ECLI:NL:RBMNE:2025:2396

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 mei 2025
Publicatiedatum
19 mei 2025
Zaaknummer
C/16/591515 / JE RK 25-542
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van de ondertoezichtstelling van minderjarigen in een stabiele opvoedomgeving

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 9 mei 2025 uitspraak gedaan over de opheffing van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De moeder van de kinderen, die onder behandeling is voor een bipolaire stoornis, heeft aangetoond dat zij in staat is om een stabiele en veilige opvoedomgeving te bieden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder medicatie slikt en de signalen van mogelijke ontregeling herkent, wat haar in staat stelt om adequaat te reageren op eventuele problemen. De kinderen wonen bij de moeder en er zijn geen zorgen over hun hechtingsrelatie met haar. De moeder werkt samen met de betrokken hulpverlening en is bereid om deze ondersteuning voort te zetten in een vrijwillig kader.

De kinderrechter heeft het verzoek van de gecertificeerde instelling, Samen Veilig Midden-Nederland, om de ondertoezichtstelling op te heffen, ingewilligd. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de opheffing direct van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft de zaak beoordeeld op basis van de relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek en heeft geconcludeerd dat de gronden voor de ondertoezichtstelling niet langer aanwezig zijn. De kinderen worden niet meer in hun ontwikkeling bedreigd en de moeder is in staat om de zorg voor hen op zich te nemen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 20 mei 2025.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/591515 / JE RK 25-542
Datum uitspraak: 9 mei 2025
Beschikking van de kinderrechter over een opheffing ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
Samen Veilig Midden-Nederland, gevestigd te Utrecht,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2020 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2021 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] .
Voor het inwinnen van advies is in de procedure betrokken:
de Raad voor de Kinderbescherming,
Midden-Nederland, Utrecht,
hierna te noemen de Raad.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt mee in de beoordeling het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 8 april 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 9 mei 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder;
- mevrouw [A] , vertegenwoordiger van de Raad;
- [B] en de heer [C] , vertegenwoordigers van de GI.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij hun moeder.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 22 augustus 2024 [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld tot 22 augustus 2025.

3.Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op te heffen en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

De moeder is het eens met het verzoek.

5.De beoordeling

De beslissing
5.1.
De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] opheffen met ingang van 9 mei 2025. Zij legt haar beslissing hierna uit.
Het juridisch kader
5.2.
Op grond van artikel 1:261 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de ondertoezichtstelling opheffen indien de gronden voor de ondertoezichtstelling van artikel 1:255 lid 1 BW niet langer zijn vervuld. Er moet dan sprake zijn van een situatie waarin de minderjarige niet langer ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd of waarin de ouders die het gezag uitoefenen de hulpverlening die noodzakelijk is om de ontwikkelingsbedreiging weg te nemen voldoende accepteren.
De toelichting
5.3.
De kinderrechter is van oordeel dat de gronden voor de ondertoezichtstelling niet meer aanwezig zijn. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] worden niet meer in hun ontwikkeling bedreigd. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] groeien bij de moeder op in een stabiele en veilige opvoedomgeving. De moeder heeft een bipolaire stoornis. Zij is hiervoor onder behandeling en zij gebruikt de voorgeschreven medicatie. Het gaat sinds haar ontslag uit het psychiatrisch ziekenhuis goed met haar. Daarnaast weet de moeder wat de signalen zijn voor een mogelijke ontregeling, zodat zij op tijd alarm kan slaan. De kinderen wonen nu alweer enige tijd bij de moeder. Het gaat hier goed met hen. Er zijn geen zorgen over de hechtingsrelatie van de kinderen met de moeder sinds de opname. Daarnaast is de moeder in staat om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] de verzorging en opvoeding te bieden die zij nodig hebben. Zij is beschikbaar voor hen en zij weet wat belangrijk is voor de ontwikkeling van de kinderen. De school van [minderjarige 1] heeft bovendien geen zorgen meer geuit over [minderjarige 1] .
5.4.
Daar komt bij dat de hulpverlening in het vrijwillig kader kan worden voortgezet. De [instelling] is nog betrokken bij het gezin. De medewerkers van die instantie helpen de moeder met het regelen van praktische zaken en zij gaan starten met gesprekken met de kinderen. De moeder is goed in contact met de [instelling] , zij werkt mee aan de ondersteuning van de [instelling] en zij vindt dit ook prettig. De kinderrechter heeft er dan ook vertrouwen in dat de moeder zo door zal gaan in het vrijwillig kader, totdat de [instelling] dit niet meer nodig acht. De kinderrechter ziet daarom geen reden meer voor hulpverlening in het gedwongen kader.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.5.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
heft de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op met ingang van 9 mei 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 mei 2025 door mr. M.A.A.T. Engbers, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. J.C.M. Joosten als griffier, en op schrift gesteld op 20 mei 2025.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.