ECLI:NL:RBMNE:2025:26

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 januari 2025
Publicatiedatum
8 januari 2025
Zaaknummer
16-342623-23 en 09-039673-22 (vord. tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot woningoverval en afpersing met geweld

Op 8 januari 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2002, die zich schuldig heeft gemaakt aan een eendaadse samenloop van een poging tot woningoverval en een poging tot afpersing, samen met anderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 27 december 2023 in [plaats 1] samen met anderen een poging tot diefstal met geweld heeft gepleegd, waarbij geweld en bedreiging met geweld tegen de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn gebruikt. Daarnaast heeft de verdachte op 3 januari 2024 een wapen en munitie voorhanden gehad. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes jaren, met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn deels toegewezen en deels niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft ook de inbeslaggenomen munitie onttrokken aan het verkeer. De uitspraak is gedaan na een inhoudelijke behandeling op 11 december 2024, waarbij de rechtbank de vordering en standpunten van de officier van justitie en de verdediging heeft gehoord. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd zwaar meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16-342623-23 en 09-039673-22 (vord. tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 8 januari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] (Spanje),
gedetineerd in [verblijfplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 17 april 2024, 1 juli 2024, 24 september 2024, 11 december 2024 en 8 januari 2025. Op 11 december 2024 heeft de inhoudelijke behandeling plaatsgevonden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R.E. Craenen en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. T.J. Roest Crollius, advocaat te Woerden en van hetgeen de benadeelde partij [slachtoffer 1] en haar advocaat mr. N.H.J.M. Linotte, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:op 27 december 2023 in [plaats 1] samen met anderen een poging tot diefstal met geweld en bedreiging heeft gepleegd;
Feit 2:op 27 december 2023 in [plaats 1] samen met anderen een poging tot afpersing heeft gepleegd;
Feit 3:op 3 januari 2024 in [plaats 2] een wapen en munitie voorhanden heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 en feit 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat het onder feit 1 en feit 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen gelet op de bekennende verklaring van verdachte. Ten aanzien van feit 2 is vrijspraak bepleit, omdat verdachte van plan was goederen te stelen en niet om de bewoners te dwingen tot afgifte.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De feiten zoals tenlastegelegd onder feit 1, feit 2 en feit 3 zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft deze feiten bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor de feiten 1 en 3 bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 11 december 2024;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever van 28 december 2023, genummerd MD5R023082, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 452 e.v.;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 31 december 2023, genummerd 2023394388, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 487 e.v.;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagname van 4 januari 2024, proces-verbaalnummer 62, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 629 e.v.;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van categorisering van 3 januari 2024, genummerd PL0900-2023394388, opgemaakt door de politie Den Haag, doorgenummerde pagina 789 e.v.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij de woningoverval ‘moest laten lukken’ en dat hij daarom geweld heeft gebruikt. Hieruit, en uit het feit dat verdachte een vuurwapen bij zich had en de confrontatie met de aangevers opzocht, leidt de rechtbank af dat verdachte ook de bedoeling had om de aangevers te dwingen tot afgifte van goederen en het niet alleen zijn bedoeling was om geld of de kluis weg te nemen. Daarmee acht de rechtbank ook de poging tot afpersing wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1
op 27 december 2023 te [plaats 1] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om uit de woning gelegen aan de [adres] goederen die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging tot diefstal te doen vergezellen van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader
  • zijn/hun hoofd/gelaat had(den) bedekt met een capuchon en/of
  • een zonnebril droeg(en) en/of
  • een geel hesje droeg(en) en/of zich voordeden als medewerkers van de gemeente [.] die voor de CV in die woning moesten zijn
  • onverhoeds achter die [slachtoffer 1] aan die woning is ingelopen en die [slachtoffer 1] meermalen, heeft geslagen op het hoofd met een vuurwapen en die [slachtoffer 1] heeft geschopt tegen het lichaam en
  • dat vuurwapen op die [slachtoffer 1] heeft gericht en
  • dreigend tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat zij haar telefoon moest doen en tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd “ik knal je neer, ik knal je neer!”, althans woorden van gelijke aard of strekking,
  • (buiten) naar die [slachtoffer 2] is gelopen met dat (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) in de hand en/of dat heeft gericht op die [slachtoffer 2] en/of
  • die [slachtoffer 2] heeft geduwd en met die [slachtoffer 2] heeft gevochten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2
op 27 december 2023 te [plaats 1] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van goederen die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] toebehoorden terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader
  • zijn/hun hoofd/gelaat had(den) bedekt met een capuchon en/of
  • een zonnebril droeg(en) en/of
  • een geel hesje droeg(en) en/of zich voordeden als medewerkers van de gemeente [.] die voor de CV in die woning moesten zijn
  • onverhoeds achter die [slachtoffer 1] aan die woning is ingelopen en die [slachtoffer 1] meermalen, heeft geslagen op het hoofd met een vuurwapen en die [slachtoffer 1] heeft geschopt tegen het lichaam en
  • dat vuurwapen op die [slachtoffer 1] heeft gericht en
  • dreigend tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat zij haar telefoon moest doen en tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd “ik knal je neer, ik knal je neer!”, althans woorden van gelijke aard of strekking,
  • (buiten) naar die [slachtoffer 2] is gelopen met dat (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) in de hand en/of dat heeft gericht op die [slachtoffer 2] en/of
  • die [slachtoffer 2] heeft geduwd en met die [slachtoffer 2] heeft gevochten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 3
op 3 januari 2024 te [plaats 2] , een wapen en munitie van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
  • een naar scherpschietend omgebouwd (geladen) alarmrevolver, van het merk BBM, model Olympic 38, kaliber .22 LR, zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver en
  • zes scherpe patronen, merk CCI, kaliber .22 RL, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 en feit 2
De eendaadse samenloop van
poging tot diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
en
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Feit 3
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van zes jaar, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft hij oplegging gevorderd van dadelijk uitvoerbare contact- en locatieverboden met aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] ex artikel 38v Wetboek van Strafrecht.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de duur van de gevangenisstraf beperkt moet blijven. De verdediging heeft geen bezwaar tegen oplegging van de contact- en locatieverboden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
8.3.1
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot een woningoverval. De medeverdachte heeft zich voorgedaan als een medewerker van de gemeente, en verdachte is zonder toestemming het huis binnengegaan en heeft slachtoffer [slachtoffer 1] daar met geweld overmeesterd. Vervolgens heeft hij haar woordelijk bedreigd, met een vuurwapen geslagen, haar heeft geschopt en het vuurwapen op haar gezicht gericht gehouden. Op het moment dat verdachte slachtoffer [slachtoffer 2] hoorde, is verdachte uit het huis gevlucht. Vervolgens heeft er op het erf een worsteling plaatsgevonden tussen verdachte en slachtoffer [slachtoffer 2] . De slachtoffers hebben door de gewelddadige overval lichamelijk en psychisch letsel opgelopen.
Met het plegen van het feit heeft verdachte blijk gegeven geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke integriteit van de slachtoffers, hun veiligheid en hun eigendommen. Een woning hoort een veilige omgeving te zijn. Het is voor slachtoffers zeer beangstigend om in hun woning te worden overvallen met geweld en bedreiging met geweld. Slachtoffers krijgen veelal te maken met psychische gevolgen die nog geruime tijd na het voorval hun leven zullen beïnvloeden. Uit de slachtofferverklaring van [slachtoffer 1] die zij ter terechtzitting heeft voorgedragen, blijkt dat dit ook in deze zaak het geval is. Bovendien veroorzaken zulke feiten ook in de samenleving gevoelens van onveiligheid en onrust. Dit alles rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen met munitie. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie brengt een risico mee voor de veiligheid van personen. Vuurwapenbezit leidt meer dan eens tot vuurwapengebruik, waarbij (willekeurige) slachtoffers kunnen vallen. Het voorhanden hebben van vuurwapens is daarom bijzonder gevaarzettend. Daarnaast veroorzaakt dit gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De rechtbank rekent ook dit verdachte aan.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het uittrekstel van de justitiële documentatie over verdachte van 17 september 2024 waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit en in een proeftijd liep ten tijde van de bewezenverklaarde feiten.
Rapporten
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het Pro Justitia-rapport van 4 juni 2024, opgesteld door [A] (GZ-psycholoog). Hieruit blijkt dat er bij verdachte geen sprake is van een psychische stoornis of van een verstandelijke handicap. Geadviseerd wordt om het volwassenenstrafrecht toe te passen en hem na detentie door middel van reclasseringsbegeleiding te helpen bij praktische zaken en inbedding in de maatschappij.
De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van dit advies en neemt de conclusies over.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 19 juni 2024 opgesteld door [B] (reclasseringswerker). Hieruit blijkt dat het voor de bewezenverklaarde feiten goed leek te gaan met verdachte: hij ging naar school en woonde begeleid. De reclassering acht het recidiverisico en risico op letsel gemiddeld en het risico op onttrekking aan de voorwaarden laag. De reclassering adviseert toepassing van het volwassenenstrafrecht en oplegging van een deels voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een contactverbod met de slachtoffers en een locatieverbod met betrekking tot [plaats 1] .
8.3.3
Conclusie
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank de LOVS-oriëntatiepunten tot uitgangspunt genomen. Het uitgangspunt voor een woningoverval met ander geweld dan licht geweld, is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar. Het uitgangspunt voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden en een geldboete.
De rechtbank houdt in strafverzwarende zin rekening met de ernst van de feiten. Bij de woningoverval neemt zij in het bijzonder mee dat verdachte het feit heeft gepleegd samen met een onbekend gebleven ander, de aard en omvang van het letsel van de slachtoffers en het geweld en de bedreiging door verdachte (met onder meer het vuurwapen) richting de slachtoffers. Verder houdt de rechtbank rekening met het strafblad van verdachte zoals hierboven opgemerkt.
Bij een poging gaat er in beginsel een derde af van de uiteindelijke straf. De rechtbank ziet in dit geval geen aanleiding daartoe gelet op het forse geweld waardoor de slachtoffers voor het leven zijn getekend. Dit rechtvaardigt een hoge straf. Indien verdachte er wél in was geslaagd om goederen en/of geld mee te nemen uit de woning, had dit het leed van de slachtoffers niet (aanzienlijk) vergroot, nu het leed hem voornamelijk zit in het toegepaste geweld.
De rechtbank ziet, anders dan de psycholoog en de reclassering, geen aanleiding tot oplegging van een voorwaardelijk strafdeel. Verdachte heeft de bewezenverklaarde feiten immers gepleegd terwijl hij al in een proeftijd liep.
Dit alles afwegende legt de rechtbank verdachte een gevangenisstraf van zes jaren op met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is het de rechtbank niet gebleken dat een contact- of locatieverbod nodig is ter voorkoming van strafbare feiten of ter beveiliging van de maatschappij. Er zijn geen aanwijzingen dat verdachte de slachtoffers opnieuw zal benaderen. Het door de officier van justitie gevorderde contactverbod met de slachtoffers en het locatieverbod voor de woning van slachtoffer [slachtoffer 2] voldoen daarom niet aan de wettelijke vereisten als bedoeld in artikel 38v Sr en zullen dan ook niet worden opgelegd.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslaggenomen goederen verbeurd te verklaren.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten een patroonhouder en patronen, onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Met betrekking tot deze voorwerpen zijn de onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde feiten begaan.

10.BENADEELDE PARTIJ

10.1
[slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van €23.013,32. Dit bedrag bestaat uit de volgende schadeposten:
  • smartengeld €15.000,-
  • medische kosten €765,12
  • ziekenhuisdaggeldvergoeding €4.392,-
  • kledingschade €415,-
  • sieraad €429,99
  • reiskosten €354,21
  • vervangende telefoon €120,-
  • toekomstige medische kosten €385,-
  • toekomstige kosten fysiotherapie €552,-
  • toekomstige reiskosten €600,-
10.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard ten aanzien van de schadeposten ‘vervangende telefoon’ en de toekomstige kosten. Het overige acht de officier van justitie toewijsbaar met toepassing van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
10.1.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om het smartengeld te matigen tot een bedrag van €5.000,-. De schadeposten ‘medische kosten’, ‘ziekenhuisdaggeldvergoeding’ en ‘kledingschade’ acht de verdediging toewijsbaar. Ten aanzien van de schadepost ‘sieraad’ verzoekt de verdediging om afwijzing, omdat hier niet eerder over is gesproken. De reiskosten naar de politie zijn toewijsbaar, maar niet het volledig gevorderde bedrag onder de schadepost ‘reiskosten’. De telefoon moest worden vervangen door inbeslagname door het Openbaar Ministerie en het is daarom niet aan verdachte te wijten dat de benadeelde partij een vervangende telefoon moest kopen dus ook deze schadepost moet worden afgewezen. Tot slot verzoekt de verdediging dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard ten aanzien van de toekomstige kosten.
10.1.3
Het oordeel van de rechtbank
De immateriële schade (smartengeld) ter hoogte van in totaal €8.000,- komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank heeft hierbij gekeken naar soortgelijke zaken.
Voor de gevorderde materiële schadevergoedingsposten geldt het volgende. De schade voor zover die betrekking heeft op de schadeposten ‘medische kosten’, ‘kledingschade’, ‘reiskosten’, ‘vervangende telefoon’, ‘toekomstige medische kosten’, ‘toekomstige kosten fysiotherapie’ en ‘toekomstige reiskosten’ ter hoogte van in totaal €3.191,33 komt voor vergoeding in aanmerking. Deze schadeposten zijn voldoende onderbouwd. De rechtbank merkt hierbij op dat toekomstige schade kan worden toegewezen als voldoende vaststaat dat die schade zal worden geleden ex artikel 6:105 Burgerlijk Wetboek, zoals nu het geval is.
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadepost ‘ziekenhuisdaggeldvergoeding’ komt voor een totaalbedrag van €1.152,- voor vergoeding in aanmerking, omdat voldoende vaststaat dat die schade is geleden of zal worden geleden.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. In het bijzonder geldt dit voor de vergoeding voor het sieraad (onvoldoende onderbouwd), de kosten voor het opvragen van het medisch dossier (waarvoor op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming in beginsel geen kosten in rekening mogen worden gebracht) en de 180 dagen ziekenhuisdaggeldvergoeding waarbij de opname nog moet plaatsvinden (onvoldoende onderbouwd dat de opname gaat plaatsvinden). De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Conclusie
De rechtbank zal de vordering tot het bedrag van €12.343,33 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 27 december 2023 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is. Betalingen die door mededader(s) zijn gedaan worden op de betalingsverplichting van verdachte in mindering gebracht.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van €12.343,33, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 27 december 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 96 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat door verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
10.2
[slachtoffer 2]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van €59.442,33. Dit bedrag bestaat uit de volgende schadeposten:
  • smartengeld €10.000,-
  • medische kosten €725,83
  • fysiotherapie €398,50
  • beschadigde kleding €135,-
  • verlies arbeidsvermogen €18.183,-
  • toekomstig verlies arbeidsvermogen €30.000,-
10.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard ten aanzien van de schadepost ‘toekomstig verlies arbeidsvermogen’. Het overige acht de officier van justitie toewijsbaar met toepassing van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
10.2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering, omdat het een onevenredige belasting van het strafproces is.
10.2.3
Het oordeel van de rechtbank
De immateriële schade (smartengeld) ter hoogte van in totaal €5.000,- komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank heeft hierbij gekeken naar soortgelijke zaken.
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadeposten ‘fysiotherapie’ en ‘beschadigde kleding’ ter hoogte van in totaal €533,50 komt voor vergoeding in aanmerking. Dit betreft directe schade door de bewezenverklaarde feiten.
De vergoeding van de schadepost ‘medische kosten’ wordt afgewezen. Uit de onderbouwing blijkt onvoldoende wat het causale verband is tussen de schadepost en de bewezenverklaarde feiten.
De benadeelde partij wordt niet-ontvankelijk verklaard in de overige gevorderde schadeposten. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. Dat geldt in het bijzonder voor het verlies van arbeidsvermogen en toekomstig verlies van arbeidsvermogen. Deze schadeposten zijn complex van aard en de onderbouwing is hiervoor onvoldoende. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Conclusie
De rechtbank zal de vordering tot het bedrag van €5.533,50 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 27 december 2023 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is. Betalingen die door mededader(s) zijn gedaan worden op de betalingsverplichting van verdachte in mindering gebracht.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 2] aan verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van €5.533,50, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 27 december 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 62 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat door verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.VORDERING TENUITVOERLEGGING

11.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de tenuitvoerlegging volledig wordt toegewezen.
11.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen zodat de bijzondere voorwaarden na detentie worden hervat. Verdachte zal in het bijzonder baat hebben bij toezicht en begeleiding vanuit de reclassering.
11.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij vonnis van rechtbank Den Haag van 15 november 2022 (parketnummer 09-039673-22) is verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten. Om die reden zal de voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht maanden alsnog ten uitvoer gelegd worden.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 36b, 36d, 36f, 38v, 45, 55, 57, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 26 en 55 van de Wet wapens en munitie;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
  • veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van zes (6) jaren;
  • bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- onttrekt de volgende voorwerpen aan het verkeer:
  • 1 STK Patroonhouder (G3273274)
  • 1 STK Patroon (G3273276)
  • 1 STK Patroon (G3273272)
Benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1 en feit 2)
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van €12.343,33;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 december 2023 tot de dag van volledige betaling, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat €12.343,33 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 december 2023 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 96 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 1 en feit 2)
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van €5.533,50;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 december 2023 tot de dag van volledige betaling, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [slachtoffer 2] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte hoofdelijk de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat €5.533,50 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 december 2023 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 62 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 09-039673-22
  • wijst de vordering toe;
  • gelast de tenuitvoerlegging van de door de meervoudige kamer van deze rechtbank bij vonnis van 15 november 2022 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht (8) maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.M. Lemmen, voorzitter, mrs. L.C. Michon en J.B. Duinkerken, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.A. van Loon, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 januari 2025.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 27 december 2023 te [plaats 1] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om in/uit de woning gelegen aan de [adres] (een) goed(eren) van zijn/hunner gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging tot diefstal te doen voorafgegaan en/of te doen vergezellen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , te plegen met het oogmerk om
die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
(terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- zijn/hun hoofd/gelaat had(den) bedekt met een capuchon en/of
- een zonnebril droeg(en) en/of
- een geel hesje droeg(en) en/of zich voorde(e)d(en) als medewerkers/opdrachtnemers van de gemeente [.] die voor de CV in die woning moest(en) zijn)
- ( onverhoeds) achter die [slachtoffer 1] aan die woning is ingelopen en/of die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, heeft geslagen op/tegen het hoofd met een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) en/of die [slachtoffer 1] heeft getrapt/geschopt op/tegen het lichaam en/of
- dat (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) op die [slachtoffer 1] heeft gericht en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat zij haar telefoon moest doen en/of tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd “ik knal je neer, ik knal je neer!”, althans woorden van gelijke aard of strekking,
- ( buiten) naar die [slachtoffer 2] is gelopen met dat (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) in de hand en/of dat heeft gericht op die [slachtoffer 2] en/of
- die [slachtoffer 2] heeft geduwd en/of die [slachtoffer 2] heeft geslagen/gestompt op/tegen het hoofd en/of elders op/tegen het lichaam, althans met die [slachtoffer 2] heeft gevochten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 27 december 2023 te [plaats 1] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van (een) goed(eren) van zijn/hunner gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
en/of een derde toebehoorde(n) (terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- zijn/hun hoofd/gelaat had(den) bedekt met een capuchon en/of
- een zonnebril droeg(en) en/of
- een geel hesje droeg(en) en/of zich voorde(e)d(en) als medewerkers/opdrachtnemers van de gemeente [.] die voor de CV in die woning moest(en) zijn)
- ( onverhoeds) achter die [slachtoffer 1] aan die woning is ingelopen en/of die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, heeft geslagen op/tegen het hoofd met een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) en/of die [slachtoffer 1] heeft getrapt/geschopt op/tegen het lichaam en/of
- dat (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) op die [slachtoffer 1] heeft gericht en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat zij haar telefoon uit moest doen en/of tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd “ik knal je neer, ik knal je neer!”, althans woorden van gelijke aard of strekking,
- ( buiten) naar die [slachtoffer 2] is gelopen met dat (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) in de hand en/of dat heeft gericht op die [slachtoffer 2] en/of
- die [slachtoffer 2] heeft geduwd en/of die [slachtoffer 2] heeft geslagen/gestompt op/tegen het hoofd en/of elders op/tegen het lichaam, althans met die [slachtoffer 2] heeft gevochten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij op of omstreeks 3 januari 2024 te [plaats 2] , een wapen en/of munitie van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een naar scherpschietend omgebouwd (geladen) alarmrevolver, van het merk BBM, model Olympic 38, kaliber .22 LR, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of
- zes scherpe patronen, merk CCI, kaliber .22 RL voorhanden heeft gehad;