In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 11 juni 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] B.V. en [gedaagde] B.V. over de beëindiging van een huurovereenkomst. Gedaagde verhuurt sinds 2014 kantoorruimte aan de rechtsvoorganger van eiseres. Eiseres wilde de huurovereenkomst opzeggen tegen de einddatum van 31 januari 2024, maar heeft de opzeggingsbrief enkele dagen te laat verstuurd. Gedaagde stelde dat de huurovereenkomst daardoor automatisch voor vijf jaar was verlengd. De kantonrechter oordeelde echter dat het beroep van gedaagde op de contractuele opzegtermijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was, gezien het feit dat het gehuurde al sinds 2019 leegstond en gedaagde hiervan op de hoogte was. De kantonrechter verklaarde dat de huurovereenkomst per 31 januari 2024 was geëindigd en wees de vorderingen van eiseres tot terugbetaling van te veel betaalde huur en servicekosten toe. De vorderingen van gedaagde in reconventie werden afgewezen, omdat deze gebaseerd waren op de onjuiste aanname dat de huurovereenkomst was verlengd. De proceskosten werden toegewezen aan eiseres.