ECLI:NL:RBMNE:2025:2625

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
28 mei 2025
Zaaknummer
16/011336-24 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het aanwezig hebben en uitvoeren van cocaïne met voorwaardelijk opzet

Op 28 mei 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 8 januari 2024 in Urk en Alphen aan den Rijn samen met anderen opzettelijk 9979,45 gram cocaïne aanwezig heeft gehad en deze buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht. De rechtbank oordeelt dat, ondanks het ontbreken van een kennisgeving van inbeslagname, kan worden bewezen dat de in beslag genomen pakketten cocaïne bevatten. De verdachte had voorwaardelijk opzet op het aanwezig hebben van cocaïne en het uitvoeren ervan naar Engeland. De rechtbank legt een gevangenisstraf op van 30 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, om de kans op herhaling te verkleinen, gezien de schuldenproblematiek van de verdachte en zijn sociale netwerk. De zaak is behandeld op de terechtzittingen van 10 juli 2024, 27 november 2024 en de inhoudelijke behandeling op 16 mei 2025. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 48 maanden geëist, maar de rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn gezin en financiële situatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een beperkte rol had in de drugslijn, maar dat hij desondanks verantwoordelijk is voor het faciliteren van de drugshandel.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/011336-24 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 28 mei 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1995] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] te ' [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 10 juli 2024 en 27 november 2024 (pro forma) en de inhoudelijke behandeling op 16 mei 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Mahmoudi en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. T.W. Gijsberts, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:op 8 januari 2024 in Urk en Alphen aan den Rijn samen met anderen opzettelijk 9979,45 gram cocaïne aanwezig heeft gehad;
Feit 2:op 8 januari 2024 in Urk en Alphen aan den Rijn samen met anderen opzettelijk 9979,45 gram cocaïne buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht,
subsidiairten laste gelegd als poging tot het opzettelijk uitvoeren van cocaïne.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 en feit 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair integrale vrijspraak bepleit. Ten eerste omdat bewijs ontbreekt dat de tien verpakkingen die in de lading van verdachte zijn aangetroffen cocaïne bevatten. Ten tweede omdat opzet bij verdachte ontbreekt op zowel het aanwezig hebben van cocaïne als de uitvoer daarvan. Subsidiair heeft de raadsman een strafmaatverweer gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Verdachte heeft tijdens de zitting van 16 mei 2025 onder meer het volgende verklaard,
zakelijk weergegeven:
Op vrijdag 5 januari 2024 heb ik twee pallets knoflook opgehaald in Breda, waarna ik de knoflook heb opgeslagen in een koelcontainer in de loods van mijn bedrijf [bedrijf 1] B.V. in [vestigingsplaats] . Ik moest de verpakkingen stuk voor stuk afstapelen. Dat heb ik met de hand gedaan en daarna heb ik de verpakkingen in de koelcel gezet. Vervolgens heb ik op maandag 8 januari 2024 samen met ‘ kleine ’ de verpakkingen knoflook weer opgestapeld op de pallets en in de vrachtwagen van de transporteur geladen. Daarna hebben we samen nog wat wikkelfolie opgeruimd en zijn we weer vertrokken.
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen met fotobijlage van
19 februari 2024, genummerd 2024008179-2, opgemaakt door [verbalisant 1] ,
brigadier bij politie Eenheid Midden-Nederland;
Op 8 januari 2024 bevond ik mij in uniform gekleed op de [adres] te [plaats] . Ik was hier ter ondersteuning van de Douane in verband met een controle op twee pallets, ingevroren knoflook, met als eindbestemming Engeland. Omstreeks 18.05 uur deelde een ambtenaar van de Douane mij mede dat zij onregelmatigheden hadden aangetroffen in de lading. Hierbij zou het gaan om een afwijking in gewicht en een afwijkend beeld, waargenomen middels een mobiele röntgenscan. Ik zag dat het ging om totaal 10 verpakkingen, omwikkeld met grijs plakband, verpakt in een doorzichtige plasticzak. Ik zag dat er een merkteken op was afgebeeld met hierbij de tekst: LOUIS VUITTON. Ik hoorde dat 4 van de 128 dozen pakketten bevatten, in totaal 10 pakketten. Ik hoorde dat de stof in deze pakketten indicatief getest waren voor de aanwezigheid van cocaïne door een ambtenaar van de Douane. Ik nam deze 10 pakketten met vermoedelijke stoffen genoemd op lijst 1 van de Opiumwet in beslag [2] .
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 6 maart 2024,
genummerd 24008179-5, opgemaakt door [verbalisant 1] , brigadier bij politie Eenheid
Midden-Nederland;
Na de inbeslagname van de 10 verpakkingen met vermoedelijke inhoud, cocaïne. Nam ik
tevens de documenten die bij de pallets aanwezig waren in beslag ter waarheidsvinding.
Vrachtbrief
Ik zag dat het een handgeschreven vrachtbrief betrof met de onderstaande gegevens.
Afzender:
[bedrijf 1] BV.
[adres]
[vestigingsplaats]
Geadresseerde:
[bedrijf 2] LTO
[adres]
[postbus]
Engeland [3]
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen met fotobijlage van
26 februari 2024, genummerd MD2R024008-53, opgemaakt door [verbalisant 2] en [verbalisant 3] ,
werkzaam bij politie Eenheid Midden-Nederland;
Maandag 08 januari 2024 [4]
Ik zag dat om 06:13:43 uur het voertuig met twee inzittenden terugkwam [5] .
Ik zag dat om 08:29:07 uur het genoemde voertuig met twee inzittenden terugkwam met een palletwagen in de achterbak.Ik zag dat om 08:31:26 uur twee personen samen de palletwagen uitladen [6] .
Ik zag om 15:25:26 uur dat een pallet met daarop witte dozen uit de loods wordt gereden [7] .Ik zag om 15:44:56 uur verdachte 1 en 2 een tot een grote prop verfrommeld stuk plastic in een vuilniszak stoppen. Onderdeel van het stuk plastic zijn onder andere twee slierten plastic. Het plastic, inclusief de slierten, is zeer gelijkend op wikkelfolie [8] .Ik zag dat om 15:46:42 de vrachtwagen van [naam] vertrok [9] .
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen met fotobijlage van
9 januari 2024, genummerd 2024008179-10, opgemaakt door [verbalisant 4] ,
inspecteur bij politie Eenheid Midden-Nederland;
Op 9 januari 2024 heb ik en een aantal politieambtenaren het bedrijfspand [adres] te [vestigingsplaats] doorzocht. De verdovende middelen hond Bram gaf indicatie dat er in de container verdovende middelen lagen of hadden gelegen. In de vuilniszakken werd een hoeveelheid gehakte knoflook aangetroffen. Naast knoflook werden er 12 lege doorzichtige plasticzakken aangetroffen met daarop de tekst "gehakte knoflook". Deze zakken kwamen overeen met de zakken die zijn aangetroffen in [plaats] waar de cocaïne in verpakt was [10] .
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 16 januari 2024, genummerd 2024008179-28, opgemaakt door [verbalisant 5] en [verbalisant 6] , respectievelijk hoofdagent en inspecteur bij politie Eenheid Midden-Nederland, met als bijlage de uitslag van het NFI-onderzoek;
Sporendrager
Goednummer : PL0900-2024008179-3278929
SIN : AAQI5199NL
Relatie met SIN : AAQU1173NL
Aantal/eenheid : 10 stuks
Verpakking : Zak plastic
Bijzonderheden : Indicatief getest door douane, positief op cocaïne
Omschrijving : Blokken geperst wit poeder voorzien van "Louis Vuitton" logo
Gewicht netto : 9979,45 gram
Monster A
Spoornummer : PL0900-2024008179-200489
SIN : AAQU1173NL
Relatie met SIN : AAQI5199NL
Wijze veiligstellen : Zak plastic
Plaats veiligstellen : 10 blokken geperst wit poeder netto 9979,45 gram
Bijzonderheden : Indicatief cocaïne (10 bemonsteringen) blokken waren voor zien
van Louis Vuitton logo
Identificerend onderzoek via NFiDENT:
Positief voor cocaïne [11]
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 5 april 2024,
genummerd MD2R024008-109, opgemaakt door [verbalisant 7] , werkzaam bij politie
Eenheid Midden-Nederland;
Bij de aanhouding van verdachte [verdachte] werd bij hem op bed een telefoon aangetroffen en inbeslaggenomen [12] . Uit onderzoek kan worden vastgesteld dat [verdachte] de gebruiker van de telefoon is [13] . Op 7 november 2023 verstuurt [verdachte] een bericht aan [A] . Hierbij bericht hij onder meer dat die jongens gisteren straf hebben gekregen en hard zijn gedouwd. 40, 35, 30 en andere 2 20 maanden. [A] bericht dat ze dan gelijk vastzitten. [verdachte] bevestigde dit en berichtte dat er direct 6 agenten kwamen. [A] reageerde dat ze dan voorlopig klaar zijn. [verdachte] antwoorde met ‘probleem’. Gelet op dit gesprek heb ik onderzoek gedaan naar de jongens die gisteren, lees 6 november 2023, straf hebben gekregen. Hieruit bleek dat drie (3) van de onderstaande vier (4) personen op 6 november 2023 zijn veroordeeld voor de export, handel en bezit van grote hoeveelheden verdovende middelen lijst 2 naar het Verenigd Koninkrijk (ruim 210 kilogram hennep) en Spanje (30 kilogram hennep). Deze export gebeurde middels zogeheten dekladingen, waarbij het zat weggestopt tussen de lading [14] .
Bewijsoverwegingen
Keten van bewijs
De verdediging heeft aangevoerd dat het dossier geen bewijs bevat dat de tien verpakkingen die in de onderschepte lading knoflook zijn aangetroffen ook daadwerkelijk cocaïne bevatten. De indicatieve test van de douane is daarvoor onvoldoende en de in het NFI-rapport genoemde SIN-nummers zijn niet te linken aan de in beslag genomen blokken. Die link zou uit de kennisgeving van inbeslagneming kunnen volgen, echter die ontbreekt in het dossier. Daardoor kan volgens de verdediging niet worden vastgesteld dat de in het laboratorium onderzochte cocaïne afkomstig is uit de door verdachte verzonden dozen knoflook.
De rechtbank stelt vast dat in het dossier een kennisgeving van inbeslagname ontbreekt. De rechtbank is echter van oordeel dat uit de inhoud van de voor het bewijs gebruikte processen-verbaal genoegzaam kan worden opgemaakt dat de pakketten die door de douane zijn aangetroffen en inbeslaggenomen dezelfde zijn als de door het NFI onderzochte pakketten, welke pakketten cocaïne bevatten.
Daarbij heeft de rechtbank acht geslagen op het volgende. In het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 16 januari 2024, genummerd 2024008179-28 [15] wordt beschreven dat het gaat om tien blokken wit poeder verpakt in plastic zakken voorzien van Louis Vuitton logo. Daarbij is als bijzonderheid vermeld ‘indicatief getest door douane, positief op cocaïne’. Deze omschrijving komt volledig overeen met de omschrijving in het proces-verbaal van 19 februari 2024, genummerd 2024008179-2 [16] . Daarin wordt eveneens beschreven dat tien pakketten in beslag zijn genomen waarbij wordt vermeld dat deze stof indicatief is getest door de douane. Als bijlage is aan dit proces-verbaal een foto gevoegd met in plastic verpakte blokken met het Louis Vuitton-logo erop. Daarbij komt nog dat het goednummer van de drugs zoals genoemd in het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen (zijnde PL0900-
2024008179-G3278929 onder meer bestaat uit het nummer van het proces-verbaal waarin de inbeslagname is beschreven (zijnde PL0900-
2024008179-2). Kortom, de rechtbank oordeelt dat buiten redelijke twijfel is dat de cocaïne die door het NFI is onderzocht afkomstig is uit de door de douane onderschepte lading knoflook van verdachte.
Opzet
Voor een veroordeling voor de ten laste gelegde feiten dient wettig en overtuigend bewezen te worden dat verdachte opzet had op het aanwezig hebben van drugs en de uitvoer daarvan. De verdediging heeft aangevoerd dat het opzet bij verdachte ontbrak, ook in voorwaardelijke zin. Verdachte stelt niet te hebben geweten dat een ander, vermoedelijk de persoon die hij ‘ [bijnaam] ’ noemt, cocaïne in de lading knoflook heeft gestopt. Verdachte stelt naïef en goedgelovig te zijn geweest waardoor er misbruik van hem gemaakt kon worden. Dit is volgens de verdediging niet voldoende om (voorwaardelijk) opzet aan te nemen.
​​Opzettelijk handelen is willens en wetens handelen. Handelt de dader met voorwaardelijk opzet, dan zwakt het weten af tot het ten minste bewust aanvaarden van de naar algemene ervaringsregels aanmerkelijke kans dat door zijn handelen een bepaald gevolg zal intreden. Hij moet dus wetenschap hebben van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden. Verder zwakt bij voorwaardelijk opzet het willen af tot voorwaardelijk willen, waarbij de dader bewust de aanmerkelijke kans dat het gevolg intreedt ten tijde van de gedraging op de koop toe neemt.
De rechtbank gaat ervan uit dat de cocaïne in de loods van verdachte tussen de knoflook gestopt is. Er is daar immers een vuilniszak aangetroffen die deels was gevuld met knoflook, wat erop duidt dat er knoflook uit dozen is gehaald, naar alle waarschijnlijkheid om de vrijgekomen ruimte vervolgens te vullen met cocaïne. Er is geen direct bewijs dat verdachte dit heeft gedaan. Uit het dossier blijkt dat er in elk geval één andere persoon nauw betrokken was bij het laden van de knoflook in de vrachtwagen van de vervoerder. Deze persoon, die de rechtbank hierna ‘ [bijnaam] ’ zal noemen, had een sleutel van de loods van verdachte en is er op 8 januari 2024 de hele dag bij geweest toen de knoflook werd geladen. Op de blokken cocaïne zijn bovendien vingerafdrukken aangetroffen die niet van verdachte zijn.
De rechtbank is echter van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte voorwaardelijk opzet had op het aanwezig hebben van cocaïne en om deze vervolgens uit te voeren naar Engeland. Door dit in ieder geval oogluikend toe te staan, heeft verdachte de kans dat deze strafbare feiten werden gepleegd op de koop toegenomen. Daarbij is het volgende van belang.
Op 7 november 2023, twee maanden voor de onderschepping van de lading waar het in deze zaak over gaat, is verdachte er al van op de hoogte dat enkele jongens die hij kent zijn veroordeeld voor het uitvoeren van drugs naar Engeland en dat hen flinke straffen zijn opgelegd. Het ging daar om drugs in dekladingen waarbij de drugs tussen goederen verstopt was. Zeker vanaf dit moment had verdachte alert moeten zijn op de mogelijkheid van cocaïnetransport bij export van goederen. De manier waarop hij contact had met ‘ [bijnaam] ’ was op z’n minst opmerkelijk. Verdachte wist vrijwel niets over deze man; niet hoe hij heette, niet waar hij woonde en niet wat hij in het dagelijks leven deed. Ontmoetingen vonden alleen plaats op parkeerplaatsen. Desondanks werd volgens verdachte vrijwel de volledige exportlijn door ‘ [bijnaam] ’ gerund, terwijl dit alles onder zijn bedrijfsnaam gebeurde. Zo was ‘ [bijnaam] ’ degene die contacten onderhield met afnemers en had verdachte naar eigen zeggen niet eens (zelfstandige) toegang tot het mailadres van zijn eigen bedrijf. Verdachte kreeg bovendien niet direct betaald door de opdrachtgevers, maar altijd via andere wegen, dan wel door andere bedrijven. De rechtbank acht het tot slot ongeloofwaardig dat verdachte de zakken met knoflookresten en verpakkingsplastic in de koelcel niet heeft opgemerkt. Het was verder immers een vrijwel lege loods en verdachte heeft in deze [bijnaam] ruimte samen met ‘ [bijnaam] ’ de verpakkingen weer op de pallets geladen. Al deze omstandigheden bij elkaar maken dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte niet alleen wist dat de kans aanwezig was dat cocaïne via zijn lading werd uitgevoerd, maar hij die kans op dat gevolg ook bewust heeft aanvaard. Hij heeft op geen enkel moment kritische vragen gesteld aan ‘ [bijnaam] ’ of onderzoek gedaan. Integendeel; hij heeft de activiteiten (oogluikend) toegestaan.
De lading knoflook, met daarin de cocaïne, heeft Engeland nooit bereikt, maar doordat de lading aan een transportbedrijf is aangeboden om te worden vervoerd naar Engeland, is deze buiten het grondgebied gebracht als bedoeld in artikel 1 lid 5 Opiumwet.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1:
op 8 januari 2024 te Alphen aan den Rijn tezamen en in vereniging met een of meer anderen
opzettelijk aanwezig heeft gehad 9979,45 gram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 2 primair:
op 8 januari 2024 te Alphen aan den Rijn tezamen en in vereniging met een of meer anderen opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, 9979,45 gram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder feit 1 en feit 2 primair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Voortgezette handeling van:
Feit 1: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
en
Feit 2 primair: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 48 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
Gelet op vergelijkbare gevallen in de jurisprudentie zou een grotendeels voorwaardelijke straf of relatief kortdurende gevangenisstraf als uitgangspunt moeten gelden. Daarbij komen de persoonlijke omstandigheden van verdachte: zijn gezin heeft hem – ook in financiële zin – hard nodig. Het verzoek is daarom om deze omstandigheid in strafmatigende zin mee te wegen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst en omstandigheden van het bewezenverklaarde
Verdachte is schuldig aan het in vereniging uitvoeren van tien kilo cocaïne. Hij heeft hiermee actief meegewerkt aan het in stand houden van een netwerk waarbinnen drugs worden verhandeld. Het is een feit van algemene bekendheid dat met de handel in drugs ook regelmatig tal van andere strafbare feiten gepaard gaat. Dat drugs daarnaast schade teweegbrengen aan de gezondheid van personen behoeft geen betoog. Ook wordt hiermee het handelen in en verkopen van drugs in het buitenland gefaciliteerd, met alle schadelijke neveneffecten van dien. Verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd en zich enkel laten leiden door zijn financiële problemen en financieel gewin.
De persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met het strafblad van
verdachte van 15 mei 2025, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een
soortgelijk feit. Dit weegt de rechtbank in neutrale zin mee.
Uit het rapport van de reclassering van 21 oktober 2024 volgt dat de schulden van verdachte in de periode van de voorlopige hechtenis zijn opgelopen. Het bedrijf van verdachte liep al langere tijd niet goed en ook financieel werd het steeds lastiger. Verdachte vormt een gezin met zijn partner en vier jonge kinderen. Verdachte werkt momenteel als zelfstandig vrachtwagenchauffeur in opdracht van één bedrijf. Sinds enkele maanden staat verdachte onder bewind. De reclassering ziet zijn financiële situatie en zijn sociale contacten als risicofactoren. Omdat de reclassering geen noodzaak ziet om met interventies of toezicht de risico’s in te perken of het gedrag te veranderen, adviseren zij een straf zonder bijzondere voorwaarden. Een gevangenisstraf zou negatieve gevolgen hebben, omdat verdachte dan verwacht zijn nieuwe baan kwijt te raken en dit ook gevolgen zal hebben voor de ingezette bewindvoering.
Strafmaat
Hoewel de rechtbank oog heeft voor de persoonlijke omstandigheden van verdachte en goed begrijpt dat hij thuis een belangrijke taak te vervullen heeft, neemt dit niet weg dat hij zich – door zich in te laten met cocaïnehandel – zelf in deze moeilijkheden heeft gebracht. Verdachte was in november 2023 een gewaarschuwd mens. Hij wist dat op handel in drugs hoge onvoorwaardelijke gevangenisstraffen staan; bekenden van hem zijn toen immers tot maandenlange gevangenisstraffen veroordeeld. De gedachte aan zijn gezin – daar waar hij écht nodig is – had hem op dat moment van deze criminele activiteiten kunnen en moeten weerhouden.
Daar heeft verdachte echter niet voor gekozen. Gelet op de ernst en impact van het bewezenverklaarde is de rechtbank van oordeel dat op deze feiten niet anders kan worden gereageerd dan met een gevangenisstraf van lange duur. De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf acht geslagen op het oriëntatiepunt van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht voor het uitvoeren van tien kilo harddrugs, namelijk een gevangenisstraf van 48 maanden. Verdachte heeft deze tien kilo harddrugs, voordat deze werd uitgevoerd, ook aanwezig gehad.
In strafmatigende zin neemt de rechtbank mee dat het er sterk op lijkt dat verdachte een relatief beperkte rol had in deze drugslijn. Hoewel verdachte door middel van zijn bedrijf het transport volledig heeft gefaciliteerd, was hij hiertoe niet de initiatiefnemer en lijkt het erop dat hij een vrij passieve rol gehad. Als er meer verdachten voor deze feiten terecht zouden staan, zou daarom zijn gedifferentieerd in strafmaat. Het brein en de actieve deelnemer zou in dat geval een hogere straf hebben gekregen dan de facilitator.
Desalniettemin vindt de rechtbank een gevangenisstraf van 30 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk op zijn plaats, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten. Het aanzienlijke voorwaardelijke strafdeel is bedoeld om de kans op herhaling zo veel mogelijk te verkleinen. Gezien de bestaande schuldenproblematiek en het sociale netwerk van verdachte is de stap om nogmaals te proberen snel geld te verdienen namelijk wellicht klein voor verdachte.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Voorlopige hechtenis
De officier van justitie verzoekt de schorsing van de voorlopige hechtenis bij vonnis op te heffen. De raadsman heeft daarop gevraagd om de schorsing van de voorlopige hechtenis niet op te heffen, maar in stand te laten, zodat verdachte een eventueel hoger beroep in vrijheid kan afwachten.
De rechtbank zal het verzoek tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis afwijzen. Een veroordelend vonnis is geen zelfstandige grond voor opheffing van de schorsing. Naar het oordeel van de rechtbank is er in dit geval geen sprake van omstandigheden die opheffing van de schorsing noodzakelijk maken.

9.BESLAG

Standpunten ten aanzien van het beslag
De officier van justitie heeft gevorderd alle in beslag genomen goederen te onttrekken aan het verkeer. De verdediging heeft zich niet uitgelaten over het beslag.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten
- Fles (G3279242)
- Label (G3279342)
- Zak knoflook (G3279327)
- Sigarendoos (G3279343)
- Frisdrank (G3279241)
- Fust (G3279337)
- Groente (G3280370)
- Cocaïne (G3278929)
- Sigarettendoos (G3279324)
- Cocaïne (G3283344)
- Cocaïne (G3283342)
onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. De voorwerpen zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte begane feit aangetroffen.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 36b, 36d, 47 en 56 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2, 10 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 en feit 2 primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder feit 1 en feit 2 primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 1 en feit 2 primair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 30 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 12 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
  • Fles (G3279242)
  • Label (G3279342)
  • Zak knoflook (G3279327)
  • Sigarendoos (G3279343)
  • Frisdrank (G3279241)
  • Fust (G3279337)
  • Groente (G3280370)
  • Cocaine (G3278929)
  • Sigarettendoos (G3279324)
  • Cocaine (G3283344)
  • Cocaine (G3283342).
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. Koorevaar, voorzitter, mrs. N. van Esch en H.C. Piet, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T. Lap, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 mei 2025.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 8 januari 2024 te Urk en/of Alphen aan den Rijn, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk
heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 9979,45 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 8 januari 2024 te Urk en/of Alphen aan den Rijn, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk
buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, ongeveer 9979,45 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 januari 2024 te Urk en/of Alphen aan den Rijn, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland te brengen ongeveer 9979,45 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk:
- met een transportbedrijf contact(en) gelegd en/of onderhouden, en/of
- de lading ter verzending naar een adres in Engeland aangeboden aan een transportbedrijf, en/of
- de lading door een transportbedrijf laten afhalen bij het bedrijfspand van verdachte om deze lading te laten vervoeren naar een adres in Engeland,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 28 maart 2024, genummerd MD2R024008-20, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 420. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 57
3.Pagina 72
4.Pagina 126
5.Pagina 127
6.Pagina 128
7.Pagina 130
8.Pagina 131
9.Pagina 132
10.Pagina 78
11.Pagina 107
12.Pagina 284
13.Pagina 285
14.Pagina 290
15.Pagina 107
16.Pagina 57