ECLI:NL:RBMNE:2025:2539

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 maart 2025
Publicatiedatum
23 mei 2025
Zaaknummer
11348729
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling van openstaande zorgpremie en zorgkosten door gedaagde aan VGZ Zorgverzekeraar N.V.

In deze zaak vordert VGZ Zorgverzekeraar N.V. betaling van openstaande zorgpremie en zorgkosten van gedaagde, die verzekerd is (geweest) bij VGZ. De kantonrechter heeft op 19 maart 2025 uitspraak gedaan in de procedure, waarin gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van € 72,50 aan zorgpremie en € 207,78 aan zorgkosten, vermeerderd met wettelijke rente. Gedaagde heeft betwist dat zij betalingsherinneringen heeft ontvangen, maar de kantonrechter oordeelt dat VGZ voldoende bewijs heeft geleverd dat gedaagde in verzuim is geraakt met de betaling van de zorgpremie. De vordering van VGZ voor buitengerechtelijke incassokosten is afgewezen, omdat niet is komen vast te staan dat gedaagde de veertiendagenbrief heeft ontvangen. Gedaagde is ook veroordeeld tot betaling van proceskosten van € 513,39. De kantonrechter heeft de wettelijke rente toegewezen over de openstaande bedragen vanaf de data waarop gedaagde in verzuim is geraakt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
Vonnis van 19 maart 2025
in de zaak met zaaknummer: 11348729 \ MC EXPL 24-6516 van
de naamloze vennootschap
VGZ ZORGVERZEKERAAR N.V.,
gevestigd te Arnhem,
eiseres, hierna te noemen: VGZ,
gemachtigde: Flanderijn & Van Eck,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde, hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 7 augustus 2024 met producties;
- de conclusie van antwoord met producties tijdens de rolzitting van 16 oktober 2024;
- de conclusie van repliek met producties;
- de conclusie van dupliek tijdens de rolzitting van 8 januari 2025;
- de aanvullende conclusie van dupliek met producties van [gedaagde] ;
- de akte uitlating producties van VGZ.
1.2.
De kantonrechter heeft bepaald dat hij schriftelijk uitspraak zal doen.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
[gedaagde] is verzekerd (geweest) bij VGZ. Volgens VGZ moet [gedaagde] nog € 72,50 aan zorgpremie en € 207,78 aan zorgkosten betalen, met wettelijke rente en bijkomende kosten. [gedaagde] is het daar niet mee eens. Zij heeft betalingsbewijzen ingediend en voert aan dat zij geen betalingsherinneringen van VGZ heeft ontvangen. VGZ krijgt van de kantonrechter grotendeels gelijk. [gedaagde] moet de zorgpremie en de zorgkosten met rente aan VGZ betalen. Zij hoeft geen buitengerechtelijke incassokosten te aan VGZ te vergoeden, maar wel een bedrag aan proceskosten.

3.De beoordeling

[gedaagde] moet € 72,50 aan openstaande premie betalen
3.1.
Uit de stukken die VGZ heeft ingediend blijkt dat [gedaagde] vanaf januari 2024 elke maand € 146,95 aan zorgpremie moet betalen. Volgens VGZ staat voor de maand mei 2024 nog € 72,50 aan zorgpremie open. [gedaagde] voert aan dat zij alle zorgpremies in het jaar 2024 via automatische incasso heeft betaald. Om dit te onderbouwen heeft [gedaagde] betalingsbewijzen ingediend.
3.2.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft VGZ voldoende onderbouwd dat [gedaagde] nog € 72,50 aan zorgpremie moet betalen. VGZ heeft bij de conclusie van repliek een specificatie van de zorgpremies, de zorgkosten en de betalingen door [gedaagde] tot en met de maand november 2024 ingediend. Uit die specificatie en uit de betalingsbewijzen van [gedaagde] volgt dat [gedaagde] iedere maand te weinig premie heeft betaald (namelijk € 141,95 in plaats van € 146,95). Verder blijkt uit de specificatie dat VGZ een deel van de betalingen door [gedaagde] heeft afgeboekt op administratiekosten. [gedaagde] heeft (de verschuldigdheid van) die administratiekosten niet weersproken en heeft die kosten ook niet afzonderlijk aan VGZ betaald. Er is dus een betalingsachterstand ontstaan. Uiteindelijk heeft VGZ van de betalingen door [gedaagde] € 74,45 op de zorgpremie voor de maand mei 2024 afgeboekt. Het restant van € 72,50 voor die maand staat nog open en moet door [gedaagde] aan VGZ worden betaald.
[gedaagde] moet € 207,78 aan zorgkosten betalen
3.3.
Volgens VGZ moet [gedaagde] ook nog € 207,78 aan zorgkosten betalen. VGZ heeft bij de dagvaarding een overzicht ingediend waaruit blijkt om welke zorgkosten het gaat. [gedaagde] heeft betalingsbewijzen ingediend, maar uit niets blijkt dat die betalingen zien op de zorgkosten die VGZ in deze procedure vordert. De kantonrechter gaat er dan ook van uit dat de zorgkosten van € 207,78 onbetaald zijn gebleven. [gedaagde] moet dit bedrag aan VGZ betalen.
Wettelijke rente
3.4.
VGZ vordert de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). [gedaagde] moet de wettelijke rente betalen over de periode waarin zij met betaling van de zorgpremie en de zorgkosten in verzuim is geweest. Verzuim treedt in het algemeen in op de dag na het verstrijken van de termijn uit een sommatie of een ingebrekestelling. Dat betekent dat wanneer betaling van een factuur uitblijft, de schuldeiser (in dit geval VGZ) de schuldenaar ( [gedaagde] ) in gebreke moet stellen en tot betaling moet aanmanen. Een ingebrekestelling of sommatie is niet vereist als sprake is van één van de in artikel 6:83 BW genoemde gevallen.
3.5.
[gedaagde] moest de zorgpremie van € 72,50 vooruitbetalen. Omdat zij dat niet heeft gedaan, is zij op 1 mei 2024 in verzuim geraakt (artikel 6:83 sub a BW). De kantonrechter zal daarom de wettelijke rente over de openstaande zorgpremie toewijzen vanaf 1 mei 2024 tot aan de dag van volledige betaling.
3.6.
Volgens VGZ is [gedaagde] ook in verzuim geraakt met betaling van de zorgkosten, omdat zij die kosten ondanks verschillende aanmaningen niet heeft betaald. VGZ heeft aanmaningen ingediend waarin [gedaagde] wordt gesommeerd om het openstaande bedrag van € 207,78 binnen een bepaalde termijn te betalen. Het gaat om aanmaningen van 16 april 2024, 1 mei 2024 en 10 juni 2024. [gedaagde] voert aan dat zij nooit een betalingsherinnering heeft ontvangen. De kantonrechter begrijpt hieruit dat [gedaagde] de ontvangst van de aanmaningen betwist. Dit betekent dat VGZ feiten en omstandigheden moet stellen en zo nodig moet bewijzen dat de aanmaningen door haar zijn verzonden naar een adres waarvan zij redelijkerwijs mocht aannemen dat [gedaagde] daar kon worden bereikt én dat en op welke dag de aanmaningen daar zijn aangekomen (zie HR 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704). VGZ heeft uitgelegd dat zij de aanmaningen heeft verzonden naar het adres waarop [gedaagde] staat ingeschreven, maar zij heeft geen concrete feiten of omstandigheden gesteld over de ontvangst van (een van) de aanmaningen door [gedaagde] . Daarom is niet komen vast te staan dat [gedaagde] de aanmaningen heeft ontvangen. Dat betekent dat [gedaagde] door de aanmaningen niet in verzuim is geraakt met de betaling van de zorgkosten. De kantonrechter zal de gevorderde wettelijke rente over de zorgkosten daarom slechts toewijzen vanaf de datum van de dagvaarding.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.7.
VGZ maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is van toepassing. Niet gebleken is dat [gedaagde] de veertiendagenbrief van 10 juni 2024 heeft ontvangen (zie onder 3.6.). Dat is op grond van artikel 6:96 lid 6 BW wel vereist. De kantonrechter zal de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten van € 50,87 inclusief btw daarom afwijzen. [gedaagde] hoeft dit bedrag niet aan VGZ te betalen.
Proceskosten
3.8.
Uit het verweer van [gedaagde] begrijpt de kantonrechter dat zij ook bezwaar maakt tegen de proceskosten, omdat zij rauwelijks zou zijn gedagvaard. Dit verweer gaat niet op. Weliswaar is hiervoor overwogen dat niet vast is komen te staan dat [gedaagde] de aanmaningen van 16 april 2024, 1 mei 2024 en 10 juni 2024 heeft ontvangen maar VGZ heeft daarnaast nog meer verschillende facturen en betalingsherinneringen ingediend. Die documenten zijn allemaal naar het woonadres van [gedaagde] verzonden. De kantonrechter vindt het niet aannemelijk dat er geen enkele factuur of betalingsherinnering op het adres van [gedaagde] zou zijn aangekomen en gaat er dan ook van uit dat [gedaagde] op de hoogte was van de vordering van VGZ.
3.9.
[gedaagde] heeft ongelijk gekregen en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van VGZ worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
137,39
- griffierecht
130,00
- salaris gemachtigde
205,00
(2,5 punten × € 82,00)
- nakosten
41,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
513,39

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan VGZ te betalen:
I. € 72,50 aan openstaande zorgpremie voor de maand mei 2024, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW hierover vanaf 1 mei 2024 tot aan de dag van volledige betaling;
II. € 207,78 aan zorgkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW hierover vanaf 7 augustus 2024 tot aan de dag van volledige betaling;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 513,39, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe Als [gedaagde] niet op tijd aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen;
4.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.P. Hoekstra en in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2025.