ECLI:NL:RBMNE:2025:2570

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
26 mei 2025
Zaaknummer
16/700102-17
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omzetting van de PIJ-maatregel in een TBS-maatregel met bevel tot verpleging van overheidswege

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 27 mei 2025 uitspraak gedaan over de vordering tot omzetting van de PIJ-maatregel van de betrokkene in een TBS-maatregel met verpleging van overheidswege. De rechtbank oordeelt dat aan de formele voorwaarden voor omzetting is voldaan en dat de veiligheid van anderen een noodzakelijke reden is voor deze omzetting. De betrokkene, geboren in 2000, heeft een PIJ-maatregel opgelegd gekregen voor onder andere doodslag en diefstal. De PIJ-maatregel is op 26 mei 2019 ingegaan en is sindsdien meerdere keren verlengd. Deskundigen hebben geadviseerd dat de betrokkene nog langdurige behandeling in een forensische setting nodig heeft, gezien het hoge risico op geweldsdelicten in de relationele sfeer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een autismespectrumstoornis en dat de huidige behandelkaders niet voldoende zijn om de risico's te beheersen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot omzetting van de PIJ-maatregel in een TBS-maatregel toegewezen en de duur van de terbeschikkingstelling vastgesteld op één jaar, om de voortgang van het behandeltraject te kunnen volgen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/700102-17
(vordering omzetting maatregel plaatsing inrichting jeugdigen in een maatregel terbeschikkingstelling met dwangverpleging)
Beslissing op grond van artikel 6:6:33 van het Wetboek van Strafvordering van de meervoudige kamer voor strafzaken van 27 mei 2025.
op de vordering van de officier van justitie tot omzetting van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel) in de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege (hierna: TBS-maatregel) van:
[betrokkene] ,
geboren op [2000] in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] in [woonplaats] ,
thans verblijvende in [verblijfplaats] ,
hierna: [betrokkene] .

1.De stukken

De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken, waaronder:
  • Een afschrift van het vonnis van deze rechtbank van 13 juli 2018, waarbij [betrokkene] onder meer is veroordeeld tot de PIJ-maatregel;
  • de beslissing van deze rechtbank van 26 mei 2023, waarbij de termijn van de PIJ-maatregel is verlengd voor de duur van 18 maanden;
  • de beslissing van deze rechtbank van 8 november 2024 waarbij de termijn van de PIJ-maatregel is verlengd voor de duur van 6 maanden;
  • de beslissing van deze rechtbank van 4 april 2025, waarbij de termijn van de PIJ-maatregel is verlengd voor de duur van 10 dagen, waarna de maximale duur van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel is bereikt;
  • het Pro Justitia rapport psychologisch onderzoek van 25 maart 2025 van dr. N. Duits ,psychiater, niet verbonden aan de instelling waar [betrokkene] verblijft, waarin wordt geadviseerd de PIJ-maatregel om te zetten in een TBS-maatregel;
  • het Pro Justitia rapport psychologisch onderzoek van 21 maart 2025 van W.J.P. Gaertner, GZ-psycholoog niet verbonden aan de instelling waar [betrokkene] verblijft, waarin wordt geadviseerd de PIJ-maatregel om te zetten in een TBS-maatregel;
  • het twintigste perspectiefplan van Youturn;
  • de schriftelijke vordering van de officier van justitie van 17 april 2025;
  • het verlengingsadvies van [verblijfplaats] van 8 april 2025 van Mw. [A] , Psycholoog i.o.t. GZ-psycholoog, Mw. [B] , Pedagogisch directeur JJI en Klinisch psycholoog; en
  • het reclasseringsadvies van het Leger des Heils van 30 april 2025 van Mw. J.H. van Hulst en Mw. N.A.N. Duijzings.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek heeft in het openbaar plaats gevonden ter zitting van 13 mei 2025.
Daarbij zijn gehoord:
  • de officier van justitie mr. N. Schapendonk;
  • [betrokkene] ;
  • de raadsman mr. A.M.P.M. Adank, advocaat te Utrecht;
  • Mw. [A] Gedragsdeskundige [verblijfplaats] ;
  • Mw [C] , GZ-psycholoog [verblijfplaats] ;
  • Mw. J.H. van Hulst, reclasseringswerker Leger des Heils; en
  • Via videoverbinding Mw. W.J.P. Gaertner, GZ-psycholoog

3.De rapportages en de (korte) toelichting daarop

Uit de hierboven onder 1) vermelde rapporten blijkt dat alle deskundigen zien dat [betrokkene] vorderingen heeft gemaakt, maar dat zij het risico op een geweldsdelict bij het wegvallen van de huidige behandelkaders inschatten als hoog, in ieder geval op de lange termijn.
De risicofactoren van het indexdelict zijn er nog. Hoewel [betrokkene] stappen in de goede richting heeft gezet tijdens de PIJ-maatregel, is de doorgemaakte ontwikkeling nog onvoldoende om de PIJ-maatregel op een verantwoorde manier voorwaardelijk te beëindigen. Er moet meer gebeuren dan in de maximaal twee jaar durende voorwaardelijke beëindiging valt te realiseren. Daarom staat in alle rapporten het advies om de PIJ-maatregel om te zetten in de TBS-maatregel.

4.De standpunten

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter zitting gepersisteerd bij de schriftelijke vordering tot omzetting van de PIJ-maatregel in de TBS-maatregel met dwangverpleging, en gevorderd dat de duur van de (verlengbare) TBS-maatregel wordt bepaald op één jaar.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft onder meer aangevoerd dat [betrokkene] erg zijn best heeft gedaan en grote stappen heeft gezet tijdens de PIJ-maatregel. Toewijzing van de vordering zou betekenen dat al die inspanningen voor niets zijn geweest, omdat hij dan weer terug is bij af. Hij komt dan tussen mensen terecht met stoornissen en problemen waar hij niet tussen hoort. Het zou ook niet terecht zijn, mede omdat uit het rapport van psychiater Duits blijkt dat de Staat niet heeft voldaan aan zijn inspanningsverplichting om [betrokkene] te behandelen. In [verblijfplaats] zijn verkeerde behandelkeuzes gemaakt, gelet op de persoonlijkheidsstoornis van [betrokkene] en de risicotaxaties zijn op verkeerde instrumenten gebaseerd. De vordering zou daarom moeten worden afgewezen, en [betrokkene] zou nog een kans moeten krijgen in het kader van een voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel.

5.Het oordeel van de rechtbank

De duur en het verloop van de PIJ-maatregel
[betrokkene] is bij genoemd vonnis van deze rechtbank veroordeeld voor – kort gezegd - doodslag
en diefstal. Aan [betrokkene] is een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel opgelegd.
De PIJ-maatregel is gaan lopen op 26 mei 2019. Op 4 april 2025 is de PIJ-maatregel voor het laatst verlengd met 10 dagen. Daarmee is de einddatum van de PIJ-maatregel bepaald op 24 mei 2025. De officier van justitie heeft op 17 april 2025 gevorderd dat de PIJ-maatregel wordt omgezet in de TBS-maatregel.
Formele vereisten voor omzetting PIJ-maatregel in terbeschikkingstelling
Voordat de rechtbank de PIJ-maatregel kan omzetten in de TBS-maatregel, moet worden voldaan aan een aantal voorwaarden.
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan de in artikel 6:6:33 lid 4 Sv, in samenhang met artikel 6:6:33 lid 1 Sv gestelde voorwaarde dat het onvoorwaardelijke deel van de PIJ-maatregel is verlengd tot de maximale duur van zes jaren. Verder is voldaan aan de eisen van artikel 37a lid 1 Sr, zoals genoemd in artikel 6:6:33 lid 2 Sv.
Bij de jeugdige bestond ten tijde van het feit waarvoor de PIJ-maatregel is opgelegd een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens en de indexdelicten, doodslag en diefstal, zijn feiten waarvoor de maatregel van terbeschikkingstelling kan worden opgelegd.
De rechtbank beschikt ook over de stukken als bedoeld in artikel 6:6:33 lid 5 lid Sv, te weten het advies van [verblijfplaats] van 8 april 2025 van Mw. [A] , Psycholoog i.o.t. GZ-psycholoog, Mw. [B] , Pedagogisch directeur JJI en Klinisch psycholoog en de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de jeugdige.
Daarnaast beschikt de rechtbank over een multidisciplinaire rapportage van twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines (te weten dr. N. Duits , psychiater; en W.J.P. Gaertner, GZ-psycholoog), zoals vereist op grond van artikel 37a lid 3 Sr en zoals genoemd in artikel 6:6:33 lid 2 Sv.
De rechtbank stelt hiermee vast dat aan de formele voorwaarden voor de omzetting van de PIJ-maatregel in een TBS-maatregel is voldaan.
Noodzaak voor de omzetting
Vervolgens moet de rechtbank nagaan of er een noodzaak voor omzetting bestaat. Met andere woorden: eist de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de omzetting. In dat verband moet de rechtbank nagaan of i) de jeugdige op het moment van de beslissing tot omzetting lijdt aan een stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en ii) of van de jeugdige een zodanig groot gevaar uitgaat dat dit de omzetting rechtvaardigt. Daarin is begrepen een toetsing van de proportionaliteit en subsidiariteit van die omzetting. Bij de vaststelling van het recidiverisico dient in dit verband niet alleen gekeken te worden naar de hoogte van het risico, maar ook naar de aard van het gevaar, de omstandigheden waaronder en de termijn waarop zich dit gevaar naar verwachting zal verwezenlijken. Verder kan in het geheel van de afweging enige betekenis toekomen aan de inspanningen die de Staat heeft geleverd om de jeugdige te behandelen.
Stoornis
Uit de Pro Justitia rapportage volgt dat bij [betrokkene] sprake is van een autismespectrumstoornis vanaf de kindertijd, zodanig ernstig dat altijd wezenlijke ondersteuning nodig zal zijn. De bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling, die eerder bij [betrokkene] was vastgesteld kan door de Pro Justitiarapporteurs niet met stelligheid worden vastgesteld, aangezien de kenmerken daarvan, die bij [betrokkene] worden gezien, ook vanuit de autismespectrumstoornis verklaard kunnen worden. [verblijfplaats] bevestigt de diagnose van autismespectrumstoornis.
Gevaar
GZ-psycholoog Gaertner concludeert dat het risico op een geweldsdelict in de relationele sfeer op de lange termijn hoog is, wanneer de PIJ-maatregel nu zou eindigen. Op korte termijn schat zij het recidiverisico in als laag, maar met het wegvallen van de kaders loopt het risico met de tijd op naar hoog. De psychiater benoemt een zeer hoge kans op gewelddadig interpersoonlijk handelen, terwijl buiten de inrichting deze risico’s niet zijn te hanteren. Hij schetst verschillende risicoscenario’s die zich al op korte termijn kunnen voordoen als kaders wegvallen. Daarbij gaat het telkens om gewelddadig optreden door oplopende stress en gebrek aan coping, welk risico versterkt wordt door het beperkte zelf- en probleeminzicht van [betrokkene] .
Beide deskundigen concluderen dat [betrokkene] nog een langdurige behandeling nodig heeft in een forensische setting en dat omzetting in de TBS-maatregel noodzakelijk is om de veiligheid van de maatschappij en de behandeling te waarborgen. Hoe lang dat zal zijn wordt niet voorspeld. Maar wel dat het langer zal zijn dan de maximale duur van een eventuele voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel. Ook [verblijfplaats] en de reclassering zeggen dat de zes jaar onvoorwaardelijke PIJ-maatregel te kort is geweest om de risico’s voldoende te beperken en toe te werken naar resocialisatie met meerdaags verlof en scholing en trainingsprogramma binnen de maximale termijn van twee jaar als er sprake zou zijn van een voorwaardelijke beëindiging.
Ter zitting zijn alle aanwezige deskundigen en deskundige Gaertner via videoverbinding bevraagd over de rapporten. Zij hebben daarbij zonder twijfel en bij herhaling het voorgaande bevestigd. Zij hebben ook bevestigd dat het nodig is om het gehele behandel- en resocialisatietraject plaats te laten vinden in een dwingend justitieel kader.
De officier van justitie heeft ter zitting nog toegelicht dat ook het onderzoeken van het traject van een zorgmachtiging is overwogen, maar dat al snel bleek dat dat voor [betrokkene] niet passend zou zijn omdat in dat kader geen forensische zorg wordt verleend; er wordt niet gewerkt aan recidivebeperking. Aldus wordt het gevaar niet verholpen.
De rechtbank is het daarmee eens en vindt in de door de deskundigen gegeven onderbouwing ook voldoende concrete, duidelijke en genoegzame aanwijzingen om te oordelen dat de veiligheid van anderen de omzetting van de PIJ-maatregel in een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege eist.
Inspanning van de Staat
Psychiater Duits heeft kritiek geuit op de aanpak van [verblijfplaats] . Bij de behandeling is volgens hem onvoldoende uitgegaan van de beperkingen van de autismespectrumstoornis van [betrokkene] . [betrokkene] zat de afgelopen drie jaren als het ware in een door hem gewenst geïsoleerde situatie op zijn voorwaarden, zonder dat werkelijk aan het omgaan met zijn stoornis werd gewerkt. Deze kritiek, mede gelet op de reactie van [verblijfplaats] , betekent niet, naar het oordeel van de rechtbank, dat de Staat onvoldoende inspanningen heeft geleverd om [betrokkene] zo goed mogelijk te behandelen.
Uit de verlengingsrapportages van [verblijfplaats] blijkt immers dat [betrokkene] aan verschillende behandelvormen heeft deelgenomen tijdens het PIJ-traject, en dat tijdens het behandeltraject nieuwe diagnostiek heeft plaatsgevonden.
In het laatste verlengingsadvies van [verblijfplaats] staat ook dat er hierna een inhoudelijke verschuiving is geweest naar de onderwerpen en thema’s die ook in het Pro Justitiarapport van 2023 zijn geadviseerd, te weten relationele en seksuele ontwikkelingen en behoeftes, afwijzing en krenking; en dat een verschuiving heeft plaatsgevonden in het behandeltraject naar aanleiding van de gewijzigde diagnose ASS.
Ter zitting heeft psycholoog [C] van [verblijfplaats] toegelicht dat zij telkens hebben afgewogen of er meer druk gezet zou worden op leren omgaan met de stoornis of juist de stapjes tijdens de behandeling kleiner te laten zijn en toe te staan dat [betrokkene] , niet of weinig deelnam aan de groep. Uit de kritiek van psychiater Duits zou kunnen volgen dat (met kennis van nu) wellicht andere keuzes gemaakt hadden kunnen worden, maar niet dat de Staat zich onvoldoende heeft ingespannen om [betrokkene] te behandelen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de vordering van de officier van justitie tot omzetting van de PIJ-maatregel in de TBS-maatregel met bevel tot verpleging van overheidswege toewijzen.
Duur terbeschikkingstelling
Nu het aan de maatregel ten grondslag liggende delict een misdrijf tegen de onaantastbaarheid van een persoon betreft, is de TBS-maatregel met verpleging van overheidswege niet in duur beperkt, in die zin dat de rechter op vordering van het Openbaar Ministerie, de maatregel telkens met een termijn van één of twee jaar kan verlengen indien de veiligheid van anderen, of de veiligheid van personen dat vereist.
De rechtbank acht het van belang de voortgang van het behandeltraject te volgen. [betrokkene] heeft in zijn behandeling tot dusver wel degelijk stappen gezet. Het is ook de bedoeling dat de behandeling voortgaat en dat voortdurend aandacht blijft voor het resocialisatietraject van [betrokkene] . Daarom bepaalt de rechtbank de duur van de terbeschikkingstelling op een termijn van één jaar.
Uit de beperking in duur van de aanvangstermijn mag niet worden afgeleid dat na die termijn van één jaar een beëindiging van de TBS-maatregel dan wel een voorwaardelijke beëindiging van het bevel tot verpleging van overheidswege in de rede ligt.
Aanleiding om de duur van de TBS-maatregel te bepalen op één jaar is gelegen in de wens een vinger aan de pols te houden met betrekking tot het traject dat is ingezet en waarvan de rechtbank het belangrijk vindt dat dit wordt voortgezet.

6.De beslissing

De rechtbank:
-
Wijst toede vordering van de officier van justitie om de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen om te zetten in de maatregel tot terbeschikkingstelling.
- Gelast de terbeschikkingstelling van [betrokkene] voor de duur van één jaar.
- Beveelt dat [betrokkene] van overheidswege zal worden verpleegd.
Deze beslissing is genomen door mr. H.A. Gerritse, voorzitter tevens kinderrechter, mrs. O. Böhmer en S.S.I. Jackson, rechters, bijgestaan door mr. N.W. Hekker als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank van 27 mei 2025.