ECLI:NL:RBMNE:2025:275

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 februari 2025
Publicatiedatum
4 februari 2025
Zaaknummer
16/085195-24 en 21/000312-21 (vord. tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met roekeloos rijgedrag en weigering tot bloedonderzoek

Op 4 februari 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 27 september 2023 betrokken was bij een verkeersongeval in Veenendaal. De verdachte, die niet in het bezit was van een geldig rijbewijs, veroorzaakte een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval door roekeloos rijgedrag. Hij reed met een zeer hoge snelheid, negeerde verkeersregels en verloor de controle over zijn voertuig, wat resulteerde in een frontale botsing met een andere auto. Het slachtoffer, [slachtoffer], liep hierbij zwaar lichamelijk letsel op, waaronder een gebroken vinger en gekneusde ribben. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan overtredingen van de Wegenverkeerswet, waaronder artikel 6 (roekeloosheid) en artikel 5a (gevaarlijk rijgedrag). De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaren. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het niet meewerken aan een bloedonderzoek, omdat er geen gegronde verdenking was dat hij onder invloed van alcohol of drugs reed. De uitspraak benadrukt de ernst van roekeloos rijgedrag in het verkeer en de gevolgen daarvan voor slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/085195-24 en 21/000312-21 (vord. tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 4 februari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1990] in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] in [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 januari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. S. Lanning-Stein en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.A. van Dijk, advocaat in Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en
feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
(primair)
op 27 september 2023 te Veenendaal een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, dan wel
(subsidiair)
zich zo heeft gedragen dat daardoor op de weg gevaar werd veroorzaakt;
feit 2:
(primair)
op 27 september 2023 te Utrecht en/of Amerongen en/of Leersum en/of Elst en/of Rhenen en/of Veenendaal zich met zijn personenauto op de weg zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden en daardoor levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was, dan wel
(subsidiair)
zich zo heeft gedragen dat daardoor op de weg gevaar werd veroorzaakt;
feit 3:
op 27 september 2023 te Veenendaal een verkeersongeval heeft veroorzaakt en de plaats van het ongeval heeft verlaten;
feit 4:
op 27 september 2023 te Utrecht en/of Veenendaal geen gevolg heeft gegeven aan het bevel mee te werken aan een bloedonderzoek.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde. De mate van schuld bij dit feit kan volgens de officier van justitie worden gekwalificeerd als roekeloos en het door [slachtoffer] opgelopen letsel (gebroken vinger en gekneusde borstkas/ribben) als zwaar lichamelijk letsel. De officier van justitie heeft bij de kwalificatie gewezen op de overtreden verkeersregels, zoals genoemd in artikel 5a en deze te bezien in samenhang met het onder 2 ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft zich verder op het standpunt gesteld dat ook de onder feit 3 (verlaten van de plaats van het ongeval) en 4 (weigeren meewerken bloedonderzoek) ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat het door [slachtoffer] opgelopen letsel niet kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel en zij heeft dan ook verzocht verdachte van dat strafverzwarende onderdeel vrij te spreken. De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot de bewezenverklaring van alle overige ten laste gelegde feiten en onderdelen daarvan gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak ten aanzien van feit 4
Op grond van het bepaalde in artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994 kan  voor zover hier van belang  degene tegen wie een verdenking is gerezen als bestuurder te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van die wet (rijden onder invloed van alcohol) door de opsporingsambtenaar worden bevolen medewerking te verlenen aan een ademanalyse. In het geval dit niet heeft geleid tot een voltooid ademonderzoek, of indien het vermoeden bestaat dat de verdachte onder invloed is van een of meer middelen of een combinatie daarvan met alcohol, kan de opsporingsambtenaar vragen of verdachte zijn toestemming geeft tot het verrichten van een bloedonderzoek. Als die toestemming niet wordt gegeven kan de (hulp)officier van justitie verdachte vervolgens bevelen zich te onderwerpen aan een dergelijk onderzoek. Het weigeren van dat bevel levert een misdrijf op, zoals ten laste is gelegd onder feit 4 en het weigeren van dat bevel maakt ook een strafverzwarend onderdeel uit in het onder feit 1 ten laste gelegde.
Uit de hierna weergegeven overwegingen, bewezenverklaring en het dossier volgt  kort gezegd  dat verdachte na roekeloos rijgedrag frontaal in botsing is gekomen met een andere auto. Na deze botsing is verdachte weggerend en vervolgens is hij door de achtervolgende politie aangehouden. Aan verdachte is achtereenvolgens gevorderd mee te werken aan een voorlopig onderzoek (blazen) en een speekseltest. Medewerking aan deze controlemiddelen is door verdachte geweigerd. Het niet meewerken aan deze controlemiddelen levert een overtreding op en voor het niet meewerken aan de speekseltest is een aankondiging van beschikking opgemaakt.
Na voornoemde weigering is verdachte gevraagd zijn medewerking te verlenen aan een bloedonderzoek wat door verdachte is geweigerd. Nadat de hulpofficier van justitie hem medewerking aan dit onderzoek had bevolen heeft verdachte ook geweigerd daaraan mee te werken.
In een aanvullend (correctie)proces-verbaal is uitdrukkelijk vermeld dat geen uiterlijke kenmerken bij verdachte zijn waargenomen die wijzen op het gebruik van verdovende middelen of een andere stof in combinatie met alcohol. Omdat een verdenking van rijden onder invloed niet is gebaseerd op de waarneming van verbalisanten en evenmin is gebleken dat een dergelijke verdenking is ontstaan op andere wijze, had het bevel tot medewerking aan het onderzoek niet aan hem gegeven mogen worden. De rechtbank leest de tenlastelegging zo dat met ‘het aan hem gegeven bevel’ een bevel krachtens wettelijke voorschrift wordt bedoeld. Verdachte zal daarom van het onder 4 ten laste gelegde, en voor zover het onder 1 ten laste gelegde daarop ziet, worden vrijgesproken.
4.3.2
Bewijsmiddelen en overwegingen ten aanzien van feiten 1, 2 en 3
Bewijsmiddelen
Verdachte heeft bekend dat hij de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd, zoals die hieronder bewezen zijn verklaard. Door de verdediging is met uitzondering van de kwalificatie zwaar lichamelijk letsel ook niet om vrijspraak van die feiten gevraagd. In die situatie hoeft de rechtbank niet de inhoud van de bewijsmiddelen op te schrijven. De rechtbank noemt daarom alleen de door haar gebruikte bewijsmiddelen [1] :
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd op de terechtzitting van 21 januari 2025;
- de bevindingen van [verbalisant 1] ; [2]
- de bevindingen van [verbalisant 2] en [verbalisant 3] ; [3]
- de bevindingen van [verbalisant 4] ; [4]
- de bevindingen van [verbalisant 5] ; [5]
- de bevindingen van [verbalisant 6] ; [6]
- de bevindingen van [verbalisant 7] en [verbalisant 8] ; [7]
- de bevindingen van [verbalisant 9] ; [8]
- de bevindingen van [verbalisant 10] ; [9]
- de aangifte van [slachtoffer] ; [10]
- de medische gegevens van [slachtoffer] ; [11]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen bevatten de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden, waarbij ieder bewijsmiddel – ook in onderdelen – slechts gebruikt is voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Overwegingen
De rechtbank is van oordeel dat de feitelijke gedragingen van verdachte, zoals deze volgen uit de bewijsmiddelen, de conclusie rechtvaardigen dat verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval en aan gevaarlijk rijgedrag in de zin van artikel 6 en artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994. Dit is ook niet door verdachte betwist. Zowel ten aanzien van deze feitelijke gedragingen als ten aanzien van de mate van schuld is geen verweer gevoerd. Voor de leesbaarheid van dit vonnis zal de rechtbank hier wel enkele overwegingen over opnemen.
Feit 1: verkeersongeval
De mate van schuld (roekeloosheid)
De vraag die de rechtbank allereerst moet beantwoorden is of de schuld van verdachte ook is aan te merken als roekeloosheid, zijnde de zwaarste gradatie van schuld. Van roekeloosheid als bedoeld in artikel 6 in samenhang met artikel 175, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 is in elk geval sprake als het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, kan worden aangemerkt. Die bepaling beschrijft – niet uitputtend – een reeks verkeersgedragingen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een van die gedragingen, namelijk het overschrijden van de maximumsnelheid. Er was sprake van een zeer forse overschrijding: de indicatieve snelheid van de door de verdachte bestuurde auto was kort voor het ongeval 198 kilometer per uur op het moment dat hij de bebouwde kom kwam binnenrijden. Verdachte heeft zijn auto vervolgens bij het binnenrijden van de bebouwde kom in een chicane (kunstmatige bocht in de weg) niet onder controle kunnen houden en is na het schampen van de middengeleider en een verkeerszuil op de weghelft voor het tegemoetkomend verkeer terechtgekomen. Op die weghelft is hij frontaal in botsing gekomen met de door [slachtoffer] bestuurde auto.
Naar het oordeel van de rechtbank is sprake geweest van ernstig verkeersgevaarlijk gedrag in de zin van artikel 5a van de Wegenverkeerswet, waarbij levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was.
De rechtbank moet vervolgens ook de vraag worden beantwoorden of verdachte de verkeersregels opzettelijk heeft geschonden. Naar het oordeel van de rechtbank was dat het geval. De overschrijding van de maximumsnelheid was dermate groot en op een plek waar een kunstmatige bocht in de weg was aangelegd juist om weggebruikers te doen laten afremmen, dat die gedraging naar haar uiterlijke verschijningsvorm gericht was op opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels. Daarbij komt dat verdachte heeft verklaard dat hij op de vlucht was voor de politie. Zijn rijgedrag moet dus ook in die context worden gezien. Hiermee is de opzettelijke ernstige schending gegeven.
Om vast te stellen dat gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen te duchten was, moet het gevaar ten tijde van het handelen naar algemene ervaringsregels voorzienbaar zijn geweest. In zijn algemeenheid acht de rechtbank het voorzienbaar dat door het verkeersgedrag dat verdachte heeft laten zien een gevaarlijke verkeerssituatie kan ontstaan. Bovendien is in dit geval het vastgestelde gevaarlijke verkeersgedrag ook uitgemond in een ernstig verkeersongeval.
Letsel van [slachtoffer]
Het letsel (gebroken vinger en gekneusde ribben/borstkas) dat [slachtoffer] als gevolg van het ongeval heeft opgelopen kwalificeert de rechtbank – anders dan de officier van justitie – niet als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank zal verdachte van dat onderdeel dan ook vrijspreken. Hierbij heeft de rechtbank betrokken dat het medisch ingrijpen beperkt is geweest tot het laten gipsen van de vinger en er geen sprake is geweest van een operatie of ander medisch ingrijpen. In een verhoor van bijna een jaar na de pleegdatum heeft mevrouw [slachtoffer] weliswaar gesproken over een lopende behandeling, maar enige onderbouwing daarvan ontbreekt. Het opgelopen letsel van [slachtoffer] valt naar het oordeel van de rechtbank onder zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden ontstaat.
Feit 2: gevaarlijk rijgedrag
De hiervoor beschreven overschrijding van de maximumsnelheid kort voor het ongeval is bij feit 2 eveneens ten laste gelegd als gevaarlijk rijgedrag in de zin van artikel 5a van de Wegenverkeerswet. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat daarvan sprake was ten aanzien van deze gedraging
Verdachte heeft zich daarvóór verder schuldig gemaakt aan het (driemaal) negeren van een rood kruis, het met zeer hoge snelheid passeren en inhalen van andere voertuigen en het niet opvolgen van een verkeersaanwijzing van de politie. Ook dat zijn gedragingen die worden genoemd in artikel 5a van de Wegenverkeerswet.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn ook deze gedragingen in samenhang bezien naar hun uiterlijke verschijningsvorm gericht op opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels. Zo werd onder meer op de rijksweg A12 een snelheid waargenomen van rond de 250 km/u en in de bebouwde kom van Els een snelheid van 160 km/u, terwijl daar een maximumsnelheid gold van 30 km/u. Voor al deze gedragingen geldt dat er voor verdachte meerdere momenten zijn geweest waarop hij een andere keuze had kunnen en moeten maken. Daar komt nog bij dat verdachte heeft verklaard dat hij uit handen van de politie wilde blijven en dat hij daarom op dergelijke wijze zijn auto heeft bestuurd. Hiermee is ook bij deze gedragingen de opzettelijke schending gegeven.
Conclusie
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat de gedragingen van verdachte zijn aan te merken zijn als gedragingen zoals genoemd in artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994, en waarbij door de snelheidsoverschrijding een aan verdachte te wijten verkeersongeval is ontstaan. De rechtbank merkt de mate van schuld die verdachte hieraan heeft aan als roekeloosheid.
De rechtbank acht, gelet op de gebruikte bewijsmiddelen, het onder 16/159235-24 feit 1 primair en feit 2 primair en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigen bewezen, zoals dat hieronder in rubriek 5 is weergegeven.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1 primair
op 27 september 2023, te Veenendaal, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, daarmede rijdende over de weg, de Rondweg-West, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloosheid,
- terwijl hij, verdachte, niet in het bezit was van een geldig rijbewijs en- bij het binnenrijden van de bebouwde kom met een zeer hoge snelheid, en- met onverminderde snelheid een chicane, kunstmatige bocht in een weg, tenaderen en- vervolgens de controle over zijn, verdachtes, voertuig te verliezen en- daarbij een middengeleider en een verkeerszuil te schampen en- vervolgens met zijn, verdachtes, motorrijtuig op hetweggedeelte van het tegemoetkomend verkeer terecht te komen en tegen een opdat weggedeelte tegemoetkomend motorrijtuig ,te weten een personenauto, te botsen,waardoor [slachtoffer] zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
2 primair
op 27 september 2023, te Utrecht en Amerongen en Leersum en Elst en Rhenen en Veenendaal, als bestuurder van een voertuig, personenauto, daarmee rijdende op de weg, de Rijksweg A12 en de Veenendaalsestraatweg (N416) en de N225 en deCuneraweg en de Rondweg-West, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat deverkeersregels in ernstige mate werden geschonden door,- nadat hem, verdachte, door verbalisanten, door middel van het verlichtetransparant aan de voorzijde van het dienstvoertuigen met daarop afwisselendde tekst “Stop” en “Politie”, een stopteken was gegeven dit stopteken te negerenen is blijven negeren, terwijl dit stopteken duidelijk zichtbaar voor hem,verdachte, was en- vervolgens vanaf de uitvoegstrook weer de hoofdrijbaan van de Rijksweg A12op te rijden en daarbij over een puntstuk te rijden en- gedurende een langere periode met zeer hoge snelheden, te wetentelkens een indicatieve snelheid gelegen tussen 130 kilometer per uur en 250kilometer per uur en- met voornoemde hoge snelheden meermalen een rood kruis, op de Rijksweg A12, te negeren en- met voornoemde hoge snelheden meerdere motorijtuigen in te halen envoorbij te rijden en- met hoge snelheden door de bebouwde kom te rijden en- bij het binnenrijden van de bebouwde kom van Veenendaal met een zeer hogesnelheid, te rijden en- met onverminderde snelheid een chicane, kunstmatige bocht in een weg, tenaderen en- vervolgens de controle over zijn, verdachtes, voertuig te verliezen en- daarbij een middengeleider en een verkeerszuil te schampen en- vervolgens met zijn, verdachtes, motorrijtuig op hetweggedeelte van het tegemoetkomend verkeer terecht te komen en tegen opdat weggedeelte tegemoetkomend motorrijtuig, te weten eenpersonenauto te botsen en, door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een anderen te duchten was.
3.
als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welkegedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welkverkeersongeval had plaatsgevonden in Veenendaal op de Rondweg-West, op 27 september 2023, de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongevalheeft verlaten, terwijl- bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander, teweten [slachtoffer] , letsel en schade was toegebracht en- daardoor, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, een ander, te weten[slachtoffer] , aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werdachtergelaten.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 primair, 2 primair en 3 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het
onder 1 primairbewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat uit roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Het
onder 2 primairbewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994.
Het
onder 3bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 10 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (hierna: OBM) voor de duur van 2 jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht aan verdachte een taakstraf op te leggen, eventueel in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf. Verder heeft de raadsvrouw verzocht geen onvoorwaardelijke OBM op te leggen omdat het behouden van het rijbewijs verdachte meer mogelijkheden geeft, bijvoorbeeld op het gebied van werk.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf/maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
De door verdachte bestuurde Masarati was bij een zogenaamde kentekenplaatcontrole (ANPR-hit) opgevallen omdat deze als gestolen geregistreerd stond. De politie wilde daarom een controle uitvoeren heeft verdachte daarvoor een stopteken gegeven. Het door de politie gegeven stopteken werd door verdachte genegeerd en verdachte is op de vlucht geslagen. Tijdens deze vlucht heeft verdachte als automobilist onaanvaardbare risico’s genomen voor de verkeersveiligheid van hemzelf en zijn medeweggebruikers. Zo heeft hij snelheden bereikt van rond de 250 km/u (op de autosnelweg), 160 km/u (binnen de bebouwde kom) en heeft hij driemaal een rood kruis genegeerd. Dit alles terwijl het rijbewijs van verdachte al geruime tijd ongeldig was verklaard en hij ook wist dat dat hij geen personenauto mocht besturen.
De vlucht van verdachte is uiteindelijk tot stoppen gekomen doordat hij kort nadat hij met veel te hoge snelheid de bebouwde kom van Veenendaal was ingereden in een chicane de macht over het stuur verloor. Hierdoor is hij na het schampen van de middengeleider en een verkeerszuil op de weghelft voor het tegemoetkomend verkeer terechtgekomen. Op deze weghelft is hij frontaal in botsing gekomen met de door mevrouw [slachtoffer] bestuurde personenauto. Na deze botsing heeft verdachte zich geenszins om haar bekommerd, maar de plaats van het ongeval onmiddellijk verlaten om ten koste van alles uit handen van de politie te blijven.
Als gevolg van het roekeloze rijgedrag van verdachte heeft mevrouw [slachtoffer] een gebroken vinger en gekneusde ribben en borstbeen opgelopen. Naast het lichamelijke letsel en de hinder die zij daarvan ondervonden heeft kon het slachtoffer de mantelzorgtaken voor haar ouders door het opgelopen letsel en het gemis van haar auto niet meer (volledig) uitvoeren. Wrang is dat haar vader enkele maanden na het ongeval is overleden en zij (een deel van) die laatste kostbare tijd door toedoen van verdachte heeft moeten missen.
Hoewel de gevolgen voor mevrouw [slachtoffer] ernstig zijn geweest en de rechtbank dit verdachte zeer kwalijk neemt is er weinig verbeeldingskracht voor nodig om te begrijpen dat het roekeloze rijgedrag van verdachte nog veel ernstiger had kunnen aflopen. Dat dit niet is gebeurd, is geenszins aan verdachte te danken.
Persoon van verdachte
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie (strafblad) van 17 december 2024 is gebleken dat verdachte op 7 september 2022 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is veroordeeld voor het meermalen onder invloed besturen van een motorrijtuig. Aan hem is toen een forse (deels) voorwaardelijke geldboete en een voorwaardelijke OBM van 6 maanden opgelegd. Aan deze voorwaardelijke straf en maatregel was een proeftijd van 2 jaren verbonden. Verder is gebleken dat verdachte op 20 juni 2022 door de kantonrechter is veroordeeld voor gevaarzettend rijgedrag en op 30 juli 2019 door de politierechter is veroordeeld voor het besturen van een motorrijtuig, terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Al deze onherroepelijke vonnissen ter zake verkeersfeiten en de daaruit voortvloeiende straffen en maatregelen (OBM) en zelfs een lopende proeftijd hebben verdachte er niet van weerhouden zich schuldig te maken aan de bewezen verklaarde grove verkeersmisdrijven.
Het strafblad van verdachte zal in strafverzwarende zin worden meegewogen.
Op de terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij momenteel dakloos is, dat hij geen werk heeft en dat het opgegeven adres een zogenaamd postadres betreft. Verdachte heeft zijn rijbewijs recent weer ontvangen en dat biedt volgens hem mogelijkheden voor de toekomst.
Strafkader
Voor het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Hierin is voor een overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 waarbij sprake is van een zeer hoge mate van schuld en lichamelijk letsel bij het slachtoffer, een gevangenisstraf van 2 maanden en een OBM voor de duur van 1 jaren als uitgangspunt genomen. Daarbij merkt de rechtbank op dat ‘roekeloosheid’ de zwaarste vorm van schuld is en dat daarom, zoals het LOVS ook in de toelichting schrijft, het in de rede ligt om in zaken waarin de schuld bestaat in roekeloosheid hogere straffen tot uitgangspunt te nemen dan die in de oriëntatiepunten zijn vermeld voor ‘zeer hoge mate van schuld’. De rechtbank heeft ook kennisgenomen van straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Naast het strafblad van verdachte neemt de rechtbank ook in strafverzwarende zin mee dat het roekeloze rijgedag van verdachte niet heeft bestaan uit een of enkele momenten voorafgaand aan het ongeval, maar dat de periode waarbij verdachte koste wat koste uit handen van de politie wilde blijven ongeveer 20 minuten heeft geduurd. In die tijd heeft verdachte met zijn roekeloze gedragingen de verkeersveiligheid op diverse plaatsen en in diverse gemeenten, waaronder ook binnen de bebouwde kom, op ernstige wijze in gevaar gebracht. De veiligheid was dermate in het geding dat de achtervolgende politieauto’s hun achtervolging op momenten hebben afgebroken en om verdachte in het zicht te houden/hebben is zelfs een politiehelikopter ingezet. Aan de veiligheid van andere weggebruikers en aan het welzijn van anderen heeft verdachte zich gedurende die gehele rit kennelijk niets aangetrokken, hetgeen ook volgt uit het feit dat hij zich na de botsing geenszins om mevrouw [slachtoffer] heeft bekommerd. Het enige doel was en bleef om op nietsontziende wijze en ten koste van alles uit handen van de politie te blijven. Volgens verdachte was hij al die tijd in paniek, maar de rechtbank vindt dat hij een andere keuze had kunnen en had moeten maken.
Strafoplegging
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die een (deels) onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Rekening houdend met de ernst van de feiten, de hiervoor genoemde oriëntatiepunten, het strafblad en de overige genoemde strafverzwarende omstandigheden acht de rechtbank een gevangenisstraf van 10 maanden passend en geboden. Om het herhalingsgevaar in de toekomst te verminderen, zal de rechtbank – als zogenaamde stok achter de deur – een gedeelte van 4 maanden in voorwaardelijke zin opleggen. Aan dit voorwaardelijk strafdeel zal een proeftijd van 2 jaren verbonden worden.
Naast de hiervoor genoemde straf zal de rechtbank een onvoorwaardelijke OBM opleggen voor de duur van 2 jaren.
Een taakstraf in combinatie met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf en een voorwaardelijke OBM, zoals bepleit door de raadsvrouw, acht de rechtbank, gelet op de ernst van de feiten geenszins passend.

9.VORDERING TENUITVOERLEGGING

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tot tenuitvoerlegging van eerder voorwaardelijk opgelegde OBM toe te wijzen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen en aangesloten bij wat onder rubriek 8.2 is weergegeven over oplegging van een OBM.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 7 september 2022 (parketnummer 21/000312-21) is verdachte onder meer een voorwaardelijke OBM opgelegd. Aan deze voorwaardelijke OBM, die was opgelegd ter zake het meermalen rijden onder invloed, was een proeftijd van 2 jaren verbonden. Verdachte heeft zich met de bewezen verklaarde (verkeers)feiten binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer gelegd worden.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 5a, 6, 7, 175, 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 4 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 primair, 2 primair en 3 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 10 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een
gedeelte van 4 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 jarenvast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
-
ontzegtverdachte ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaren;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 21/000312-21
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door het hof Arnhem-Leeuwarden bij arrest van 7 september 2022 opgelegde voorwaardelijke
ontzegging de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Edgar, voorzitter, mrs. K. de Meulder en J.P. Verboom, rechters, in tegenwoordigheid van J.J. Veldhuizen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 februari 2025.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij, op of omstreeks 27 september 2023, te Veenendaal, althans in Nederland, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto),
daarmede rijdende over de weg, de Rondweg-West, zich zodanig heeft gedragen dat
een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos,
in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- terwijl hij, verdachte, niet in het bezit was van een geldig rijbewijs en/of
- (bij het binnenrijden van de bebouwde kom) met een (zeer) hoge snelheid, althans
met een (veel) hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van
50 kilometer per uur en/of gelet op de situatie ter plaatse verantwoord was te rijden
en/of
- met onverminderde snelheid een chicane (kunstmatige bocht in een weg) te
naderen en/of
- (vervolgens) de controle over zijn, verdachtes, voertuig te verliezen, althans zijn,
verdachtes, voertuig niet, althans niet in voldoende mate onder controle te houden
en/of
- (daarbij) een middengeleider en/of een verkeerszuil te schampen en/of
- (vervolgens) met zijn, verdachtes, motorrijtuig geheel of gedeeltelijk op het
weggedeelte van het tegemoetkomend verkeer terecht te komen en/of op/tegen op
dat weggedeelte tegemoetkomend/naderend motorrijtuig (te weten een
personenauto) te botsen en/of aan te rijden,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een
gebroken vinger en/of een gekneusde borstkas/ribben, of zodanig lichamelijk letsel
werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van
de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand
als bedoeld in artikel 8, eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid van de
Wegenverkeerswet 1994, dan wel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel
gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, zevende of negende lid van genoemde
wet;
( art 175 lid 3 Wegenverkeerswet 1994, art 6 Wegenverkeerswet 1994 )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 27 september 2023, te Veenendaal, althans in Nederland, als
bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de
Rondweg-West,
- terwijl hij, verdachte, niet in het bezit was van een geldig rijbewijs en/of
- (bij het binnenrijden van de bebouwde kom) met een (zeer) hoge snelheid, althans
met een (veel) hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van
50 kilometer per uur en/of gelet op de situatie ter plaatse verantwoord was heeft
gereden en/of
- met onverminderde snelheid een chicane (kunstmatige bocht in een weg) is
genaderd en/of
- (vervolgens) de controle over zijn, verdachtes, voertuig is verloren, althans zijn,
verdachtes, voertuig niet, althans niet in voldoende mate onder controle heeft
gehouden en/of
- (daarbij) een middengeleider en/of een verkeerszuil heeft geschampt en/of
- (vervolgens) met zijn, verdachtes, motorrijtuig geheel of gedeeltelijk op het
weggedeelte van het tegemoetkomend verkeer terecht is gekomen en/of op/tegen
op dat weggedeelte tegemoetkomend/naderend motorrijtuig (te weten een
personenauto) is gebotst en/of aangereden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )
2.
hij, op of omstreeks 27 september 2023, te Utrecht en/of Amerongen, gemeente
Utrechtse Heuvelrug, en/of Leersum, gemeente Utrechtse Heuvelrug, en/of Elst,
gemeente Rhenen, en/of Rhenen en/of Veenendaal, althans in Nederland, als
bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de
Rijksweg A12 en/of de Veenendaalsestraatweg (N416) en/of de N225 en/of de
Cuneraweg en/of de Rondweg-West, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de
verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door,
- (nadat) hem, verdachte, door verbalisant(en) (door middel van het verlichte
transparant aan de voorzijde van de/het dienstvoertuig(en) met daarop afwisselend
de tekst “Stop” en “Politie”) een stopteken was gegeven dit stopteken te negeren
en/of is blijven negeren, terwijl dit stopteken (duidelijk) zichtbaar voor hem,
verdachte, was, althans (duidelijk) zichtbaar aan hem, verdachte, getoond is en/of
- (vervolgens) vanaf de uitvoegstrook weer de hoofdrijbaan (van de Rijksweg A12)
op te rijden en/of (daarbij) over een puntstuk te rijden en/of
- gedurende een (langere) periode met (een) (zeer) hoge snelhe(i)d(en), te weten
(telkens) een (indicatieve) snelheid gelegen tussen 130 kilometer per uur en 250
kilometer per uur, althans met (telkens) een (veel) hogere snelheid dan de ter
plaatse toegestane maximumsnelheid te rijden en/of
- met (voornoemde) hoge snelhe(i)d(en) meermalen, althans eenmaal een rood
kruis (op de Rijksweg A12) te negeren en/of
- met (voornoemde) hoge snelhe(i)d(en) meerdere motorijtuig(en) in te halen en/of
voorbij te rijden en/of
- met (voornoemde) hoge snelhe(i)d(en) door de bebouwde kom te rijden en/of
- (bij het binnenrijden van de bebouwde kom van Veenendaal) met een (zeer) hoge
snelheid, althans met een (veel) hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane
maximumsnelheid van 50 kilometer per uur en/of gelet op de situatie ter plaatse
verantwoord was te rijden en/of
- met onverminderde snelheid een chicane (kunstmatige bocht in een weg) te
naderen en/of
- (vervolgens) de controle over zijn, verdachtes, voertuig te verliezen, althans zijn,
verdachtes, voertuig niet, althans niet in voldoende mate onder controle te houden
en/of
- (daarbij) een middengeleider en/of een verkeerszuil te schampen en/of
- (vervolgens) met zijn, verdachtes, motorrijtuig geheel of gedeeltelijk op het
weggedeelte van het tegemoetkomend verkeer terecht te komen en/of op/tegen op
dat weggedeelte tegemoetkomend/naderend motorrijtuig (te weten een
personenauto) te botsen en/of aan te rijden,
door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
( art 5a lid 1 Wegenverkeerswet 1994 )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 27 september 2023, te Utrecht en/of Amerongen, gemeente
Utrechtse Heuvelrug, en/of Leersum, gemeente Utrechtse Heuvelrug, en/of Elst,
gemeente Rhenen, en/of Rhenen en/of Veenendaal, althans in Nederland, als
bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de
Rijksweg A12 en/of de Veenendaalsestraatweg (N416) en/of de N225 en/of de
Cuneraweg en/of de Rondweg-West,
- (nadat) hem, verdachte, door verbalisant(en) (door middel van het verlichte
transparant aan de voorzijde van de/het dienstvoertuig(en) met daarop afwisselend
de tekst “Stop” en “Politie”) een stopteken was gegeven dit stopteken heeft
genegeerd en/of is blijven negeren, terwijl dit stopteken (duidelijk) zichtbaar voor
hem, verdachte, was, althans (duidelijk) zichtbaar aan hem, verdachte, getoond is
en/of
- (vervolgens) vanaf de uitvoegstrook weer de hoofdrijbaan (van de Rijksweg A12) is
opgereden en/of (daarbij) over een puntstuk heeft gereden en/of
- gedurende een (langere) periode met (een) (zeer) hoge snelhe(i)d(en), te weten
(telkens) een (indicatieve) snelheid gelegen tussen 130 kilometer per uur en 250
kilometer per uur, althans met (telkens) een (veel) hogere snelheid dan de ter
plaatse toegestane maximumsnelheid heeft gereden en/of
- met (voornoemde) hoge snelhe(i)d(en) meermalen, althans eenmaal een rood
kruis (op de Rijksweg A12) heeft genegeerd en/of
- met (voornoemde) hoge snelhe(i)d(en) meerdere motorijtuig(en) heeft ingehaald
en/of voorbij is gereden en/of
- met (voornoemde) hoge snelhe(i)d(en) door de bebouwde kom heeft gereden
en/of
- (bij het binnenrijden van de bebouwde kom van Veenendaal) met een (zeer) hoge
snelheid, althans met een (veel) hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane
maximumsnelheid van 50 kilometer per uur en/of gelet op de situatie ter plaatse
verantwoord was heeft gereden en/of
- met onverminderde snelheid een chicane (kunstmatige bocht in een weg) is
genaderd en/of
- (vervolgens) de controle over zijn, verdachtes, voertuig is verloren, althans zijn,
verdachtes, voertuig niet, althans niet in voldoende mate onder controle heeft
gehouden en/of
- (daarbij) een middengeleider en/of een verkeerszuil heeft geschampt en/of
- (vervolgens) met zijn, verdachtes, motorrijtuig geheel of gedeeltelijk op het
weggedeelte van het tegemoetkomend verkeer terecht is gekomen en/of op/tegen
op dat weggedeelte tegemoetkomend/naderend motorrijtuig (te weten een
personenauto) is gebotst en/of aangereden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )
3.
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke
gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk
verkeersongeval had plaatsgevonden in Veenendaal op de Rondweg-West, op of
omstreeks 27 september 2023, de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval
heeft verlaten, terwijl
- bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te
weten [slachtoffer] ) letsel en/of schade was toegebracht en/of
- daardoor, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, een ander (te weten
[slachtoffer] ) aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd
achtergelaten;
( art 7 lid 1 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994, art 7 lid 1 ahf/ond b
Wegenverkeerswet 1994, art 7 lid 1 ahf/ond c Wegenverkeerswet 1994 )
4.
hij, op of omstreeks 27 september 2023, te Utrecht en/of Veenendaal, in elk geval in
Nederland, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een
personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet
1994, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een
hulpofficier van justitie of van een daartoe bij regeling van de Minister van
Veiligheid en Justitie aangewezen ambtenaar van politie, zich aan een
bloedonderzoek te onderwerpen en/of geen medewerking daaraan heeft verleend;
( art 163 lid 6 Wegenverkeerswet 1994 )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Midden-Nederland met proces-verbaalnummer PL0900-2023296798, doorgenummerd pagina 1 tot en met 162. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, opgemaakt proces-verbaal. Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344 eerste lid onder 5 van het Wetboek van Strafvordering worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
2.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] , pag. 11.
3.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , pag. 14.
4.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 4] , pag. 22 en 23.
5.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 5] , pag. 43.
6.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 6] , pag. 49.
7.Proces-verbaal verkeersongvalsanalyse, opgemaakt door [verbalisant 7] en [verbalisant 8] , pag. 62 t/m 86.
8.Proces-verbaal van bevindingen (art. 9 WVW 1994) van [verbalisant 9] , pag. 108.
9.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 10] , pag. 158 t/m 162.
10.Proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer] , pag. 125 en 126.
11.Bericht van huisarts [huisarts] d.d. 2 oktober 2023 betreffende [slachtoffer] , pag. 95 en 96.