In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar van 18 december 2023 tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag. De rechtbank had eerder, op 1 augustus 2024, een beroep van eiseres gegrond verklaard en verweerder opgedragen om uiterlijk 30 september 2024 een besluit op bezwaar te nemen. Verweerder heeft echter geen besluit genomen, wat aanleiding gaf voor eiseres om opnieuw beroep in te stellen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het nemen van een besluit is verstreken en dat verweerder alsnog een besluit moet nemen. De rechtbank heeft daarbij een termijn van twee weken na verzending van de uitspraak gesteld, maar in bijzondere gevallen kan deze termijn anders worden bepaald. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is geoordeeld dat een nadere beslistermijn van zestig weken na het verstrijken van de wettelijke beslistermijn realistisch is. In dit geval is de wettelijke beslistermijn op 3 juni 2024 verstreken, en de rechtbank heeft bepaald dat verweerder uiterlijk op 28 juli 2025 een besluit op bezwaar moet nemen. Daarnaast heeft de rechtbank een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat verweerder de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft recht op een vergoeding van de proceskosten en het betaalde griffierecht, omdat het beroep gegrond is verklaard.