ECLI:NL:RBMNE:2025:2406

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
19 mei 2025
Zaaknummer
11392963
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van huurkoopovereenkomsten en betalingsverplichtingen van de gedaagde

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 28 mei 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] B.V. en [gedaagde], die handelde onder de naam [handelsnaam]. De procedure betreft de ontbinding van twee huurkoopovereenkomsten die in april en mei 2024 zijn gesloten, waarbij [gedaagde] een Fiat en een Mercedes in gebruik had. [eiseres] vorderde een verklaring voor recht dat de overeenkomsten rechtsgeldig zijn ontbonden, alsook betaling van achterstallige leasetermijnen, rente en buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] in gebreke was gebleven met het betalen van de leasetermijnen en dat de ontbinding van de overeenkomsten gerechtvaardigd was. De kantonrechter wees de vordering van [eiseres] grotendeels toe, waarbij [gedaagde] werd veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 27.997,27, vermeerderd met rente en proceskosten. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als [gedaagde] in hoger beroep gaat. De uitspraak is gebaseerd op de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek, met name artikel 6:265 en artikel 6:100.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11392963 \ UC EXPL 24-7494 MvdH/40201
Vonnis van 28 mei 2025
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: Janssen & Janssen c.s.,
tegen
[gedaagde] , HANDELENDE ONDER DE NAAM [handelsnaam],
wonend in [woonplaaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. H. Berberoglu.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties
- de akte vermindering eis van [eiseres] van 12 december 2024
- de conclusie van antwoord met producties
- de akte vermindering eis van [eiseres] van 8 april 2025
- het bericht van 8 april 2025 met productie(s) van [eiseres] .
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 11 april 2025 plaatsgevonden. Daarvan heeft de griffier aantekeningen gemaakt. [gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling bezwaar gemaakt tegen het toelaten van de producties van 8 april 2025 van [eiseres] . De kantonrechter heeft besloten dat deze producties buiten beschouwing worden gelaten omdat ze volgens het procesreglement te laat zijn ingediend. Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter bepaald dat vonnis zal worden gewezen.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiseres] heeft met [gedaagde] in april en mei 2024 twee huurkoop-overeenkomsten (financiële lease) gesloten. Op grond van die overeenkomsten mag [gedaagde] een Fiat en een Mercedes gebruiken, die het eigendom van [eiseres] blijven tot het einde van de huurkoopovereenkomst. Als tegenprestatie moet [gedaagde] een maandelijkse leasevergoeding betalen aan [eiseres] . Voor de Fiat gaat het om een vergoeding van € 261,97 gedurende 48 maanden. Voor de Mercedes is de leasevergoeding € 479,48 gedurende 72 maanden. Volgens [eiseres] heeft [gedaagde] de leasetermijnen niet tijdig aan haar betaald. [eiseres] heeft [gedaagde] daarop op 30 september 2024 laten weten de overeenkomsten te ontbinden.
2.2.
[eiseres] vordert een verklaring voor recht dat de overeenkomsten zijn ontbonden, betaling van de achterstallige en toekomstige leasetermijnen en rente en kosten.. [gedaagde] vindt dat ze het gevorderde bedrag niet hoeft te betalen omdat de ontbinding van de huurkoopovereenkomsten, gelet op haar geringe tekortkoming niet gerechtvaardigd is. [gedaagde] stelt verder dat [eiseres] vanwege de vroegtijdige beëindiging van de huurkoopovereenkomsten geen aanspraak kan maken op de leasevergoeding van € 2.624,56 voor de Fiat en € 10.536,50 voor de Mercedes. Ook voert [gedaagde] aan dat de Mercedes voor een te laag bedrag is verkocht en dat de vordering van [eiseres] moet worden verminderd met de reële verkoopwaarde van de Mercedes. [gedaagde] stelt verder dat de gevorderde incassokosten en wettelijke rente op een te hoog bedrag zijn vastgesteld.
2.3.
De kantonrechter wijst de eis van [eiseres] grotendeels toe. Hierna wordt uitgelegd waarom.

3.De beoordeling

Overeenkomst rechtsgeldig ontbonden
3.1.
[gedaagde] erkent dat zij in augustus 2024 een achterstand had van vier leasetermijnen voor de Mercedes en drie leasetermijnen voor de Fiat. Voor deze achterstanden is in augustus 2024 met [eiseres] een betalingsregeling getroffen, waarbij [gedaagde] met ingang van 1 september 2024 maandelijks € 1.083.83 zou voldoen. Daarnaast diende [gedaagde] volgens de betalingsregeling de lopende leasetermijnen voor de Fiat en de Mercedes vóór de veertiende van iedere maand te voldoen. De eerste termijn van € 1.083,83 van de betalingsregeling is in september door [gedaagde] voldaan, maar [gedaagde] heeft niet de lopende leasetermijnen voor 14 september 2024 voldaan. Volgens [gedaagde] beruste dit op een misverstand omdat zij niet wist dat de leasetermijn niet automatisch geïncasseerd zou worden. [gedaagde] stelt dat [eiseres] vervolgens ten onrechte de betalingsregeling heeft laten vervallen en haar een onredelijk korte termijn van vier dagen heeft gegeven om de gehele achterstand te betalen. Volgens [gedaagde] is het onredelijk om vanwege het niet betalen van de reguliere leasetermijnen van september van in totaal € 741,45 beide huurkoopovereenkomsten te ontbinden. De tekortkoming is volgens haar daarvoor te gering.
3.2.
De kantonrechter oordeelt dat [eiseres] de huurkoopovereenkomst op 30 september 2024 rechtsgeldig heeft ontbonden. [gedaagde] heeft een achterstand in de leasetermijnen laten ontstaan en [eiseres] heeft haar daarvoor in gebreke gesteld. Op grond van de algemene voorwaarden [1] heeft [eiseres] in het geval van een betalingsachterstand het recht om het nog verschuldigde bedrag ineens op te eisen, de overeenkomst te beëindigen en de auto’s terug te nemen. [eiseres] was gelet hierop bevoegd om de overeenkomsten te ontbinden. Het verweer van [gedaagde] dat haar tekortkoming te gering is om ontbinding van de huurkoopovereenkomsten te rechtvaardigen, gaat niet op. In de algemene voorwaarden staat namelijk geen tenzij-bepaling zoals in de wet [2] . Daarom kunnen de overeenkomsten bij iedere tekortkoming in de nakoming van een betalingsverplichting worden ontbonden. Dat [gedaagde] zich er niet van bewust was dat zij de lopende leasetermijnen zelf moest overmaken, komt in de gegeven omstandigheden voor haar rekening en risico. De gemachtigde van [eiseres] heeft op de zitting verklaard dat dit expliciet stond opgenomen in de betalingsregeling. [gedaagde] heeft dat niet betwist. Dat [gedaagde] de tekst van de betalingsregeling mogelijk niet goed begrepen heeft omdat zij niet goed Nederlands kan lezen en spreken is een omstandigheid die voor haar rekening en risico komt.
3.3.
De door [eiseres] gevorderde verklaring voor recht dat de overeenkomsten zijn ontbonden, wordt - gelet op het voorgaande - toegewezen.
[gedaagde] moet € 27.796,71 aan leasetermijnen aan [eiseres] betalen
3.4.
Toen [eiseres] de huurkoopovereenkomsten ontbond, had [gedaagde] een betalingsachterstand van € 3.626,78. Dit bedrag moet [gedaagde] alsnog aan [eiseres] betalen. Uit de algemene voorwaarden volgt dat [gedaagde] ook de toekomstige leasetermijnen moet betalen aan [eiseres] . Volgens de dagvaarding gaat het om € 36.358 voor de Mercedes en € 11.002,74 voor de Fiat. Dat betekent dat [gedaagde] in principe nog € 50.987,52 (3.626,78 + 36.358 + 11.002,74) aan [eiseres] verschuldigd is.
3.5.
[gedaagde] stelt dat [eiseres] vanwege de vroegtijdige beëindiging van de huurkoopovereenkomsten geen aanspraak kan maken op de in de leasetermijnen inbegrepen leasevergoeding van € 2.624,56 voor de Fiat en € 10.536,50 voor de Mercedes. Zij stelt dat deze bedragen moeten worden afgetrokken van de hoofdsom omdat [eiseres] na de ontbinding geen kosten meer maakt voor onder andere onderhoud en voordeel heeft bij vroegtijdige beëindiging. [eiseres] heeft op de zitting verklaard dat onderhoud op grond van de overeenkomsten voor rekening van [gedaagde] komt en dat de leasevergoeding een vergoeding is voor de financiering die zij heeft moeten afsluiten om voor [gedaagde] de auto’s te kunnen voorschieten.
3.6.
De kantonrechter begrijpt dat [gedaagde] een beroep doet op voordeelsverrekening [3] . De kantonrechter passeert dit verweer omdat [gedaagde] onvoldoende heeft onderbouwd dat [eiseres] werkelijk voordeel heeft genoten van de vroegtijdige beëindiging van de huurkoopovereenkomsten en bovendien in de overeenkomsten is vastgelegd dat [gedaagde] deze leasevergoeding moet betalen.
3.7.
Nadat [eiseres] de overeenkomsten heeft ontbonden, heeft zij de Mercedes voor € 18.065,25 en de Fiat voor € 5.125,56 verkocht. Deze bedragen trekt [eiseres] af van het verschuldigde bedrag. Volgens [eiseres] moet [gedaagde] daarom nog een bedrag van € 27.796,71 (50.987,52 – 18.065,25 – 5.125,56) aan haar betalen. [gedaagde] stelt dat de Mercedes voor een te laag bedrag is verkocht en dat moet worden uitgegaan van de gemiddelde prijs op marktplaats van € 23.872,50 voor een vergelijkbare auto.
3.8.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] onvoldoende heeft onderbouwd dat de Mercedes voor een hoger bedrag had moeten worden verkocht. De door haar overgelegde twee advertenties van Marktplaats zijn onvoldoende voor deze conclusie. Daarbij weegt mee dat (een werknemer van) [eiseres] op de zitting heeft verklaard dat de auto boven de handelswaarde, die volgt uit een taxatierapport, is verkocht. Dit betekent dat de kantonrechter de vordering van [eiseres] niet zal verlagen en het gevorderde bedrag van € 23.872,50 zal toewijzen.
[gedaagde] moet ook rente betalen
3.9.
[eiseres] eist over de totale oorspronkelijke hoofdsom (€ 50.987,52) de contractuele rente van 18% per jaar, tot 15 oktober 2024 berekend op € 526,05. [gedaagde] stelt dat zij de contractuele rente niet verschuldigd is omdat ze gelijk gesteld dient te worden met een consument. Het artikel in de algemene voorwaarden over de rente is volgens haar onredelijk bezwarend en dient daarom vernietigd te worden.
3.10.
De kantonrechter ziet onvoldoende aanknopingspunten om [gedaagde] gelijk te stellen aan een consument. Beide overeenkomsten staan op naam van [gedaagde] h/o [handelsnaam] . En in artikel 2.7 van de overeenkomsten is bepaald dat [gedaagde] verklaart de auto’s uitsluitend in de uitoefening van een bedrijf of een zelfstandig beroep zal gebruiken. Anders dan [gedaagde] stelt valt het sluiten van een huurkoopovereenkomst in beginsel onder de normale bedrijfsvoering. De enkele omstandigheid dat de professionaliteit van [gedaagde] afwijkt van die van [eiseres] leidt er ook niet toe dat de positie van [gedaagde] vergelijkbaar is met die van een natuurlijk persoon die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
3.11.
Ook de stelling van [gedaagde] dat [eiseres] had moeten weten dat [gedaagde] de overeenkomst met betrekking tot de Mercedes was aangegaan voor privégebruik gaat niet op. [eiseres] heeft namelijk op de zitting gemotiveerd toegelicht dat het niet ongebruikelijk is om als eenmanszaak twee auto’s te leasen, één voor klantcontacten en één voor werkzaamheden. [gedaagde] heeft haar stelling hierop verder onvoldoende nader toegelicht. De kantonrechter kan daarom niet concluderen dat [gedaagde] niet heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Vernietiging van de rentebepaling uit de algemene voorwaarden is daarom niet aan de orde.
3.12.
De kantonrechter wijst de vordering tot betaling van de contractuele rente over de betalingsachterstand toe tot 30 september 2024, de dag dat de overeenkomst is ontbonden. Dat gaat in totaal om een bedrag van € 3.626,78. De contractuele rente wordt toegewezen vanaf de verschillende vervaldata van de leasetermijnen.
3.13.
[eiseres] kan geen aanspraak maken op de contractuele rente over de toekomstige huurtermijnen omdat de overeenkomsten (en daarmee de algemene voorwaarden) op 30 september 2024 zijn ontbonden. Ook kan de gevorderde wettelijke handelsrente niet worden toegewezen. Het bedrag aan toekomstige leasetermijnen is namelijk een schadevergoeding. Daarom zal de kantonrechter over het bedrag van € 24.169,93, de wettelijke rente toewijzen vanaf de dag van de ontbinding. [4]
Buitengerechtelijk kosten
3.14.
[eiseres] vordert vergoeding van buitengerechtelijke kosten van 5.098,75. Aan de wettelijke eisen voor vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De kantonrechter matigt het gevorderde bedrag tot het tarief van € 1.284,88 dat volgt uit het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten omdat uit de stellingen van [eiseres] niet kan worden afgeleid dat er duidelijk meer werkzaamheden zijn verricht dan in dit tarief liggen besloten. De gevorderde wettelijke rente wordt toegewezen vanaf de dag van de dagvaarding.
Conclusie: [gedaagde] moet € 27.997,27 aan [eiseres] betalen
3.15.
Uit het voorgaande volgt dat [gedaagde] in totaal het volgende bedrag aan [eiseres] moet betalen:
- leasetermijnen
27.796,71
- buitengerechtelijke kosten
1.284,88
+
totaal
29.081,59
Van dit totaalbedrag moet de door [gedaagde] verrichte betaling van € 1.084,32 aan [eiseres] worden afgetrokken waardoor een te betalen bedrag resteert van € 27.997,27 (29.081,59 – 1.084,32).
Proceskosten
3.16.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
115,84
- griffierecht
1.409,00
- salaris gemachtigde
1.086,00
(2 punten × € 543,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.745,84
Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard
3.17.
De kantonrechter zal het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als een van de partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing geldt in dat geval tot het gerechtshof een andere beslissing neemt.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
verklaart voor recht dat de huurkoopovereenkomsten met betrekking tot de Fiat Doblo Cargo met kenteken [kenteken 1] (contractnummer [contractnummer 1] ) en de Mercedes A-Klasse met kenteken [kenteken 2] (contractnummer [contractnummer 2] ) zijn ontbonden,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 27.997,27, te vermeerderen met:
- de contractuele rente van 18% per jaar over een bedrag van € 3.626,78, vanaf de vervaldata van de leasetermijnen tot de dag van volledige betaling,
- de wettelijke rente over een bedrag van € 24.169,93 met ingang van 30 september 2024 tot de dag van volledige betaling,
-de wettelijke rente over een bedrag van 1.284,88 aan buitengerechtelijke incassokosten met ingang van 24 oktober 2024 tot de dag van volledige betaling,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 2.745,84, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M. Vanwersch en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2025.

Voetnoten

1.Zie artikel 43
2.Zie artikel 6:265 van het Burgerlijk Wetboek (BW)
3.Artikel 6:100 BW
4.Dit volgt uit artikel 6:83 sub b BW