4.3.3Bewijsmiddelen ten aanzien van het primaire feit (nrs. 12, 13, 15, 16 en 17)
Feit 12
Een proces-verbaal van aangifte door [aangever 1] van 6 december 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 6 december 2024 zat ik in een restaurant in Utrecht. Ineens stond er een mevrouw bij ons aan de tafel, zij duwde een folder voor mijn neus. Ik dacht dat zij aan het bedelen was, dus ik besloot haar te negeren. Ik hoorde dat een medewerker tegen de vrouw zei dat zij het restaurant moest verlaten. Ik zag dat de mevrouw met de medewerker naar de uitgang van het restaurant liep. Ik merkte op dat mijn telefoon weg was. Ik had mijn telefoon namelijk op de tafel liggen waaraan ik zat. Ik dacht dat de mevrouw de folder over mijn telefoon heen hield en deze mee had genomen toen zij weg werd gestuurd door de medewerker van het restaurant. Vervolgens liep ik gelijk het restaurant uit en zag dat de mevrouw nog in de Korte Jansstraat liep. Ik sprak de mevrouw aan en zei alleen: "Telefoon". Ik zag dat de vrouw mijn telefoon aan mij teruggaf. Ik wilde teruglopen naar het restaurant en toen zag ik dat er een politievoertuig de straat inreed. Ik sprak direct de politie aan en vertelde dat een mevrouw met een lange zwarte jas en een bondkraag zojuist mijn telefoon had gestolen. Ik vertelde de politie dat ik had gezien dat zij links de hoek om was gelopen. Dit was de Jansdam te Utrecht.
Een proces-verbaal van 11 december 2024, inhoudende de bekennende verklaring van medeverdachte [medeverdachte] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
O: Je bent op heterdaad aangehouden voor de diefstal van een telefoon in Restaurant ' [restaurant] ' op vrijdag 6 december 2024.
V: Wat wil je daar over verklaren?
A: Ik heb de telefoon meegenomen en daarna teruggegeven.
Feit 13
Een proces-verbaal van aangifte door [aangeefster 1] van 6 december 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Proces-verbaalnummer: PL0900-2024388154-2
Op 6 december 2024 zat ik in een restaurant in Rotterdam. Ik had mijn telefoon met hoesje en pasjes naast mijn bord liggen. Ik zag dat er een vrouw aan onze tafel kwam staan en een soort reiskaart op onze tafel legde. Ik hoorde haar zachtjes zeggen dat ze een euro voor eten wilde. Ik wilde een euro uit mijn tas pakken, omdat ik dacht dat ze deze nodig had. Toen zei ze: "no, no" en ging ze weer weg. Ik zag dat ze de reiskaart opgepakt had en met zich mee nam. Ik zag dat mijn telefoon met hoesje en pasjes niet meer naast mijn bord lag. Ik wist meteen dat die vrouw mijn telefoon had meegenomen. De volgende goederen zijn gestolen:
-IPhone 12 pro max
-Identiteitskaart, kaartnummer: [kaartnummer]
-OV-chipkaart
-Schoolpas
Een proces-verbaal van 11 december 2024, inhoudende de bekennende verklaring van medeverdachte [medeverdachte] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
O: Wij zien op beelden dat jij een meisje aanspreekt die haar telefoon op de tafel heeft liggen.
V: Waarom sprak je haar aan?
A: Ik heb gebedeld. Ik vroeg of ze geld had.Ik legde het papier op haar telefoon. Ik pakte de telefoon en ben ermee naar buiten gelopen.
Een kennisgeving van inbeslagname, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Datum: 10 december 2024
Omstandigheden: goed aangetroffen in inbeslaggenomen voertuig
Merk/type: Apple iPhone
Kleur: Blauw
Bijzonderheden: Zwart beschermhoes, forwenw staat erop met zilverkleurige ‘l’
Een proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik doorzocht de Poolse Skoda Octavia. Op de grond, achter de stoel van de bestuurder zag ik een Nederlands identiteitsbewijs liggen. Ik zag dat het identiteitsbewijs toebehoorde aan [aangeefster 1] , geboren op 5 juli 2008, documentnummer [kaartnummer] .
Feit 15
Een proces-verbaal van aangifte door [aangever 2] van 6 december 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Proces-verbaalnummer: PL1300-2024291724-2
Op 6 december 2024 bevond ik mij in de [naam] te Amsterdam. Mijn telefoon had ik op de tafel neergelegd. Ik zag dat mijn telefoon niet meer op de tafel lag. Ik heb niet gemerkt dat iemand mijn telefoon heeft weggenomen. Kennelijk heeft een voor mij onbekend gebleven persoon mijn telefoon weggenomen. De weggenomen telefoon betreft een gouden iPhone 12 Pro max, IMEI-nummer [IMEI-nummer] .
Een proces-verbaal van 4 februari 2025, inhoudende de bekennende verklaring van medeverdachte [medeverdachte] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:V: Hoe kan het dat in de auto waarin jij bent aangetroffen ook die telefoon [
de rechtbank begrijpt: de telefoon van aangever [aangever 2]] werd aangetroffen?
A: Ja ik heb hem meegenomen.
Een kennisgeving van inbeslagname, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Datum: 11 december 2024
Omstandigheden: goed aangetroffen in inbeslaggenomen voertuig
Merk/type: iPhone
Kleur: beige
Bijzonderheden: IMEI-nummer [IMEI-nummer] , telefoon heeft een gouden rand
Feit 16
Een proces-verbaal van aangifte door [aangever 3] van 6 december 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Proces-verbaalnummer: PL1300-2024294824-2
Op 6 december 2024 was ik op de [straat] in Amsterdam. Ik had mijn laptop en telefoon op tafel gelegd. Ik zag een vrouw meerdere mensen aanspreken. De vrouw begon tegen mij te praten alleen kon ik haar niet verstaan. Ik zag dat de vrouw en soort flyer in haar handen had. Ik zag dat zij die flyer aan de rechterzijde van mij neerlegde op tafel. Ik zag dat de vrouw de flyer optilde en wegliep. Later kwam ik erachter dat mijn telefoon niet meer op de plek lag waar ik hem had neergelegd. Apple Iphone 13 Pro Max 256GB Blauwkleurig;
IMEI: [IMEI-nummer]
Een proces-verbaal van 11 december 2024, inhoudende de bekennende verklaring van medeverdachte [medeverdachte] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
O: Een andere telefoon uit de auto hebben wij na onderzoek gelinkt aan een diefstal
bij de [naam] , gelegen aan de [adres] te Amsterdam.
V: Wat kun je hier over verklaren?
A: Ja, die heb ik meegenomen.
Feit 17
Een proces-verbaal van aangifte door [aangever 4] namens [benadeelde 3] van 11 december 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Proces-verbaalnummer: PL0900-2024392716-2
Op 6 december 2024 is mijn telefoon gestolen in een restaurant in Utrecht. Een dame kwam om geld vragen in gebrekkig Nederlands. Na herhaaldelijk nee te hebben gezegd bleef ze vragen en wees ze op een formulier. Terwijl ze formulier dichterbij bracht en erop wees, leidde ze mij af en pakte toen mijn telefoon die op de tafel lag. Ze ging gelijk het restaurant uit. Later kwam ik erachter dat mijn telefoon weg was.
Merk/type: Apple 15 Pro
Kleur: blauw
IMEI-nummer: [IMEI-nummer]
Een proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte] van 11 december 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Kan jij vertellen wat daar [
de rechtbank begrijpt: in het restaurant in Utrecht op 6 december 2024] gebeurd was?
A: Ik ben naar binnen gegaan bij het restaurant en ik heb de telefoon gestolen.
Een kennisgeving van inbeslagname, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Datum: 11 december 2024
Omstandigheden: goed aangetroffen in inbeslaggenomen voertuig
Merk/type: Apple iPhone 15
Kleur: Blauw
Bijzonderheden: iPhone met blauwe achterkant in een paarskleurig hoesje
Feiten 12, 13, 15, 16 en 17
Een proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 6 december 2024 in Utrecht werd ik aangesproken door aangever [aangever 1] . Ik hoorde dat [aangever 1] tegen mij zei:
- Die mevrouw met die bondkraag heeft mijn telefoon gestolen;
- ze kwam met briefje bij ons aan de tafel;
- ik heb mijn telefoon wel weer terug;
- ze liep daar de hoek om.
Ik zag dat [aangever 1] wees naar Jansdam. Ik reed de Jansdam in. Ik zag dat er op ongeveer vijfentwintig meter afstand, naast de geparkeerde personenauto's, een personenauto stond. Ik zag dat de remlichten van deze personenauto branden. Ik zag dat er een persoon in de richting van deze personenauto liep. Ik zag dat er maar één persoon in de Jansdam liep.
Ik zag dat de persoon die daar liep een jas met een bondkraag aan had. Ik zag dat de remlichten doofden en de personenauto van mij wegreed. Ik heb een stopteken gegeven. Ik zag dat de personenauto een rode Skoda Octavia was. Ik zag dat de personenauto voorzien was van Pools kenteken [kenteken] . Ik zag dat er een man achter het stuur van de personenauto zat. Ik zag dat de bestuurder een Roemeense identiteitskaart gaf. Ik zag de volgende gegevens op de identiteitskaart stonden: [verdachte] geboren op [2003] in [geboorteplaats] Roemenië.Naast [verdachte] zat een vrouw. Ik zag dat de vrouw een donkerkleurige jas met een bondkraag aan had. Ik zag dat de vrouw een Roemeens paspoort overhandigde. Ik zag dat op het paspoort stond: [medeverdachte] geboren op [2001] in [geboorteplaats] te Roemenië.
Een proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:Ik maakte de achterbank open door de klemmetjes van de bekleding los te maken. Ik zag dat zich tussen het schuim van de achterbank en het metalen frame meerdere pakketjes bevonden die waren verpakt in aluminiumfolie. Ik constateerde dat het vijf pakketjes betrof. Daarna opende ik het rechter achterportier en zag dat de bekleding aan deze zijde reeds los hing. Bij controle bleek dat in alle vijf de pakketjes mobiele telefoons zaten.
Een proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Nadat wij de aangetroffen mobiele telefoons inbeslaggenomen hadden, deden wij
onderzoek en koppelden wij ze aan een bijbehorende aangifte:
Kennisgeving van inbeslagname: Iphone PL0900-2024388154-4
Aangifte: PL0900-2024388154-2
Kennisgeving van inbeslagname: Iphone PL0900-2024388002-23
Aangifte: PL1300-2024291724-2
Kennisgeving van inbeslagname: Iphone PL0900-2024338002-21
Aangifte: PL1300-2024294824-2
Kennisgeving van inbeslagname: Iphone PL0900-2024388002-22
Aangifte: PL0900-2024392716-2
Een proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Tijdens de aanhouding is er bij verdachte een mobiele telefoon inbeslaggenomen. Tijdens onderzoek aan deze telefoon bleken er twee telefoonnummers aan gekoppeld te zijn: [telefoonnummer] en [telefoonnummer] .
PL0900-2024388154
Plaats delict: [adres] Rotterdam
Pleegdatum/tijd: Vrijdag 6 december 2024 tussen 17:00 uur en 18:00 uur
Ik zag in de historische communicatie dat het telefoonnummer [telefoonnummer] de GSM mast op de Schouwburgplein 56 te Rotterdam aanstraalde op 6 december 2024 om 16:21 uur, 16:39 uur, 16:56 uur en 17:03 uur. Deze gsm-mast bevindt zich op een afstand van ongeveer 130 meter hemelsbreed van het plaats delict.
PL0900-2024392716
Plaats delict: [adres] Utrecht
Pleegdatum/tijd: Vrijdag 6 december 2024 tussen 19:00 uur en 19:30 uur
Ik zag in de historische communicatie dat het telefoonnummer [telefoonnummer] de GSM mast op de Hamburgerstraat 28 te Utrecht aanstraalde op 6 december 2024 om 18:02 uur. Deze gsm-mast bevindt zich op een afstand van ongeveer 600 meter hemelsbreed van het plaats delict.
PL0900-2024388002
Plaats delict: [adres] Utrecht
Pleegdatum/tijd: Vrijdag 6 december 2024 tussen 19:29 uur en 20:48 uur
Ik zag in de historische communicatie staan dat het telefoonnummer [telefoonnummer] de GSM mast op de Hamburgerstraat 28 te Utrecht aanstraalde op 6 december 2024 om 18:02 uur. Deze gsm-mast bevindt zich op een afstand van ongeveer 420 meter hemelsbreed van het plaats delict.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik op 6 december 2024 met een auto op parkeerplaatsen in verschillende steden op haar [
de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte]] stond te wachten. Ik was haar chauffeur en kreeg daar een vergoeding voor.
Een proces-verbaal van het verhoor van verdachte bij de politie, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het was de bedoeling dat zij een telefoon ging stelen maar wij zijn gepakt en die heeft zij hem weer teruggegeven.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
4.3.4Bewijsoverwegingen ten aanzien van het primaire feit (nrs. 12, 13, 15, 16 en 17)
Opzet
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat het opzet niet kan worden bewezen. Uit de verklaringen van verdachte en de medeverdachte blijkt dat de medeverdachte de diefstallen alleen heeft gepleegd, dat verdachte enkel haar chauffeur was, dat hij niet wist waar zij zich mee bezighield als ze buiten de auto was en zich niet bewust was van de inhoud van de auto waarin zij reden, aldus de raadsman. De rechtbank overweegt als volgt.
Verdachte is op 6 december 2024 samen met de medeverdachte aangehouden in een auto met daarin een verborgen ruimte waarin vijf telefoons zijn aangetroffen. Deze telefoons zijn diezelfde dag weggenomen bij verschillende horecagelegenheden in Amsterdam, Rotterdam en Utrecht en de medeverdachte heeft bekend dat zij degene is geweest die de betreffende telefoons heeft gestolen. De telefoons waren gewikkeld in aluminiumfolie en verstopt in de schuimrubberen vulling van de achterbank van de auto. Deze verborgen ruimte bevond zich achter de bestuurdersstoel en kon alleen worden bereikt door de achterbank van de auto naar voren te klappen en klemmetjes op de bekleding los te maken. Gelet op dit laatste vindt de rechtbank het niet geloofwaardig dat verdachte niets van de verborgen ruimte in de auto afwist. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders dan dat verdachte wist dat zich in de auto waarin hij reed een verborgen ruimte bevond en dat de medeverdachte daarin door haar weggenomen telefoons verstopte. Bij de politie heeft verdachte zelf ook verklaard dat hij op de dag van zijn aanhouding wist dat zijn medeverdachte de bedoeling had om een telefoon te stelen. Verdachte was dus niet alleen de chauffeur van een auto waarin een verborgen ruimte was gemaakt, maar wist ook dat de medeverdachte zich met het stelen van telefoons bezighield. Samen maakten zij op de dag van de aanhouding vanuit België een rondrit langs horecagelegenheden in verschillende Nederlandse steden. De rechtbank concludeert hieruit dat verdachte net als zijn medeverdachte het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft gehad. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Medeplegen
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte als medepleger van de primair onder 12, 13, 15, 16 en 17 ten laste gelegde feiten kan worden aangemerkt. De rechtbank overweegt als volgt.
Medeplegen veronderstelt een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een of meer anderen. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handeling(en) heeft verricht. Ook wanneer het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het geven van inlichtingen, het op de uitkijk staan), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde het volgende af. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij op 6 december 2024 als chauffeur voor de medeverdachte optrad en dat hij op parkeerplaatsen in verschillende steden op haar heeft gewacht. Bij een deel van de op die datum gepleegde diefstallen is een aan verdachte toe te schrijven telefoonnummer ook aangestraald op masten in de buurt van de plaats delict. Over dit gegeven heeft verdachte steeds wisselende en in ieder geval geen aannemelijke verklaring afgelegd. De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte zijn medeverdachte op 6 december 2024 naar verschillende stadscentra heeft gereden en in de buurt van horecazaken op haar is blijven wachten. Uit de inhoud van de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte en zijn medeverdachte nauw en bewust met elkaar hebben samengewerkt met als gezamenlijk doel om telefoons te stelen. Het dossier geeft blijk van een duidelijke taakverdeling: nadat (samen) was bepaald waar men heen ging, bracht verdachte de medeverdachte met de auto naar het centrum van een stad, de medeverdachte paste daar in horecazaken een babbeltruc toe, stal op die manier een telefoon en liep vervolgens terug naar de auto waarin verdachte op haar was blijven wachten. Daar werden de telefoons (in aluminiumfolie gewikkeld) verstopt in een verborgen ruimte. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat verdachte een onmisbare schakel in het plegen van de diefstallen geweest. Hij heeft de medeverdachte niet alleen naar de plaatsen delict gebracht, maar haar ook in staat gesteld om de gestolen telefoons veilig te stellen en snel het plaats delict te verlaten, zodat zij daarna op een andere locatie opnieuw konden toeslaan. Hoewel verdachte zelf niet betrokken was bij het daadwerkelijk wegnemen van de telefoons, heeft hij met zijn optreden wel een cruciale rol gespeeld bij zowel de voorbereiding als de afhandeling van de diefstallen. Verdachte heeft hierbij intensief met de medeverdachte samengewerkt en uit niets blijkt dat hij zich op enige manier van haar handelen heeft gedistantieerd. De rechtbank komt tot de slotsom dat de bijdrage van verdachte aan de diefstallen van een zodanig gewicht is dat hij als medepleger van de diefstallen kan worden aangemerkt. De rechtbank acht het primair onder 12, 13, 15, 16 en 17 ten laste gelegde daarmee wettig en overtuigend bewezen.