8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De aard en de ernst van de feiten
Verdachte heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met een groot mes naar [slachtoffer] te zwaaien en te steken. Verdachte heeft daarmee bewust het risico aanvaard dat [slachtoffer] hierdoor zwaar gewond zou kunnen raken. De rechtbank benadrukt dat het ook heel anders had kunnen aflopen, daarbij ook kijkend naar de ernstige en grote verwonding die verdachte zelf heeft opgelopen. Het is bovendien zorgelijk dat verdachte na een geringe aanleiding – een woordenwisseling zo’n 20 minuten eerder met een aantal jongens – op deze wijze de confrontatie is aangegaan. Verdachte is na die woordenwisseling naar huis gegaan om een groot mes te halen en heeft vervolgens deze jongens opgezocht om verhaal te halen omdat hij, zoals hijzelf heeft verklaard, het onacceptabel vond dat hij door deze jongens in ‘zijn wijk’ op deze manier werd benaderd.
Omdat het incident zich op klaarlichte dag voor iedereen zichtbaar heeft afgespeeld, draagt dit bij aan gevoelens van angst en onveiligheid bij de mensen die hiervan getuige zijn geweest en ook bij de maatschappij. Wel merkt de rechtbank op dat verdachte ter zitting heeft gereflecteerd op de situatie en spijt heeft betuigd. Verdachte heeft aangegeven dat hij niet op deze wijze had moeten handelen en graag hulp wil om herhaling te voorkomen. De rechtbank waardeert dit.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het uittreksel uit de justitiële documentatie (het strafblad) van verdachte van 11 december 2024, waaruit blijkt dat verdachte eerder veroordeeld is voor strafbare feiten, waaronder geweldsdelicten.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van het reclasseringsadvies van het Leger des Heils van 8 april 2024 en meer in het bijzonder van het meest recente reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 7 januari 2025. Gezien de aard van de verdenking en de observatie dat verdachte het moeilijk vindt om risicovolle situaties goed in te schatten en daarin de juiste keuzes te maken, adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden. Deze bijzondere voorwaarden zijn: begeleiding door jeugdreclassering, diagnostisch onderzoek/ ambulante behandeling, dagbesteding en het geven van openheid over het sociaal netwerk waarin verdachte verkeert.
Toepassing van het jeugdstrafrecht
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte bestraft moet worden volgens het jeugdstrafrecht, zoals de officier van justitie en de raadsvrouw van verdachte hebben bepleit, of het volwassenenstrafrecht.
Verdachte was tijdens het plegen van de feiten 18 jaar oud. Het uitgangspunt is dan dat het strafrecht voor volwassenen aan de orde is. De rechtbank heeft bij jongvolwassenen van 18 tot 23 jaar echter de mogelijkheid om het jeugdstrafrecht toe te passen. Dat kan de rechtbank doen wanneer de persoon van de verdachte of de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan daar aanleiding voor geven. Het jeugdstrafrecht is specifiek in het leven geroepen voor jongvolwassenen tussen de 18 en 23 jaar, omdat hun hersenfuncties nog niet uitontwikkeld en zij dus (in beginsel) pedagogisch beïnvloedbaar zijn. Het jeugdstrafrecht kan toegepast bij een jongvolwassene die leeftijdsconform functioneert.
In haar rapport van 7 januari 2025 adviseert Reclassering Nederland het jeugdstrafrecht toe te passen. Ook in een eerder rapport van het Leger des Heils van 8 april 2024 wordt dit advies gegeven. Zowel Reclassering Nederland als het Legers des Heils overwegen daarbij dat verdachte mogelijk geïndiceerd wordt als licht verstandelijk beperkt. Mogelijk maakt verdachte daardoor, zeker als hij de situatie niet goed overziet, verkeerde keuzes en heeft hij moeite om zijn eigen gedrag te organiseren. Verdachte steunt bovendien bovengemiddeld voor zijn leeftijd op zijn moeder die veel praktische zaken voor hem regelt.
Gelet op het advies van Reclassering Nederland en het eerdere reclasseringsadvies van het Leger des Heils ziet de rechtbank aanleiding om toepassing te geven aan het jeugdstrafrecht.
De straf
De rechtbank kijkt voor het bepalen van de strafmaat naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. De rechtbank neemt in strafverhogende zin mee dat verdachte eerder geweldsdelicten heeft begaan. De rechtbank houdt er anderzijds rekening mee dat verdachte geen zwaar letsel heeft toegebracht aan [slachtoffer] , maar daartoe een poging heeft gedaan. Bovendien houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte spijt heeft betuigd en de rechtbank duidelijk heeft gemaakt dat hij hulp wil om herhaling te voorkomen.
Gelet op de aard en de ernst van de feiten dient er volgens de rechtbank een flinke straf opgelegd te worden. Nu de rechtbank uitgaat van het jeugdstrafrecht komen pedagogische en recidive beperkende doelstellingen echter op de voorgrond te staan.
Alles overwegende vindt de rechtbank daarom een jeugddetentie van 60 dagen, waarvan 47 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van het voorarrest, op zijn plaats. Aan het voorwaardelijke strafdeel zal de rechtbank, naast de algemene voorwaarden, de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door Reclassering Nederland, met het doel verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Voorlopige hechtenis
Vorenstaande brengt mee dat het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis zal worden opgeheven.