Op 30 mei 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een beschikking gegeven in een zaak betreffende de hoofdverblijfplaats van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De aanvraag tot wijziging van de hoofdverblijfplaats is ingediend via de informele rechtsingang op 15 november 2024. De minderjarige, die bij de vader woont, heeft de wens geuit om bij de moeder te gaan wonen. De rechtbank heeft de ouders uitgenodigd om hun mening te geven over deze wens. De kinderrechter heeft de zaak op 15 april 2025 met gesloten deuren behandeld, waarbij de ouders en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat het in het belang van [minderjarige] is om bij de vader te blijven wonen, ondanks haar wens om bij de moeder te gaan wonen. De rechtbank heeft overwogen dat de eerdere beslissing van de rechtbank Overijssel, die de hoofdverblijfplaats bij de vader heeft vastgesteld, niet lichtvaardig is genomen en dat er onvoldoende vertrouwen is dat de moeder het contact met de vader kan waarborgen. De kinderrechter heeft ook geen aanleiding gezien om een bijzondere curator te benoemen, omdat dit de situatie voor [minderjarige] zou kunnen verergeren. De kinderrechter heeft de ouders aangespoord om samen hulpverlening in te schakelen voor [minderjarige] en om samen met school te overleggen over haar behoeften. De beslissing is genomen in het belang van de minderjarige, die rust en duidelijkheid nodig heeft in haar situatie.