ECLI:NL:RBMNE:2025:277

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 februari 2025
Publicatiedatum
5 februari 2025
Zaaknummer
11234405 \ AC EXPL 24-1816
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging koopovereenkomst wegens dwaling bij onjuiste vermelding bouwjaar auto

In deze zaak heeft eiser, na de aankoop van een Lexus IS250 van gedaagde, een beroep gedaan op dwaling en non-conformiteit. Eiser kocht de auto voor € 12.500,00, maar ontdekte twee maanden later dat het werkelijke bouwjaar 2006 was, terwijl in de advertentie 2012 stond vermeld. Eiser vorderde terugbetaling van de koopprijs en schadevergoeding voor reparaties en kosten. Gedaagde verweerde zich door te stellen dat hij uitging van de gegevens van de RDW, waar de datum eerste toelating 2012 was. De kantonrechter oordeelde dat eiser gedwaald had in de zin van artikel 6:228 lid 1 sub b BW, omdat hij een onjuiste voorstelling van zaken had bij het sluiten van de overeenkomst. De kantonrechter wees de vordering tot terugbetaling van de koopprijs toe, maar wees de schadevergoeding af, omdat niet was aangetoond dat gedaagde onrechtmatig had gehandeld. Eiser kreeg ook de wettelijke rente toegewezen vanaf de datum van vernietiging van de overeenkomst. Gedaagde werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten en buitengerechtelijke incassokosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Amersfoort
Zaaknummer: 11234405 \ AC EXPL 24-1816 VL/58599
Vonnis van 5 februari 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. R.A. Rila,
tegen
[gedaagde] h.o.d.n. [handelsnaam],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [handelsnaam] ,
gemachtigde: mr. M.H.Z. Brouwers en mr. M. Bulk.

1.De procedure

1.1.
[eiser] heeft [handelsnaam] op 18 juli 2024 gedagvaard voor de kantonrechter. [handelsnaam] heeft op 22 augustus 2024 schriftelijk op de dagvaarding gereageerd. Vervolgens heeft de kantonrechter een mondelinge behandeling bepaald, waaraan voorafgaand [eiser] op 4 december 2024 nog aanvullende producties heeft overgelegd.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 18 december 2024 plaatsgevonden. [eiser] was aanwezig, vergezeld door zijn moeder en bijgestaan door mr. Rila. Namens [handelsnaam] was [gedaagde] aanwezig, bijgestaan door mrs. Brouwers en Bulk. Partijen hebben antwoord gegeven op vragen van de kantonrechter en de griffier heeft aantekeningen gemaakt van dat wat is besproken. De kantonrechter heeft op verzoek van partijen de zaak twee weken aangehouden om partijen de mogelijkheid te geven een schikking te bereiken. Partijen hebben beiden op 7 januari 2025 schriftelijk laten weten dat dit niet is gelukt. De kantonrechter heeft vervolgens bepaald dat vonnis wordt gewezen.

2.Waar de zaak over gaat

2.1.
[eiser] heeft op 20 februari 2024 een Lexus IS250 met kenteken [kenteken] (hierna: de Lexus) gekocht van [handelsnaam] voor een bedrag van € 12.500,00 inclusief btw. [handelsnaam] had op marktplaats geadverteerd met een ‘Lexus IS250 Business Line Pro’ met als bouwjaar 2012. Twee maanden na de aankoop ontdekte [eiser] , door controle van het chassisnummer, dat de Lexus het model ‘Lexus IS250’ met als bouwjaar 2006 was. Daarbij begonnen vanaf dit moment problemen met de versnellingsbak te spelen. [eiser] wil daarom dat [handelsnaam] de Lexus terugneemt en de koopprijs terugbetaalt. Daarnaast wil [eiser] zijn schade vergoed hebben, bestaande uit het laten repareren van de voorbumper die in februari 2024 had losgelaten, en de motorrijtuigenbelasting en verzekeringspremies.
2.2.
[handelsnaam] is het hier niet mee eens. Hij stelt dat hij was uitgegaan van de gegevens van de RDW, waar stond dat de Datum Eerste Toelating (hierna: DET) van de Lexus 2012 is. De DET, het jaar dat een auto voor het eerst in gebruik wordt genomen, is het jaartal dat van belang is bij de verkoop van auto’s, dus [handelsnaam] had niet hoeven te begrijpen dat het voor [eiser] van belang was om het jaar te weten dat de Lexus was gefabriceerd, aldus [handelsnaam] . Verder betwist [handelsnaam] dat een gebrek bestaat aan de versnellingsbak en wil hij de kosten voor het repareren van de voorbumper, de motorrijtuigenbelasting en de verzekeringspremies niet vergoeden.

3.De beoordeling

3.1.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] heeft gedwaald in de zin van artikel 6:228 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) en zal de gevorderde verklaring voor recht dat [eiser] de overeenkomst met [handelsnaam] heeft vernietigd, toewijzen. Dit betekent dat [handelsnaam] de koopprijs van € 12.500,00 aan [eiser] moet terugbetalen. De gevorderde schade zal worden afgewezen. Dit wordt hieronder toegelicht.
Het beroep van [eiser] op dwaling slaagt
Wettelijk kader
3.2.
Voor een geslaagd beroep op dwaling in de zin van artikel 6:228 lid 1 sub b (schending van de mededelingsplicht) BW moet [eiser] aantonen dat:
hij een onjuiste voorstelling van zaken had bij het sluiten van de overeenkomst;
hij de overeenkomst bij een juiste voorstelling van zaken niet of niet met dezelfde voorwaarden zou hebben gesloten;
[handelsnaam] hem, in verband met wat [handelsnaam] wist of behoorde te weten, had moeten inlichten over hetgeen waarover hij dwaalde.
3.3.
Voor wat punt 3 betreft is voor deze zaak van belang dat de mogelijkheid dat [handelsnaam] zelf ook niet van de juiste stand van zaken op de hoogte was, een beroep op schending van de mededelingsplicht niet uitsluit. Denkbaar is dat [handelsnaam] in verband met zijn bijzondere positie of deskundigheid op de hoogte had móéten zijn. [1]
1. [eiser] had een onjuiste voorstelling van zaken
3.4.
Partijen zijn het er over eens dat [handelsnaam] in de advertentie van de Lexus op marktplaats bij ‘bouwjaar’ ‘2012’ had staan, terwijl het bouwjaar van de Lexus in werkelijkheid 2006 is. Daarbij heeft [eiser] aangevoerd dat [handelsnaam] de Lexus aan [eiser] heeft verkocht als een ‘Business Line Pro’, terwijl dat model pas in 2012 werd geproduceerd en dat dus niet kan kloppen. [2] [handelsnaam] heeft dit niet betwist. Vast staat dus dat [eiser] dacht dat hij een ‘Lexus IS250 Business Line Pro’ kocht met als bouwjaar 2012, maar dit eigenlijk een ‘Lexus IS250’ met als bouwjaar 2006 was. [eiser] had dus een onjuiste voorstelling van zaken bij het sluiten van de overeenkomst.
2. Bij een juiste voorstelling van zaken had [eiser] de overeenkomst niet gesloten
3.5.
[eiser] stelt dat hij de Lexus niet had gekocht als hij had geweten dat het bouwjaar van de Lexus 2006 is. Hij voert hiertoe aan dat hij een jongere auto wilde kopen dan zijn vorige auto (met bouwjaar 2008), omdat hij leeftijd gerelateerde mankementen wilde voorkomen. Een oudere auto zal volgens hem doorgaans eerder mankementen vertonen dan een jongere auto en dat risico doet zich in dit geval ook voor, omdat al twee maanden na de aankoop een probleem met de versnellingsbak is gaan spelen. Dat is juist wat [eiser] zegt te hebben willen voorkomen door aanschaf van een jongere auto. Ook heeft [eiser] met prijsgegevens onderbouwd dat dit type Lexus vanaf 2006 tot 2012 verschillende ‘facelifts’ heeft gehad, waardoor het aangeprezen type Lexus met bouwjaar 2012 doorgaans duurder is dan de Lexus met bouwjaar 2006. [eiser] heeft dus een ander type/kwaliteit auto gekregen dan hij dacht en dat was niet zijn bedoeling.
3.6.
[handelsnaam] betwist dat [eiser] de Lexus niet gekocht zou hebben als [eiser] had geweten dat er een verschil van 6 jaar zit tussen het moment waarop de Lexus de fabriek heeft verlaten en het moment waarop deze voor het eerst in gebruik is genomen. Volgens hem vond [eiser] gewoon mooi wat hij zag en gaat pas vanaf de DET de kilometerstand lopen, waardoor de auto dus pas vanaf dat moment slijtage kan oplopen. Waardevermindering wordt volgens hem gebaseerd op de leeftijd van het voertuig volgens de DET en niet op basis van het feitelijke productiejaar. Kopers zijn daarom volgens [handelsnaam] doorgaans helemaal niet geïnteresseerd in het productiejaar van een voertuig.
3.7.
De kantonrechter is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat [eiser] bij een juist voorstelling van zaken de Lexus niet gekocht zou hebben. Het mag zo zijn dat [eiser] de auto gewoon mooi vond en graag wilde hebben, maar [handelsnaam] heeft niet weersproken dat [eiser] op zoek was naar een jongere auto dan zijn vorige auto en dat dus de leeftijd van de Lexus het uitgangspunt was voor zijn keuze. Dat daarvoor voor hem alleen de DET datum van doorslaggevend belang was acht de kantonrechter niet aannemelijk vanwege de door [eiser] genoemde (en niet door [handelsnaam] weersproken) verschillen tussen de Lexus en de aangeprezen Lexus van bouwjaar 2012. Een vergelijking met de door [handelsnaam] genoemde gevallen waarin sprake was van een marginaal en verklaarbaar verschil tussen de datum van fabricage en de DET gaat dus niet op. [handelsnaam] heeft bovendien wel gesteld dat de Lexus in de zes jaar voor de DET geen kilometers heeft gemaakt en niet aan slijtage onderhevig kan zijn geweest, maar heeft dat niet met een duidelijke schets van de voorgeschiedenis van de auto onderbouwt of anderszins aannemelijk gemaakt. Dat had wel op zijn weg gelegen, want met een simpele check is op internet bijvoorbeeld te vinden dat een significant verschil tussen de fabricagedatum en de DET kan betekenen dat de auto in het verleden is gebruikt als diplomatenauto en een zogenaamd CD-kenteken heeft gehad. [3] In dat geval is een auto wel de weg op geweest en dus onderhevig geweest aan slijtage. [handelsnaam] heeft dus onvoldoende onderbouwd betwist dat [eiser] als hij het bouwjaar zou hebben geweten de Lexus niet zou hebben gekocht.
3. [handelsnaam] had [eiser] moeten inlichten
3.8.
[eiser] stelt dat van [handelsnaam] als professioneel verkoper mag worden verwacht dat hij het chassisnummer van een auto voorafgaand aan de verkoop controleert. Als [handelsnaam] dit had gedaan, dan had hij gezien dat de Lexus was geproduceerd in 2006. [handelsnaam] had [eiser] hierover moeten informeren zodat [eiser] hier rekening mee had kunnen houden bij zijn beslissing om de Lexus te kopen.
3.9.
[handelsnaam] is het hier niet mee eens en voert aan dat hij mocht uitgaan van de gegevens zoals deze zijn genoteerd bij het RDW en op de bij de Lexus aanwezige papieren. [handelsnaam] vindt dat hij niet hoefde te twijfelen aan de juistheid van deze gegevens en dat er geen reden was om nader onderzoek te doen naar de juistheid van het ‘bouwjaar’, laat staan dat hij dit aan [eiser] had moeten mededelen.
3.10.
De kantonrechter is van oordeel dat [handelsnaam] de juistheid van het bouwjaar had moeten nagaan en [eiser] had moeten informeren over het verschil van 6 jaar tussen de fabricagedatum en de DET. De stelling van [handelsnaam] dat hij mocht uitgaan van de juistheid van de gegevens van het RDW gaat niet op. [handelsnaam] schrijft namelijk ook in zijn conclusie van antwoord: “
Het jaar waarin het voertuig de fabriek heeft verlaten kan dus afwijken van de DET. Sterker nog, in veel gevallen zal die datum ook afwijken”. Het is bij [handelsnaam] dus bekend dat er een (groot) verschil kan zitten tussen het daadwerkelijke bouwjaar en de DET. Van [handelsnaam] mocht dus worden verwacht dat hij het chassisnummer na had gekeken. Bovendien had [handelsnaam] als professioneel verkoper moeten zien en weten dat het model dat hij aanprees niet het model was dat hij te koop aanbood. Dat had hem moeten bewegen de nodige verdere informatie in te winnen. [handelsnaam] heeft bij de mondelinge behandeling tenslotte toegelicht dat hij de Lexus had gekocht van zijn buurman, eigenaar van een schadeherstelbedrijf, die kennelijk meer informatie had over de Lexus, zoals de route die de Lexus heeft afgelegd (vanuit Japan via Zwitserland) voordat deze in Nederland is geregistreerd. Het was [handelsnaam] dus bekend dat de Lexus een importauto was en ook dat maakt naar het oordeel van de kantonrechter dat van [handelsnaam] , die naar eigen zeggen al 60 jaar professioneel autoverkoper is, verwacht had mogen worden dat hij de juistheid van het bouwjaar was nagegaan voordat hij adverteerde met een type Lexus van (en onder vermelding van) ‘bouwjaar’ 2012’. Dat [handelsnaam] [eiser] hierover ook had moeten inlichten volgt uit de overwegingen zoals beschreven onder 3.7 van dit vonnis.
Gevolgen van dwaling
[handelsnaam] moet de koopprijs aan [eiser] terugbetalen
3.11.
Aan alle vereisten voor dwaling in de zin van artikel 6:228 lid 1 sub b BW is voldaan. [eiser] heeft de overeenkomst dus op goede gronden vernietigd op 13 april 2024. Omdat de vernietiging terugwerkende kracht heeft, heeft [eiser] de koopprijs van € 12.500,00 onverschuldigd aan [handelsnaam] betaald (en heeft [handelsnaam] de Lexus onverschuldigd aan [eiser] geleverd). [handelsnaam] moet de koopprijs daarom aan [eiser] terugbetalen (en [eiser] moet de Lexus aan [handelsnaam] teruggeven).
3.12.
[eiser] vordert de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 april 2024. [handelsnaam] heeft dit niet betwist. Deze vordering zal worden toegewezen.
[eiser] hoeft geen gebruiksvergoeding aan [handelsnaam] te betalen
3.13.
[handelsnaam] stelt dat [eiser] een gebruiksvergoeding aan [handelsnaam] moet betalen, aangezien [eiser] de overeenkomst op 13 april 2024 al heeft vernietigd en sindsdien wel in de Lexus is blijven rijden. De kantonrechter gaat hier niet in mee. In geval van vernietiging van een koopovereenkomst wegens dwaling, voorziet de wet niet in een daaraan gekoppelde gebruiksvergoeding. Een gebruiksvergoeding kan wel op zijn plaats zijn als [eiser] een onrechtmatige daad zou hebben gepleegd jegens [handelsnaam] door in de auto te blijven rijden nadat hij op 13 april 2024 de overeenkomst had vernietigd. De kantonrechter is van oordeel dat hiervan geen sprake is. [handelsnaam] heeft destijds namelijk niet in de vernietiging berust en heeft de koopprijs niet aan [eiser] terugbetaald. [eiser] kon dit geld dus ook niet gebruiken om een andere auto te kopen om daarmee naar zijn werk te gaan. Dat [eiser] in de tussentijd de Lexus is blijven gebruiken is naar het oordeel van de kantonrechter daarom niet onrechtmatig. De door [handelsnaam] gevorderde gebruiksvergoeding zal daarom worden afgewezen.
De gevorderde schade wordt afgewezen
3.14.
[eiser] vordert een bedrag van € 1.160,59 aan schade, bestaande uit de kosten voor het laten repareren van de voorbumper die in februari 2024 had losgelaten, en de motorrijtuigenbelasting en verzekeringspremies. [eiser] voert hiertoe aan dat [handelsnaam] jegens [eiser] een onrechtmatige daad heeft gepleegd door het achterhouden van de juiste informatie over het bouwjaar van de Lexus.
3.15.
De kantonrechter kan niet vaststellen dat [handelsnaam] onrechtmatig heeft gehandeld door [eiser] niet te informeren over het verschil van zes jaar tussen de fabricagedatum en de DET. Niet gebleken is namelijk dat [handelsnaam] op basis van beschikbare informatie bewust de verkeerde informatie aan [eiser] heeft verstrekt en daardoor heeft gehandeld in strijd met de maatschappelijk betamende zorgvuldigheid.
3.16.
Het staat bovendien vast dat [eiser] , ondanks de problemen met de versnellingsbak, in de Lexus heeft gereden. De kosten die [eiser] heeft moeten maken voor de motorrijtuigenbelasting en de verzekeringspremies zijn dus daarnaast niet zonder meer aan te merken als schade, omdat [eiser] niet zonder (soortgelijke) kosten te maken aan het verkeer deel had kunnen nemen.
[handelsnaam] moet de buitengerechtelijke incassokosten betalen
3.17.
[eiser] vordert een bedrag van € 1.099,20 aan buitengerechtelijke incassokosten. [eiser] baseert dit bedrag op het bepaalde in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De onderhavige vordering heeft echter geen betrekking op één van de situaties waarin genoemd besluit van toepassing is. De kantonrechter zal de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn daarom toetsen aan de eisen voor dergelijke vorderingen zoals deze zijn geformuleerd in het Rapport BGK-integraal. [eiser] heeft voldoende onderbouwd gesteld dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht en hij hiervoor kosten heeft gemaakt. [handelsnaam] heeft dit niet betwist. De gestelde kosten van € 1.099,20 sluiten aan bij het forfaitaire tarief zoals opgenomen in het rapport Voorwerk II en zullen worden toegewezen.
[handelsnaam] moet de proceskosten betalen
3.18.
[handelsnaam] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Omdat [eiser] heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging, zal [handelsnaam] niet worden veroordeeld tot betaling van de explootkosten en betekeningskosten
.De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- griffierecht
87,00
- salaris gemachtigde
812,00
(2 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
Totaal
1.034,00
3.19.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
Uitvoerbaar bij voorraad
3.20.
De kantonrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is gevorderd. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de kantonrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
verklaart voor recht dat [eiser] de koopovereenkomst met [handelsnaam] met betrekking tot de Lexus heeft vernietigd op grond van dwaling;
4.2.
veroordeelt [handelsnaam] om aan [eiser] een bedrag van € 12.500,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 13 april 2024 tot aan de dag dat het volledige bedrag is betaald;
4.3.
veroordeelt [handelsnaam] om aan [eiser] een bedrag van € 1.099,20 aan buitengerechtelijke incassokosten te betalen;
4.4.
veroordeelt [handelsnaam] in de proceskosten van € 1.034,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe;
4.5.
veroordeelt [handelsnaam] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald;
4.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.7.
wijst al het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.P.M. Straver en in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2025.

Voetnoten

1.Valk & Valk, in:
2.Dit blijkt uit de producties 3a en 18 bij de dagvaarding.
3.https://www.autosloperijen.nl/blog/bouwjaar-van-een-auto-achterhalen.