In deze zaak vordert eiseres, een verhuurder, betaling van achterstallige huurpenningen van gedaagde, die een woning huurde. Gedaagde stelt dat zij een tegenvordering heeft vanwege problemen met de waterpomp, die volgens haar leidde tot hoge energiekosten. De kantonrechter heeft de vordering van eiseres toegewezen en de tegenvordering van gedaagde afgewezen, omdat gedaagde haar stellingen onvoldoende heeft onderbouwd. De huurovereenkomst tussen partijen is op 1 juni 2024 geëindigd, en gedaagde heeft de huurtermijnen van december 2023 tot mei 2024 niet betaald. Eiseres heeft de hoogte van de vordering onderbouwd, terwijl gedaagde niet kon aantonen dat de problemen met de waterpomp daadwerkelijk de oorzaak waren van de hoge energiekosten. De kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagde in verzuim is met de betaling van de huur en heeft haar veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur, wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De vorderingen van gedaagde in reconventie zijn afgewezen, omdat zij niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar claims.