ECLI:NL:RBMNE:2025:2488

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 mei 2025
Publicatiedatum
22 mei 2025
Zaaknummer
16.311713.23 (p)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijk brand stichten en ontploffing teweegbrengen met een cobra

Op 23 mei 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 24 november 2023 in Soest opzettelijk brand heeft gesticht en een ontploffing heeft teweeggebracht door een cobra in de woning van zijn buurman te gooien. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1988, de cobra met de bedoeling heeft gegooid om zijn buurman te laten schrikken, maar dat dit resulteerde in een brand die de studio van de buurman volledig verwoestte. De rechtbank heeft het advies van deskundigen overgenomen en de verdachte als (sterk) verminderd toerekenbaar beschouwd. De strafoplegging bestond uit een gevangenisstraf gelijk aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, en de rechtbank legde ook de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden op, evenals een gedragbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel. De benadeelde partij, de buurman, heeft een vordering ingediend voor schadevergoeding, die gedeeltelijk is toegewezen. De rechtbank heeft de vordering tot een bedrag van 6.000 euro toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente, en de verdachte is ook veroordeeld in de proceskosten van de benadeelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.311713.23 (p)
Vonnis van de meervoudige kamer van 23 mei 2025
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1988] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode 1] te [woonplaats] ,
nu verblijvende in [verblijfplaats] , [adres 2] , [postcode 2] te [plaats 1] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 mei 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie, mr. S. Mirshahi en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. T.W. Gijsberts, advocaat te Amsterdam naar voren hebben gebracht. Daarnaast was benadeelde partij [slachtoffer] (bijgestaan door mr. T. Warnsinck, advocaat te Amsterdam) ter terechtzitting aanwezig.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd en als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 24 november 2023 te Soest opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht en brand heeft gesticht door een cobra in een woning te gooien waardoor in die woning brand is ontstaan met gevaar voor goederen, zwaar lichamelijk letsel en levensgevaar.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Dat betekent dat de rechtbank de zaak inhoudelijk kan behandelen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste feit gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde feit. Hij heeft daarbij aangegeven dat verdachte weliswaar opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht, maar niet opzettelijk brand heeft gesticht omdat hij die bedoeling niet had.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Bewijsmiddelen [1]
Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 24 november 2023 (p. 24 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte van brandstichting
.Op 24 november 2023 omstreeks 02:30 uur lag ik te slapen in mijn studio. Ik hoorde een harde knal, glasgerinkel. Ik zag dat mijn raam kapot was gegooid. Voordat ik naar buiten liep, zag ik iets wat leek op vuurwerk wat naar binnen werd gegooid. Ik zag een soort lontje met daar vanaf kleine vonkjes. Ik hoorde iemand wegrennen. Nog voor ik de straat in kon lopen, hoorde ik een hele harde knal. Ik kan deze knal vergelijken met het tot ontploffing brengen van een nitraat. Na deze knal zag ik direct vlammen uit mijn woning komen. Ik vermoed dat binnen 1 minuut mijn hele studio in vlammen op ging. [2]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 9 mei 2025, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb een cobra verpakt in een zak bloem en deze naar binnen gegooid bij mijn buurman (de rechtbank begrijpt: aangever) om hem te laten schrikken. Er is toen brand ontstaan. Ik heb weleens eerder een cobra afgestoken.
Proces-verbaal van bevindingen (forensisch onderzoek plaats delict) d.d. 24 november 2023 (p. 176 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Wij kwamen voor forensisch onderzoek aan op de locatie [adres 3] in [plaats 2] . In de studio zagen wij dat er enorm veel hitteopbouw had plaatsgevonden. De gehele inboedel was door vuur en hitte aangetast. [3] Brandstichting lijkt ons het meest aannemelijke scenario. De brand woedde ten tijde van de nachtelijke uren. Ten tijde van de brand werden 18 bewoners geëvacueerd. Uit de beschreven situatie en het aangetroffen brandbeeld bleek dat bij deze brand gemeen gevaar voor goederen te duchten was als bedoeld in artikel 157 eerste lid van het Wetboek van Strafrecht. Uit de beschreven situatie en het aangetroffen brandbeeld bleek dat bij deze brand levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was als bedoeld in artikel 157 tweede lid van het Wetboek van Strafrecht. [4]
Proces-verbaal van bevindingen (aanvullend onderzoek telefoon verdachte) d.d. 5 december 2023 (p. 95 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik bekeek de Web History uit de veiliggestelde data van de telefoon in het programma Cellebrite. Ik zag onder andere de onderstaande relevante website bezoeken, waarbij in de tabel
datum/tijdhet tijdstip van het laatste bezoek aan de betreffende website weergeeft in UTC tijd;
titel/zoektermende titel van de bezochte website, dan wel de op Google gebruikte zoektermen weergeven en de
B/Z kolomeen B weergeeft dat de betreffende site is bezocht en een Z dat er op de website google.com gezocht is met de weergeven termen en de volledige URLs van de bezochte sites zijn opgenomen in de bijlagen:
# Datum/Tijd (UTC) Titel / Zoektermen B/Z
161 09-11-2023 21.07:18 Cobra 8-in de grond I enorme krater - YouTube B
163 09-11-2023 22:.06.09 cobra 8- Google Search B
164 11-11-2023 13:57:14 cobra 8 gevaarlijk? - Google Search B [5]
4.3.2
Bewijsoverweging
Verdachte heeft op 24 november 2023 in [plaats 2] een cobra aangestoken en naar binnen gegooid in de studio van zijn buurman waarna brand in die studio is ontstaan. Verdachte heeft dit bekend en heeft toegegeven dat hij een explosie wilde veroorzaken om zijn buurman te laten schrikken. Hij heeft ontkend dat het zijn bedoeling was om brand te stichten. Hij heeft gezegd dat hij de cobra in een pak bloem door het raam had gegooid. Hij hoopte dat de bloem door de woning zou verspreiden en zijn buurman daarvan zou schrikken. Hij dacht dat de bloem het geluid zou dempen. Volgens verdachte is de brand per ongeluk ontstaan.
Uit de verklaring van verdachte blijkt niet dat verdachte vol opzet heeft gehad op de brandstichting. Voor opzet op brandstichting is namelijk nodig dat verdachte wist dat hij brand stichtte en dat ook wilde. De rechtbank zal moeten beoordelen of er sprake is geweest van een lichtere vorm van opzet: voorwaardelijk opzet. Daarbij gaat het om de beantwoording van de vraag of verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat brand zou ontstaan en dat verdachte deze kans ook bewust heeft aanvaard. De rechtbank overweegt als volgt.
In de telefoon van verdachte zijn zoekopdrachten gevonden die betrekking hebben op cobra’s. Deze zoekopdrachten zien niet alleen op het geluid dat een cobra maakt, maar ook op de gevaarzetting daarvan. De rechtbank leidt daaruit af dat verdachte zich heeft verdiept in de (gevaarlijke) effecten en risico’s van cobra’s. Hij heeft tijdens de terechtzitting ook verklaard dat hij al eerder een cobra heeft afgestoken. Daar komt nog bij dat het een feit van algemene bekendheid is dat een cobra een illegaal, zeer krachtig en gevaarlijk explosief is.
Door vervolgens, ondanks de bewustheid van de gevaren, toch een cobra aan te steken en in een studio (een heel kleine woning met veel brandbare spullen erin) te gooien, heeft verdachte zich naar oordeel van de rechtbank niet alleen willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat er brand zou ontstaan, maar heeft hij deze kans door zijn handelen ook bewust aanvaard. Daarmee is sprake van voorwaardelijk opzet op het stichten van brand.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 24 november 2023 te [plaats 2] opzettelijk brand heeft gesticht en opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht, door een explosief door een ruit in de woning aan de [adres 3] te [plaats 2] te gooien en tot ontploffing te brengen, waardoor in voornoemde woning brand en een ontploffing zijn ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voornoemde woning en in die woning aanwezige (roerende) zaken en overige onroerende dan wel roerende goederen die zich in de directe nabijheid van voornoemde woning bevonden en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten [slachtoffer] en bewoners van belendende panden te duchten was.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
eendaadse samenloop van opzettelijk brand stichten en een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 480 dagen (met aftrek van het voorarrest). Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden (voorwaarden conform het advies van [instelling 1] van 23 april 2025) en een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht worden opgelegd. De officier van justitie heeft tenslotte gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij de strafoplegging mee te wegen dat verdachte de risico’s en consequenties van zijn handelen niet heeft overzien, dat hij niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten en dat de deskundigen adviseren om het feit in sterk verminderde mate aan hem toe te rekenen. De raadsman heeft daarom bepleit te volstaan met een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het voorarrest.
De raadsman heeft zich niet verzet tegen de bijzondere voorwaarden omdat verdachte inderdaad behandeling nodig heeft, maar wel tegen het kader waarin deze voorwaarden worden geadviseerd, namelijk de terbeschikkingstelling. De raadsman meent dat oplegging van deze maatregel niet proportioneel is. Het doel is dat verdachte langdurige hulp krijgt, maar deze hulp kan volgens de verdediging ook worden geboden in het kader van een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden en een lange(re) proeftijd.
Tenslotte heeft de raadsman bepleit om geen gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen omdat in de rapportages onvoldoende gemotiveerd wordt dat er na intensieve behandeling nog een dusdanig recidiverisico bestaat dat het de oplegging van deze (potentieel) zeer verstrekkende maatregel rechtvaardigt.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van feit
De rechtbank stelt voorop dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een ernstig strafbaar feit. Hij heeft een cobra naar binnen gegooid in de studio van zijn buurman waardoor brand is ontstaan en de hele studio is uitgebrand. Hij heeft dit midden in de nacht gedaan toen de buurman en de andere bewoners van het gebouw lagen te slapen. De buurman werd wakker toen verdachte eerst een steen door de ruit had gegooid. Nog voordat de buurman buiten was, gooide verdachte de brandende cobra door het raam. Als de buurman niet naar buiten was gelopen of te laat, had hij brand waarschijnlijk niet overleefd. Verdachte heeft niet alleen veel schade aangericht bij aangever (al zijn spullen zijn verbrand, hij moest noodgedwongen tijdelijk ergens anders wonen en heeft in de periode na de brand last gehad van psychische klachten), maar ook gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt bij de andere bewoners uit het pand die geëvacueerd moesten worden. Dit heeft ook voor hun een zeer gevaarlijke situatie opgeleverd, waarbij de bewoners van het pand (levensgevaarlijk) gewond hadden kunnen raken. Dat neemt de rechtbank verdachte bijzonder kwalijk.
Strafblad
Uit het justitiële documentatieregister (het strafblad) van verdachte van 27 maart 2025 blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortelijke feiten, waardoor de rechtbank het strafblad niet strafverzwarend meeweegt.
Rapportages
Er zijn over verdachte diverse rapportages opgesteld, waaronder een Pro Justitia Rapportage van 29 januari 2025 en een rapportage van [instelling 1] van 23 april 2025. De psychiater en psycholoog die verdachte hebben onderzocht, concluderen dat sprake is van een autismespectrumstoornis, psychotische symptomen en een proces dat wijst op een ontwikkeling van een schizofreniespectrum-stoornis of meer specifiek een schizofrenie. Zij geven aan dat verdachte als gevolg van de psychotische stoornis reeds een jaar voor het ten laste gelegde en vooral de daaraan voorafgaande vier maanden voortdurend onderhevig was aan een zich opdringende paranoïde hallucinatie in de vorm van de stem van zijn buurman die hem beschuldigde een pedofiel te zijn. Naast de paranoïde hallucinatie was tevens sprake van een relatief verval in het functioneren (waaronder verminderde zelfverzorging). Deze psychotische stoornis bracht oordeels- en kritiekstoornissen mee waardoor het verdachte ontbrak aan de mogelijkheid om deze beschuldiging te relativeren of af te remmen.
Onderliggend speelden autistische beperkingen (niet kunnen verplaatsen en inleven in een
ander alsook een naïeve argeloze voorstelling van de oplossing van het probleem).
Verdachte beschikte nauwelijks over de keuzevrijheid om zich hoe dan ook aan de invloed
van de stoornissen te onttrekken. Onderzoekers achten een deels, 'gezond' scenario - waarbij verdachte doelbewust en weloverwogen keuzes zou hebben gemaakt voor het ten laste gelegde - grotendeels onwaarschijnlijk en komen tot de conclusie dat sprake is
van een ten minste sterke mate van doorwerking van de genoemde stoornissen, waarbij verdachte nauwelijks keuzevrijheid had. Zij adviseren het ten laste gelegde in ten minste sterke mate niet aan verdachte toe te rekenen, mocht het ten laste gelegde bewezen worden verklaard. Het recidivegevaar wordt ingeschat als matig tot hoog.
Gelet op de complexe combinatie van stoornissen, het matig tot hoge recidiverisico bij een actieve psychose, de benodigde intensieve en langdurige behandeling (met stapsgewijze afschaling van het beveiligingsniveau) en de noodzaak van langdurig geborgd toezicht, adviseren de deskundigen om verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen. Er is sprake van (enig) ziektebesef en verdachte maakt de indruk dat hij binnen het beoogde juridische kader de adviezen van deskundigen ter harte wil nemen. Daarom schatten de deskundigen in dat verdachte zich aan voorwaarden kan en wil houden waardoor geen dwangverpleging wordt geadviseerd.
Bij de bespreking van de persoonlijke omstandigheden ter terechtzitting heeft verdachte aangegeven dat het inmiddels wat beter met hem gaat. Hij verblijft nu bij [verblijfplaats] en is begonnen met therapie. Hij is blij met zijn medicatie, ziet steeds meer in dat hij hulp nodig heeft en kan zich vinden in de gestelde diagnoses en de geadviseerde voorwaarden.
Terbeschikkingstelling met voorwaarden
Op grond van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht moet voldaan zijn aan een aantal vereisten voordat de maatregel van terbeschikkingstelling kan worden opgelegd. De rechtbank stelt in dit geval vast dat aan deze voorwaarden is voldaan: bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens; het door hem gepleegde feit valt onder artikel 37a lid 1 sub 2 van het Wetboek van Strafrecht en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist de maatregel, zo blijkt uit de rapportages. Daarnaast heeft verdachte zich bereid verklaard om de voorwaarden na te leven en heeft [instelling 1] en maatregelenrapport met daarin de voorwaarden opgesteld.
De rechtbank is van oordeel dat het door de verdediging bepleite alternatief (het opleggen van bijzondere voorwaarden in het kader van een voorwaardelijke straf) onvoldoende garantie biedt dat verdachte zich daadwerkelijk onder behandeling zal stellen, terwijl het evident is dat verdachte die behandeling wel (langdurig) nodig heeft. In het geval van een voorwaardelijke straf zou verdachte namelijk (als hij zich niet aan de voorwaarden houdt en de voorwaardelijke straf ten uitvoer wordt gelegd) na het uitzitten van die straf onbehandeld terugkeren in de maatschappij. De rechtbank vindt dat een onwenselijk scenario, zowel voor de maatschappij als voor verdachte zelf.
Gelet op al het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat terbeschikkingstelling met voorwaarden passend en noodzakelijk is. De rechtbank zal deze maatregel daarom opleggen met de door [instelling 1] geadviseerde voorwaarden. De precieze invulling van deze voorwaarden is opgenomen in het dictum van dit vonnis.
Geen gemaximeerde terbeschikkingstelling
De maatregel wordt opgelegd omdat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf dat gericht is tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, te weten brandstichting waarbij (levens)gevaar te duchten was. Dat betekent dat de duur van de terbeschikkingstelling, indien in de toekomst zal worden bevolen dat verdachte van overheidswege zal worden verpleegd, niet op voorhand gemaximeerd is.
Dadelijk uitvoerbaar
In navolging van de genoemde rapportages, concludeert de rechtbank dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zonder behandeling en begeleiding opnieuw een misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat opgelegde voorwaarden en het daarop uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Gedragbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
Gelet op de genoemde adviezen, vindt de rechtbank het noodzakelijk dat verdachte, ook na het beëindigen van de maatregel van terbeschikkingstelling (aanvullend) wordt behandeld en langdurig onder toezicht wordt gesteld. Daarmee wordt de mogelijkheid gecreëerd om verdachte ook na afloop van de terbeschikkingstelling met voorwaarden onder toezicht te stellen als dat in verband met de dan bestaande risico’s noodzakelijk wordt bevonden. De rechtbank neemt dit advies over en zal daarom voor de beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten, de gedragbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opleggen.
Er is voldaan aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van deze maatregel nu verdachte wordt veroordeeld tot de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden. De rechtbank merkt tenslotte nog ten overvloede op dat deze maatregel pas ten uitvoer kan worden gelegd na een daartoe strekkende vordering van het Openbaar Ministerie tegen het einde van de maatregel van terbeschikkingstelling en een daaropvolgende beslissing van de rechtbank (artikel 6:6:23a en verder van het Wetboek van Strafvordering).
Strafoplegging
De rechtbank zal, naast de maatregel van terbeschikkingstelling, volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf die gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, te weten 480 dagen. Bij deze beslissing weegt mee de rechtbank mee dat verdachte sterk verminderd toerekenbaar is en naar verwachting een intensieve en langdurige behandelperiode tegemoet gaat. Bovendien zal verdachte, als hij een langere straf krijgt dan dat hij tot nu toe vast heeft gezeten, zijn plek bij [verblijfplaats] kwijtraken en de rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat dat niet wenselijk is.
Voorlopige hechtenis
De voorlopige hechtenis is met ingang van 17 maart 2025 geschorst na aankomst bij [verblijfplaats] . De rechtbank zal het - geschorste - bevel voorlopige hechtenis laten voortduren, gelet op de gronden waarop de voorlopige hechtenis rust. Het gaat om een strafbaar feit waarop 12 jaar gevangenisstraf staat en de rechtsorde is ernstig geschokt. Daarnaast bestaat het gevaar dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt waarop een gevangenisstraf van 6 jaar staat of waardoor de gezondheid of veiligheid van personen dan wel algemeen gevaar voor goederen kan ontstaan. Omdat de maatregel van terbeschikkingstelling een (potentieel) vrijheidsbenemende maatregel is, doet de situatie van artikel 67a lid 3 van het Wetboek van Strafvordering zich niet voor.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd en vordert een bedrag van 10.000 euro, bestaande uit 5.000 euro materiële schade en 5.000 euro immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de vordering integraal kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft daarbij de rechtbank in overweging gegeven om ten aanzien van de gevorderde materiele schade gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering. Daarbij heeft de raadsman primair gesteld dat hij onvoldoende gelegenheid heeft gehad om de vordering te betwisten omdat de vordering pas kort voor de zitting is ingediend. Mocht de rechtbank daar niet in meegaan, dan heeft de raadsman betoogd dat de benadeelde partij desondanks niet-ontvankelijk verklaard moet worden omdat de vordering onvoldoende onderbouwd is. Bovendien betreft een aantal van de materiele schadeposten geen schade die rechtstreeks door de benadeelde partij is geleden, waardoor sprake is van verplaatste schade. Deze posten dienen daarom te worden afgewezen, evenals de posten waarvoor in het geheel de onderbouwing ontbreekt. Met betrekking tot de immateriële schade, heeft de raadsman gesteld dat de aard en ernst van de normschending in dit geval niet zonder meer meebrengen dat de nadelige gevolgen zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen die een vergoeding van 5.000 euro aan immateriële schade rechtvaardigt.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat voorbij aan het verweer van de raadsman dat de vordering te laat is ingediend waardoor de verdediging onvoldoende gelegenheid zou hebben gehad om de vordering gemotiveerd te betwisten. De vordering is weliswaar pas een dag voor de zitting door de raadsman ontvangen, maar deze had volgens de wet ook nog op de zitting zelf ingediend mogen worden. Bovendien is de vordering niet dusdanig complex dat de raadsman onvoldoende in staat zou zijn om hier verweer tegen te kunnen voeren of dat de beoordeling daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De rechtbank zal de vordering daarom inhoudelijk beoordelen.
Materiele schade
De rechtbank stelt vast dat het evident is dat de benadeelde partij rechtstreekse schade heeft geleden omdat zijn studio volledig is uitgebrand en hij al zijn spullen - meubels, kleding huishoudelijke apparaten en dergelijke - opnieuw moest kopen. De rechtbank gaat niet mee in de stelling van de raadsman dat er sprake is van verplaatste schade. Weliswaar is een deel van kosten voorgeschoten door de moeder van de benadeelde partij, maar hij heeft die kosten vervolgens weer volledig aan haar terugbetaald. De rechtbank ziet daarnaast in dat het voor de benadeelde partij lastig is geweest om de door hem gelede schade goed te onderbouwen omdat alle goederen zijn verbrand. Wel heeft de benadeelde partij aangegeven welke goederen bij benadering in de studio aanwezig waren en heeft hij daar foto’s van overlegd. De rechtbank zal met gebruikmaking van haar schattingsbevoegdheid de schade begroten op 3.500,00 euro en de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 november 2023 tot de dag van volledige betaling.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek hebben benadeelde partijen recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade indien zij ten gevolge van de strafbare feiten in hun persoon zijn aangetast. De aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij brengen mee dat er ook in dit geval sprake is van een aantasting in de persoon. Van belang daarbij is dat het feit gericht was tegen verdachte waardoor een voor benadeelde partij levensgevaarlijke situatie is ontstaan. De benadeelde partij is hiervan erg geschrokken en heeft psychische problemen ervaren. Gelet op soortgelijke zaken is de rechtbank van oordeel dat een vergoeding van 2.500,00 euro billijk is. De rechtbank zal de vordering daarom tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 24 november 2023 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel desgewenst bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Proceskostenveroordeling
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van 6.000,00 euro, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 24 november 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 65 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft. De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 38, 38a, 38z, 55 en 157 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor onder 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor onder 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar.
Strafoplegging
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Terbeschikkingstelling met voorwaarden
- gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden stelt daarbij de volgende
voorwaardenbetreffende het gedrag van de ter beschikking gestelde;

Geen strafbaar feit plegenVerdachte maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit.

Meewerken aan ReclasseringstoezichtVerdachte werkt mee aan het toezicht door [instelling 1] . Deze medewerking houdt onder andere in: verdachte meldt zich op afspraken bij [instelling 1] ( [instelling 1] bepaalt hoe vaak dat nodig is); verdachte laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien (nodig om de identiteit van verdachte vast te stellen); verdachte houdt zich aan aanwijzingen van [instelling 1] (die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden); verdachte helpt [instelling 1] aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is (nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid); verdachte werkt mee aan huisbezoeken; verdachte geeft [instelling 1] inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners; verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van [instelling 1] en verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht.

Meewerken aan time-outAls [instelling 1] dat nodig vindt en verdachte daarmee instemt, kan verdachte voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum of andere instelling. Deze time-out duurt tot [instelling 1] of verdachte deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar.

Niet naar het buitenlandVerdachte gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van [instelling 1] .

Opname in een zorginstellingVerdachte laat zich opnemen in [verblijfplaats] , [instelling 2] , of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang [instelling 1] dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen als de zorginstelling dat nodig vindt. Als [instelling 1] een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing.

Ambulante behandelingVerdachte laat zich, indien geïndiceerd, ambulant behandelen door een nader te bepalen instelling, te bepalen door [instelling 1] . Behandeling duurt zolang [instelling 1] dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen als de zorgverlener dat nodig vindt.

Begeleid wonen of maatschappelijke opvangVerdachte verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door [instelling 1] . Het verblijf duurt zolang [instelling 1] dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met [instelling 1] voor hem heeft opgesteld.

DrugsverbodVerdachte gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. [instelling 1] bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
  • AlcoholverbodVerdachte gebruikt geen alcohol en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. [instelling 1] bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
  • ContactverbodVerdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met de heer [slachtoffer] , geboren op [1996] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.

LocatieverbodVerdachte bevindt zich niet in de gemeente [gemeente] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.

DagbestedingVerdachte spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
- waarbij aan
[instelling 1]de opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dadelijk uitvoerbaar
- beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden en het toezicht door [instelling 1]
dadelijk uitvoerbaarzijn;
Gedragbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
- legt aan verdachte op de
maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperkingals bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 november 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil; legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat 6.000,00 euro te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 november 2023 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 65 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Schothorst, voorzitter, mr. L.R.H. Koekoek en mr. B. Grünfeld, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Besselink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 mei 2025.
Bijlage: de gewijzigde tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 november 2023 te Soest opzettelijk brand heeft gesticht, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht, door een explosief en/of een vuurpijl en/of een (brandend) voorwerp door een ruit in de woning aan de [adres 3] te Soest te gooien en/of tot ontploffing te brengen, waardoor in voornoemde woning brand en/of een ontploffing is ontstaan en/of teweeg is gebracht, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten voornoemde woning en/of in die woning aanwezige (roerende) zaken en/of overige onroerende danwel roerende goederen die zich in de directe nabijheid van voornoemde woning bevonden en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten [slachtoffer] en/of een of meer bewoners van belendende panden te duchten was.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 5 november 2024 genummerd 20241029.1342.19299, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 226. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.p. 24
3.p. 179
4.p. 180.
5.p. 100.