ECLI:NL:RBMNE:2025:2587

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 mei 2025
Publicatiedatum
26 mei 2025
Zaaknummer
UTR 24/7883
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten na intrekking beroep in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 2 mei 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door Stichting Samen Veilig Midden-Nederland. De verzoeker had in beroep gegaan tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, dat op 11 november 2024 was genomen en waarbij het bezwaarschrift niet-ontvankelijk was verklaard. Op 3 januari 2025 heeft verweerder echter een nieuw besluit genomen, waarbij het bezwaar ongegrond werd verklaard met een gewijzigde motivering. Verzoeker heeft zich in dit nieuwe besluit kunnen vinden en heeft zijn beroep ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten en het griffierecht.

De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig was. De rechtbank overweegt dat de verweerder op 26 februari 2025 heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen een forfaitaire vergoeding van de gemaakte kosten voor het indienen van het beroepschrift. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 875,- en het griffierecht op € 371,-, welke bedragen door verweerder aan verzoeker moeten worden betaald. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/7883

uitspraak van de rechtbank/enkelvoudige kamer van 2 mei 2025 in de zaak tussen

Stichting Samen Veilig Midden-Nederland, te Utrecht, verzoeker

(gemachtigde: K. Loef)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder heeft op 11 november 2024 een besluit op bezwaar genomen. Het bezwaarschrift is niet-ontvankelijk verklaard. Verzoeker is hiertegen in beroep gegaan. Op 3 januari 2025 heeft verweerder een nieuw besluit op bezwaar genomen en het bezwaar met een gewijzigde motivering ongegrond verklaard. Verzoeker kan zich vinden het nieuwe besluit op bezwaar en heeft het beroep ingetrokken. Verzoeker heeft wel verzocht om verweerder te veroordelen in het griffierecht en de proceskosten. Verweerder heeft hierop gereageerd dat zij zich kunnen vinden in een forfaitaire vergoeding van gemaakte kosten voor het indienen van een beroepschrift.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig
is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Verweerder heeft op 11 november 2024 een besluit genomen. Verzoeker is hiertegen in
beroep gegaan. Op 3 januari 2025 heeft verweerder medegedeeld dat hij terugkomt op het besluit van 11 november 2024 en dat hij dit besluit intrekt. Verweerder is dus is zoverre aan eiser tegemoetgekomen. Verzoeker heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor het griffierecht en de proceskosten.
3. De voorzieningenrechter kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen
(artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
4. Verweerder heeft op 26 februari 2025 gereageerd op het verzoek van verzoeker en heeft er
geen bezwaar tegen om de kosten voor het indienen van een beroepschrift van verzoeker te
betalen.
5. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoeker die verweerder moet betalen vast op
€ 875,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).
6. Verweerder moet ook het griffierecht aan verzoeker betalen (artikel 8:41 Awb). Dit volgt
rechtstreeks uit de wet. In dit geval gaat het om een bedrag van € 371,-.

Beslissing

De rechtbank:
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 875,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoeker;
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink, rechter, in aanwezigheid van S.N. Lekatompessij, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2025.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.