesprek met mijn verloofde. Ik heb mijzelf toen daar, op het toilet van de [kliniek] , bevredigd en ik ben klaargekomen. Ik heb sperma gemorst op mijn jasje, dat had ik niet gezien. Ik ging weer naar mijn werkplek. Aangeefster kwam naar mij toe en vroeg mij wat ik op mijn jasje had zitten. Zij haalde haar hand erlangs. Ik zei dat ik geniesd had, waarop zij naar haar kamer ging. Ik denk dat zij het op haar tandenborstel had gedaan. Zo iemand weet wel dat het sperma was.’ Verdachte denkt dat aangeefster haar erin heeft geluisd zodat hij niet langer haar begeleider zou zijn.
De rechtbank acht deze verklaring van verdachte ongeloofwaardig en kennelijk afgelegd om de waarheid te verhullen. Die verklaring bevat een reeks aan toevalligheden die op dat moment zouden zijn voorgevallen: het klaarkomen op het toilet op het werk (terwijl verdachte ook heeft verklaard dat hij dat nooit eerder had gedaan en dat dit de eerste keer was dat hij dat op deze werkplek deed), het sperma dat vervolgens niet door verdachte is gezien en op zijn jasje terecht is gekomen, dat aangeefster dit dan precies op zijn jasje ziet zitten, dan ook nog eens haar hand/vinger erlangs haalt, en dit dan op haar tandenborstel aanbrengt. Deze verklaring oogt in de kern genomen al ongeloofwaardig, maar vindt verder ook geen steun in het dossier. Zijn verloofde had kunnen bevestigen dat zij op dat moment een seksueel getint gesprek via WhatsApp hadden gevoerd, maar verdachte wil haar hier naar eigen zeggen niet bij betrekken. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij de aanleiding tot het zichzelf bevredigen, het WhatsApp-gesprek met zijn verloofde, aan de verhorende agenten heeft laten zien. Dit wordt echter niet bevestigd in het verhoor van verdachte, integendeel. In zijn verhoor heeft de politie gevraagd naar het WhatsApp-gesprek met zijn verloofde en toen heeft verdachte verklaard dat hij zulke correspondentie met zijn vrouw nooit bewaart. Ook andere getuigen spreken volgens hem niet de waarheid. De verklaringen van getuigen die in de [kliniek] werken, bijvoorbeeld getuige [C] (coördinerend verpleegkundige aldaar), kunnen volgens verdachte niet kloppen en zij willen zichzelf kennelijk beschermen, aldus verdachte. Verdachte heeft verklaard dat hij meldingen heeft gedaan over gedragingen en uitlatingen van aangeefster, hetgeen door getuige [C] (onder ede) wordt tegengesproken: zij weet zeker dat verdachte niet bij haar is geweest. In de opvatting van verdachte spreken aangeefster en getuigen niet de waarheid.
De rechtbank gaat er echter vanuit dat het verdachte is die niet de waarheid spreekt. Uit de verklaring van aangeefster en getuigen kan ook niet worden opgemaakt dat aangeefster de verdachte erin wilde luizen. Toen zij het de eerste keer tegen zorgpersoneel vertelde, noemde zij nog geen naam en wilde zij ook niet dat er iets mee gedaan werd. Tijdens de aangifte heeft zij ook gezegd dat zij er ‘dubbel’ in staat en dat zij het aan de ene kant ook zielig vindt voor verdachte en dat zij zo zijn leven verpest.
De rechtbank zal de verklaring van verdachte als ongeloofwaardig terzijde schuiven en gaat er, gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen, vanuit dat er in de tenlastegelegde periode twee keer seksuele handelingen hebben plaatsgevonden die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van aangeefster: zij heeft hem twee keer oraal bevredigd.
Werkzaam binnen de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg
De verdediging heeft betoogd dat verdachte niet kan worden aangemerkt als een persoon die werkzaam is binnen de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg als bedoeld in artikel 249 lid 2 onderdeel 3 Sr (oud).
De rechtbank overweegt dat de Hoge Raad een ruime uitleg geeft aan de zinsnede ‘werkzaam binnen de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg’ dat in voornoemd wetsartikel is opgenomen. De zinsnede strekt ertoe om in alle gevallen waarin sprake is van misbruik van psychisch overwicht door hulpverleners bescherming te bieden. Het is niet vereist dat sprake is van een erkende hulpverlener. Anders dan de verdediging stelt, vereist het werkzaam zijn in de gezondheidszorg geen erkenning als beroepsbeoefenaar uit hoofde van de Wet BIG (HR 17 januari 2006,
NJ2006/89).
Uit de stukken en hetgeen ter terechtzitting is besproken, blijkt dat verdachte werkzaam was bij de [kliniek] , een high en intensive care gesloten psychiatrisch ziekenhuis. Hij draaide nachtdiensten als (zorg)beveiligingsmedewerker. Dit hield onder meer in dat hij verpleegkundigen ondersteunde op het gebied van logistiek en bij crisissituaties, dat hij toezicht hield op patiënten en dat hij – onder meer – één op één toezicht hield op aangeefster die daar patiënt was. De rechtbank is, anders dan de verdediging, van oordeel dat de feitelijke invulling van de werkzaamheden van verdachte daarmee voor een deel bestond uit de persoonlijke begeleiding van patiënten – waaronder aangeefster – op en rond het terrein van de [kliniek] . Dit betekent dat patiënten onder die omstandigheden afhankelijk van verdachte waren en aan zijn zorg waren toevertrouwd en dat er sprake was van een relatie ‘zorgverlener – patiënt’ en dat niet kan worden gesproken van een gelijkwaardige relatie.
In onderhavige zaak deed verdachte de één op één begeleiding van aangeefster; hij hield toezicht op haar. Zij stond 24 uur per dag onder toezicht in deze gesloten inrichting. Aangeefster was op die momenten, tijdens nachtdiensten van verdachte, afhankelijk van verdachte en aan zijn zorg toevertrouwd. Hij wist dat zij een kwetsbaar persoon was. Hierdoor was er naar het oordeel van de rechtbank tussen verdachte en aangeefster sprake van een relatie als bedoeld in artikel 249, tweede lid onder 3 Sr. Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.
Conclusie
Het voorgaande brengt met zich dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte in zijn hoedanigheid van zorgmedewerker ontuchtige handelingen heeft gepleegd met aangeefster, zoals hierna onder paragraaf 6 is omschreven.

6.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
in de periode van 19 november 2022 tot en met 6 december 2022 te [plaats] , terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , die zich als patiënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, door het telkens brengen van zijn penis in de mond van die [slachtoffer] .
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

7.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
terwijl hij werkzaam is in de gezondheidszorg, ontucht plegen met iemand die zich als patiënt aan zijn hulp of zorg heeft toevertrouwd, meermalen gepleegd

8.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.OPLEGGING VAN STRAF

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan een gedeelte van 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van de feiten
Verdachte was als (zorg)beveiliger werkzaam in een gesloten psychiatrisch ziekenhuis en heeft daar ontuchtige handelingen gepleegd met aangeefster. Aangeefster was daar verplicht opgenomen wegens – onder meer – verslavingsproblemen en zij was daar op haar kwetsbaarst. Verdachte was tijdens nachtdiensten (onder meer) haar 1 op 1 (zorg)beveiliger en hield toezicht op haar. De eerste taak van verdachte als 1 op 1 zorgbeveiliger van aangeefster was dat zij veilig was. Zij was echter niet veilig voor verdachte, die zijn eigen lustgevoelens voorop heeft gesteld en zich door haar tweemaal oraal heeft laten bevredigen. Wanneer aan aangeefster – tijdens haar aangifte – wordt gevraagd wat voor impact deze gebeurtenissen op haar hebben gehad, antwoordt zij (mede vanuit gebeurtenissen uit het verleden): “gewoon weer een soort van bevestiging dat je niet veilig kan zijn. Weer dat niemand te vertrouwen is, dat het nooit normaal kan.” De advocaat van aangeefster heeft ter zitting aangevoerd dat aangeefster ervoor gekozen heeft om niet ter terechtzitting aanwezig te zijn, omdat zij het te heftig vindt om weer met verdachte geconfronteerd te worden, de nare feiten aan te horen, en geconfronteerd te worden met de wrange houding van verdachte. Ook de ouders van aangeefster zijn verdrietig en boos dat er misbruik is gemaakt van de kwetsbaarheid van hun dochter, zo heeft de advocaat van aangeefster laten weten.
Persoon van verdachte en zijn omstandigheden
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 16 september 2024, waaruit volgt dat verdachte enkele malen eerder is veroordeeld ter zake van een strafbaar feit, maar niet eerder voor een soortgelijk feit als nu bewezenverklaard;
- een reclasseringsadvies van 28 november 2024, uitgebracht door Reclassering Nederland. Indien verdachte schuldig wordt bevonden, wordt de kans op terugval in dit gedrag – op dit moment – als laag ingeschat. Er wordt geen noodzaak gezien tot het inzetten van interventies. Verder geeft de reclassering ook aan, dat in geval van een bewezenverklaring niet kan worden uitgesloten dat het gedrag van verdachte werd beïnvloed door seksuele problematiek dan wel gedrags- en/of houdingsproblematiek dan wel andere problematiek. Daarmee worden de vlakken seksualiteit, psychosociaal functioneren en houding op dit moment beschouwd als mogelijk delict gerelateerd.
De op te leggen straf
Het taakstrafverbod als bedoeld in artikel 22b Sr is van toepassing. Het betreft een ernstig feit, zoals hiervoor ook uiteen is gezet, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaren is gesteld. Het feit heeft een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer ten gevolge gehad. Gelet hierop kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
Verdachte heeft het feit stellig ontkend. De rechtbank komt echter tot een bewezenverklaring. De reclassering geeft aan dat niet kan worden uitgesloten dat zijn strafbare gedrag werd beïnvloed door bepaalde problematiek. De rechtbank acht het, om te voorkomen dat verdachte weer tot (dergelijk) strafbaar gedrag overgaat, nodig dat een deel van de op te leggen gevangenisstraf in voorwaardelijke zin wordt opgelegd. Daarnaast is een taakstraf van niet geringe duur op zijn plaats, zodat – naast het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf – ook van de op te leggen taakstraf vergelding uitgaat van het leed dat het slachtoffer is aangedaan. Verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en legt ook ter zitting de verantwoordelijkheid vrijwel volledig bij aangeefster. De rechtbank heeft bij de op te leggen straf gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd, voor zover individuele zaken zich laten vergelijken.
De rechtbank zal aan verdachte een gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaar opleggen. Daarnaast zal aan verdachte een taakstraf voor de duur van 120 uur, subsidiair 60 dagen hechtenis, worden opgelegd.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 7.500,- aan immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte ten laste gelegde feiten.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en te vermeerderen met de wettelijke rente.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de vordering moet worden afgewezen en dat deze onvoldoende onderbouwd is.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De verdediging/verdachte heeft – kennelijk vanwege de bepleite integrale vrijspraak – verzocht de vordering af te wijzen. Ook is door de verdediging aangevoerd dat de vordering niet, dan wel onvoldoende is onderbouwd. Dit ziet de rechtbank anders: er is wel degelijk onderbouwd dat de gedragingen van verdachte hebben geresulteerd in een aantasting van de persoon op andere wijze zoals bedoeld in art. 6:106 onder b. van het Burgerlijk Wetboek. In dat geval heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. Bij die vaststelling houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte wordt vrijgesproken van het onder 1 primair tenlastegelegde en het onder 2 tenlastegelegde, terwijl de vordering wel uitgaat van een bewezenverklaring van die feiten. Daarop zien ook de uitspraken waar in de onderbouwing van die vordering naar wordt verwezen waar het gaat om de hoogte van de toe te kennen bedragen. Hiermee rekening houdend, is de rechtbank van oordeel dat een bedrag van € 4.000,- als vergoeding voor de door aangeefster geleden immateriële schade billijk is. De vordering zal tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 19 november 2022 tot de dag van volledige betaling. De rechtbank wijst de vordering voor wat betreft het meer gevorderde af.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 4.000,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 19 november 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 50 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57 en 249 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart het onder 1 subsidiair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 60 dagen;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 30 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 120 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht, de taakstraf wordt vervangen door 60 dagen hechtenis;
Vordering benadeelde partij [slachtoffer] (feit 1 subsidiair)
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot een bedrag van
€ 4.000,-;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 november 2022 tot de dag van volledige betaling;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat
€ 4.000,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 november 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 50 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.F. Hammerle, voorzitter, mr. N. van Esch en
mr. S.R. Hagen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.J. Laanstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 februari 2025.
De oudste rechter en de griffier zijn buiten staat het vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
1. primair
hij in of omstreeks de periode van 19 november 2022 tot en met 6 december
2022 te Almere door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met
geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het
ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden
uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
(telkens) het brengen/duwen van zijn penis in de mond van die [slachtoffer] , door
- zich verbaal en non verbaal op agressieve en/of boze en/of opdringerige en/of
dominante wijze jegens die [slachtoffer] te uiten en/of te gedragen en/of
- misbruik te maken van de omstandigheid dat die [slachtoffer] in deze
woonvoorziening verbleef met een bepaalde geschiedenis/verleden en daarom
kwetsbaar was en/of
- die [slachtoffer] in een door hem, verdachte, gecontroleerde situatie en/of een
afhankelijke positie te brengen en/of te houden en/of
- ( aldus) een zodanige psychische druk te doen opleveren, in elk geval te doen
ontstaan, dat die [slachtoffer] geen, in elk geval onvoldoende, weerstand kon bieden,
in ieder geval het te doen ontstaan van een situatie waarin die [slachtoffer] verdachte
niet kon weerhouden de (beschreven) handelingen te verrichten bij hem,
verdachte, en/of hier tegen geen, in elk geval onvoldoende, verzet kon bieden
en/of zich hieraan niet kon onttrekken;
( art 242 Wetboek van Strafrecht)
1. subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 19 november 2022 tot en met 6 december
2022 te Almere, terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg en/of
maatschappelijke
zorg, ontucht heeft gepleegd
met [slachtoffer] , die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of
zorg had toevertrouwd, door het (telkens) brengen/duwen van zijn penis in de
mond van die [slachtoffer] ;
2.
hij op of omstreeks 6 december 2022 te Almere, een ander, te weten [slachtoffer] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten het (door)slikken van zijn, verdachtes, sperma, door het hoofd van die [slachtoffer] (met kracht) vast te pakken en op zijn penis gedruk te houden en/of de mond/kaken van die [slachtoffer] (met kracht) vast te pakken en dicht te drukken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 8 maart 2023 genummerd 2022365802, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 149. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 13 en 14.
3.Pagina 15.
4.Pagina 23.
5.Pagina 15.
6.Pagina 18.
7.Pagina 19.
8.Pagina 20.
9.Pagina 16.
10.Pagina 16.
11.Pagina 19.
12.Pagina 47.
13.Pagina 48.
14.Pagina 49.
15.Pagina’s 102 en 103.
16.Pagina 38.
17.Pagina’s 97 en 98.
18.De verklaring van [A] bij de rechter-commissaris d.d. 11 april 2024. Pagina’s 5 en 6.
19.De verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 22 januari 2025.