Op 31 januari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot de aanleg van een natuurlijke vijver op de Brink in Laren. Verzoekers, die bezwaar maakten tegen de onherroepelijke omgevingsvergunningen die op 6 en 19 december 2023 door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Laren waren verleend, hebben hun verzoek tot heroverweging ingediend op 9 september 2024. Het college heeft dit verzoek afgewezen en het bezwaar van verzoekers niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij volgens het college geen belanghebbenden zijn.
De voorzieningenrechter heeft op 22 januari 2025 de zaak behandeld en geconcludeerd dat verzoekers geen feitelijke gevolgen ondervinden van de afwijzing van hun verzoek om heroverweging. De afstand tussen de woningen van verzoekers en de Brink bedraagt respectievelijk 1.600 en 600 meter, en verzoekers hebben geen zicht op de vijver. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekers niet als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt, omdat de gevolgen van de omgevingsvergunningen voor hen van geringe betekenis zijn.
De voorzieningenrechter heeft het beroep van verzoekers ongegrond verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Verzoekers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.