ECLI:NL:RBMNE:2025:2607

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
27 mei 2025
Zaaknummer
25/2722
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake woningsluiting na drugsvondst

In deze zaak hebben verzoekers, wonende aan de [adres] in [woonplaats], bezwaar gemaakt tegen de sluiting van hun hoofdwoning door de burgemeester van de gemeente Oudewater. De sluiting volgde op een politieactie op 22 februari 2025, waarbij aanzienlijke hoeveelheden amfetamine en hennep werden aangetroffen. De burgemeester besloot op 16 april 2025 om de hoofdwoning per 29 april 2025 voor drie maanden te sluiten. Verzoekers hebben de voorzieningenrechter gevraagd om dit besluit te schorsen in afwachting van de beslissing op hun bezwaar. De burgemeester stemde in met het uitstellen van de sluiting tot de uitspraak van de voorzieningenrechter.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 14 mei 2025 behandeld, waarbij zowel verzoekers als de gemachtigden van de burgemeester aanwezig waren. In haar beoordeling concludeerde de voorzieningenrechter dat, hoewel er een bevoegdheid tot sluiting bestond vanwege de aangetroffen drugs, de sluiting niet noodzakelijk was voor de bescherming van het woon- en leefklimaat of het herstel van de openbare orde. De voorzieningenrechter oordeelde dat de belangen van verzoekers zwaarder wogen dan die van de burgemeester, vooral omdat de andere gebouwen op het terrein toegankelijk bleven en verzoekers zelf geen betrokkenheid bij de drugs hadden.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek toegewezen en het besluit van de burgemeester geschorst tot twee weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens werd de burgemeester veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan verzoekers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/2722

uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 mei 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] en [verzoekster] , uit [woonplaats] , verzoekers

(gemachtigde: mr. M.P. Harten),
en

De burgemeester van gemeente Oudewater

(gemachtigden: mr. M. Bindels en Z. Baouch).

Inleiding

1. Verzoekers wonen aan de [adres] in [woonplaats] . Op dit perceel staan meerdere gebouwen, onder andere een hoofdwoning, een seniorenwoning waar verzoekers feitelijke wonen en een kattenpension.
2. Op 22 februari 2025 heeft de politie de hoofdwoning doorzocht. Daarbij is 112,20 gram amfetamine, 804,10 gram hennep en een luchtbuks met wapentoebehoren aangetroffen. De burgemeester heeft naar aanleiding hiervan op 16 april 2025 besloten om de hoofdwoning per 29 april 2025 te sluiten voor de duur van drie maanden.
3. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen de sluiting en hebben de voorzieningenrechter gevraagd het besluit te schorsen in afwachting van de te nemen beslissing op bezwaar. De burgemeester heeft ermee ingestemd dat de woning nog niet wordt gesloten, in afwachting van de uitspraak van de voorzieningenrechter.
4. De burgemeester heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
5. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 14 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekers en hun gemachtigde en de gemachtigden van de burgemeester.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Dat betekent de woning niet mag worden gesloten in afwachting van de te nemen beslissing op bezwaar. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Heeft het bezwaar kans van slagen?
7. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of zij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het besluit te schorsen. Om dit te beoordelen beantwoordt zij aan de hand van de gronden van verzoekers of de burgemeester bevoegd is om de woning voor drie maanden te sluiten en of die sluiting in dit geval evenredig is.
8. De voorzieningenrechter oordeelt dat er een bevoegdheid tot sluiting van de hoofdwoning bestaat. Er is een handelshoeveelheid hard- en softdrugs in de hoofdwoning aangetroffen, namelijk 112,20 gram amfetamine en 804,10 gram hennep. Dit is een ruime overschrijding van de gedoogde gebruikershoeveelheid van 0,5 gram voor harddrugs en 5 gram voor softdrugs. Volgens vaste rechtspraak [1] is in dat geval aannemelijk dat die drugs bestemd zijn voor handel. Verzoekers hebben het tegendeel niet aannemelijk gemaakt.
9. Dat betekent evenwel niet dat de burgemeester de hoofdwoning mag sluiten. De voorzieningenrechter is niet gebleken dat een sluiting van de hoofdwoning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en voor het herstel van de openbare orde. Op de zitting is vastgesteld dat de sluiting alleen ziet op de hoofdwoning en dat de andere gebouwen op het terrein van verzoekers openblijven. Ook blijft het mogelijk de hoofdwoning te betreden in verband met elektriciteit en watertoevoer en heeft de burgemeester toegezegd te kijken naar een alternatief biljet om op de deur te plakken. Daarnaast wordt door de burgemeester niet betwist dat verzoekers niets van doen hebben met de drugs en dat zij slachtoffers zijn van de situatie. Verzoekers is namelijk voor langere tijd de toegang ontzegd van (in ieder geval) de hoofdwoning, omdat verzoekers zoon en ex-partner daarin verbleven. Ook hebben verzoekers zelf meldingen gedaan over bepaalde activiteiten op het terrein en onveilige gevoelens. De burgemeester erkent dit, maar vindt een sluiting van drie maanden tegelijkertijd nodig vanwege het signaal dat dit afgeeft en de afschrikwekkende functie. Daarbij hecht de burgemeester vooral ook waarde aan de bescherming die dit verzoekers zelf biedt. Hoewel de voorzieningenrechter dit begrijpt en zij ook heeft gezien dat er meerdere meldingen zijn gedaan over verdachte situaties bij het erf, vindt zij dit toch onvoldoende om een sluiting noodzakelijk te vinden. Doordat alleen het hoofdverblijf wordt gesloten en de rest van het erf en de gebouwen daarop toegankelijk blijven, is het de vraag welk signaal en welk afschrikwekkend effect hier vanuit gaat. Bovendien duiden de recente meldingen niet direct op drugsverkoop en hebben verzoekers zelf gezegd dat zijzelf deels die meldingen hebben gedaan. Dan blijft over de bescherming die een sluiting aan verzoekers zelf biedt. De voorzieningenrechter ziet ook de risico’s die de burgemeester ziet als de hoofdwoning openblijft. Tegelijkertijd geven verzoekers aan dat zij bescherming door een sluiting niet nodig hebben en op andere manier daarin hebben voorzien. Dit biedt dan ook op zichzelf onvoldoende reden om een sluiting noodzakelijk te achten.
10. Kortom: een sluiting van het hoofdverblijf is niet noodzakelijk ter bescherming van het woon- en leefklimaat en voor herstel van de openbare orde. Gelet daarop heeft het bezwaar een redelijke kans van slagen.
Belangenafweging
13. De voorzieningenrechter moet bij een verzoek om een voorlopige voorziening ook altijd nog zelf de belangen afwegen. In dit geval heeft het bezwaar een redelijke kans van slagen. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter wegen de belangen van verzoekers – in dat licht – zwaarder dan de belangen die de burgemeester bij een sluiting heeft.

Conclusie en gevolgen

11. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het besluit van 16 april 2025 aangaande de [adres] in [woonplaats] is geschorst tot twee weken nadat een beslissing op bezwaar bekend is gemaakt. Dat betekent dat de hoofdwoning op dit moment niet mag worden gesloten.
12. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst moet de burgemeester het griffierecht aan verzoekers vergoeden. Ook krijgen verzoekers een vergoeding van hun proceskosten. De burgemeester moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgen verzoekers een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 907,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.814,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het besluit van 16 april 2025 tot twee weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 194,- aan verzoekers moet vergoeden;
- veroordeelt de burgemeester tot betaling van € 1.814,-aan proceskosten aan verzoekers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.A.M. Elzakkers, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N.A.P. Vrijsen, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 28 mei 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912.