ECLI:NL:RBMNE:2025:2391

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 mei 2025
Publicatiedatum
19 mei 2025
Zaaknummer
C/16/590374 / JE RK 25/415 en C/16/590394 / JE RK 25/417
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van verzoek tot verlenging van ondertoezichtstelling en wijziging van zorg- en opvoedtaken in een complexe gezinszaak

In deze zaak heeft de kinderrechter op 9 mei 2025 uitspraak gedaan over de verzoeken van de gecertificeerde instelling (GI) om de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen te verlengen en de verdeling van zorg- en opvoedtaken te wijzigen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er intensief is gewerkt aan contactherstel tussen de vader en de kinderen, maar dat dit niet heeft geleid tot positieve resultaten. De kinderen vertonen een ongekende weerstand tegen omgang met de vader, wat door professionals als zorgwekkend wordt ervaren. De kinderrechter concludeert dat de verlenging van de ondertoezichtstelling zinloos is, omdat er geen effectieve interventies kunnen worden ingezet om het contact te herstellen. De kinderrechter wijst het verzoek van de GI af, omdat de situatie niet zal verbeteren zonder samenwerking tussen de ouders. De moeder heeft aangegeven niet open te staan voor hulpverlening, wat de situatie verder bemoeilijkt. De kinderrechter benadrukt dat de verantwoordelijkheid voor contactherstel niet bij de kinderen mag liggen, maar bij de ouders. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummers:
  • C/16/590374 / JE RK 25-415 (verlenging van de ondertoezichtstelling)
  • C/16/590394 / JE RK 25-417 (wijziging verdeling van zorg- en opvoedingstaken)
Datum uitspraak: 9 mei 2025
Beschikking van de kinderrechter over de verlenging van de ondertoezichtstelling en een wijziging van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
Samen Veilig Midden-Nederland, gevestigd te Utrecht,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2017 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2014 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 2] ,
[minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] 2010 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. F. Pool,
[vader],
hierna te noemen de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. H.E. Brokers-van Dijk.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen over de verlenging van de ondertoezichtstelling, ontvangen op 18 maart 2025;
  • het verzoekschrift met bijlagen over het wijzigen van de verdeling van de zorg- en opvoedtaken, ontvangen op 18 maart 2025;
- het bericht van de GI met bijlagen van 21 maart 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 9 mei 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat;
- de moeder met mr. N. Schietekatte (waarnemend voor mr. F. Pool);
- mevrouw [A] , vertegenwoordiger van de Raad;
- mevrouw [B] en mevrouw [C] , vertegenwoordigers van de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige 3] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige 3] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige 3] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 3] , [minderjarige 2] en [minderjarige 1] .
2.2.
[minderjarige 3] , [minderjarige 2] en [minderjarige 1] wonen bij hun moeder.
2.3.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 1 maart 2023 [minderjarige 3] , [minderjarige 2] en [minderjarige 1] onder toezicht gesteld. De ondertoezichtstelling is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 1 juni 2025.
2.4.
De ouders hebben in het ouderschapsplan, gehecht aan de echtscheidingsbeschikking van 26 juni 2019, een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken afgesproken.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 3] , [minderjarige 2] en [minderjarige 1] te verlengen voor de duur van zes maanden en de overige zes maanden aan te houden.
3.2.
Daarnaast verzoekt de GI de bij beschikking van 26 juni 2019 vastgestelde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te wijzigen en te bepalen dat de vader voor de duur van zes maanden geen fysieke omgang, videobelcontact of een andere vorm van contact heeft met de kinderen. Zij verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De moeder is het eens met het opschorten van het contact tussen de vader en de kinderen zodat zij rust krijgen en gekeken kan worden of er door die rust ruimte bij de kinderen ontstaat voor contactherstel. In dat geval is zij het ook eens met de verlenging van de ondertoezichtstelling. Een verlenging van de ondertoezichtstelling is eigenlijk niet nodig, omdat er geen verdere hulpverlening voor het gezin worden ingezet.
4.2.
De vader wil graag de kinderen weer zien. Hij doet hier zijn best voor, maar dit heeft nog niet geholpen. De vader is daarom bereid een stap terug te zetten om de kinderen de ruimte en rust te geven. De advocaat van de vader heeft toegelicht dat er nu twee mogelijkheden zijn, of er wordt doorgepakt met herstelgesprekken tussen de ouders en met de kinderen of er moet rust komen. Indien er niets meer wordt geprobeerd om het contact met de kinderen te verbeteren, is een verlenging van de ondertoezichtstelling ook niet meer nodig.

5.De beoordeling

De beslissing
5.1.
De kinderrechter zal het verzoek om verlenging van de ondertoezichtstelling en het verzoek om wijziging van de zorg- en opvoedtaken afwijzen. Zij legt haar beslissing hierna uit.
De verlenging van de ondertoezichtstelling
Het juridisch kader
5.2.
De kinderrechter kan de ondertoezichtstelling verlengen als wordt voldaan aan de wettelijke criteria van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. Dat betekent de kinderen nog steeds in hun ontwikkeling ernstig worden bedreigd en dat er daarnaast sprake is van de situatie dat een of beide ouders de hulp die nodig is om die bedreiging weg te nemen, niet of niet genoeg accepteren. Tot slot moet bij de kinderrechter wel de verwachting bestaan dat de ouders binnen een aanvaardbare termijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van het kind zelf weer kunnen dragen.
De toetsing aan dit juridisch kader
5.3.
Het gaat goed met [minderjarige 3] , [minderjarige 2] en [minderjarige 1] bij de moeder. Zij groeien hier op een veilige en stabiele situatie. Ook door de school worden positieve ontwikkelingen gezien. Over [minderjarige 3] zijn nog enkele zorgen op school, maar deze zijn niet dusdanig groot dat hier een ondertoezichtstelling voor nodig is. De kinderen worden nu enkel nog in hun ontwikkeling bedreigd omdat zij geen omgang hebben met de vader. De kinderen willen niet naar de vader en zij uiten dit in heftige emotionele en fysieke reacties. De afgelopen tijd is door alle betrokken partijen intensief gewerkt aan contactherstel tussen de vader en de kinderen. Er heeft begeleide omgang door [instelling] plaatsgevonden, maar de omgangsmomenten zijn structureel moeizaam verlopen en er is geen natuurlijke interactie gezien tussen de vader en de kinderen. Volgens [instelling] is de mate van weerstand van de kinderen binnen hun ervaring ongekend. Daarnaast hebben de kinderen psychomotorische therapie (PMT) gevolgd. Door de therapeut zijn zorgelijke signalen geuit over de weerstand van de kinderen en de emotionele belasting van de omgang. De moeder heeft verteld dat zij alles op alles heeft gezet om de kinderen naar de vader te krijgen. Zij zegt dat zij hen zelfs ‘uit de auto heeft gesleurd’. Naar het oordeel van de kinderrechter is de ongekende weerstand van de kinderen tegen de vader een voor hen ongezond gevolg van de situatie waarin zij zich bevinden, namelijk tussen twee ouders die op geen enkele manier samenwerken. Zo lang deze situatie voortduurt en er dus aan de echte oorzaak niets gedaan wordt zijn de pogingen om door middel van begeleide omgang het contact te herstellen vruchteloos, zo is gebleken en is ook het ‘sleuren van de kinderen uit de auto’ niet behulpzaam, integendeel. Hetzelfde geldt voor het inlassen van een periode van rust. Er bestaat geen aanleiding om te veronderstellen dat de situatie over zes maanden anders zal zijn en dat de rust iets zal veranderen aan de ouderverstoting.
5.4.
Op zichzelf zou de ontwikkelingsbedreiging die voortvloeit uit de verstoting van de vader voldoende reden zijn om de ondertoezichtstelling te verlengen, ware het niet dat een verlenging zinloos is als geen effectieve interventies (kunnen) worden ingezet. Een effectieve interventie zou de verplaatsing van het hoofdverblijf van de kinderen naar de vader kunnen zijn, maar dat ligt op dit moment niet voor. Zolang de kinderen bij de moeder wonen is voor een gezond contact met de vader nodig dat de moeder niet enkel in woord en daad toestemming geeft, maar op emotioneel niveau aan de kinderen laat blijken dat zij het leuk mogen hebben bij de vader. De kinderrechter heeft daarom tijdens de zitting voorgesteld dat de ouders een hulpverleningstraject gaan volgen waarbij zij leren om een samenwerkingsrelatie aan te gaan. De kinderen kunnen dan zien dat de ouders samen door één deur kunnen en normaal en vriendelijk met elkaar omgaan. Als de weerstand van de moeder tegen de vader verdwijnt of vermindert zouden de kinderen mogelijk ook zelf minder weerstand kunnen krijgen richting de vader. De moeder heeft echter gezegd dat zij voor zo’n hulpverleningstraject niet open staat, omdat zij niet met de vader om kan gaan. De moeder heeft gezegd wel open te staan voor een herstelgesprek tussen de vader en de kinderen. Dit laatste is echter onvoldoende. De moeder legt dan de verantwoordelijkheid voor het contactherstel bij de kinderen, terwijl de situatie tussen de ouders juist de oorzaak is van de ouderverstoting en de moeder hierin een grote en verwijtbare rol heeft gehad.
5.5.
De kinderrechter ziet gelet op het bovenstaande geen nut meer in de ondertoezichtstelling. De Raad heeft om dezelfde reden voorgesteld dat de vader een stap terug zet om de kinderen rust en ruimte te geven. De vader is hier in het belang van de kinderen toe bereid. Hij zou – al dan niet samen met zijn advocaat of een hulpverlener –een brief kunnen schrijven aan de kinderen waarin hij uitlegt waarom hij deze stap zet, maar dat zijn deur altijd voor de kinderen open blijft staan. De hoop is dat de kinderen naarmate zij ouder worden op een gegeven moment hun eigen gevoelens zullen ontwikkelen over de rol van de vader in hun leven en dat hierdoor ruimte bij hen ontstaat voor contactherstel.
Het wijzigen van de verdeling van de zorg- en opvoedtaken
Het juridisch kader
5.6.
Op grond van artikel 1:265g kan de kinderrechter voor de duur van de ondertoezichtstelling op verzoek van de GI een eerder vastgestelde verdeling van de zorg- en opvoedtaken vaststellen of wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is.
De toetsing aan dit juridisch kader
5.7.
De kinderrechter zal het verzoek van de GI bij gebrek aan belang afwijzen. Het verzoek van de GI ten aanzien van de verdeling van de zorg en opvoedtaken ziet op het beleid dat de GI binnen de verlengde ondertoezichtstelling wil gaan voeren. Het doel van de verzochte opschorting is om binnen de ondertoezichtstelling te monitoren of er ruimte bij de kinderen ontstaat om vervolgens gepaste interventies in te zetten. Zoals hierboven toegelicht, zal de kinderrechter het verzoek van de GI om verlenging van de ondertoezichtstelling afwijzen. De GI zal hierdoor vanaf 1 juni 2025 niet meer betrokken zijn bij het gezin. Het doel van de opschorting kan daarom reeds om die reden niet worden bereikt. De GI heeft hierdoor geen belang meer bij haar verzoek.
5.8.
Dit betekent dat de eerder in het ouderschapsplan vastgestelde zorgregeling formeel tussen de ouders blijft gelden. De feitelijke situatie is dat die niet wordt uitgevoerd. Dit laatste doet echter niet af aan de plicht van de verzorgende ouder om de band van de kinderen met de andere ouder te bevorderen. De moeder heeft hier nog wel wat stappen in te zetten. De kinderrechter gaat er wel van uit dat de moeder de kinderen zal helpen bij het contact zoeken met de vader, zodra de kinderen hier klaar voor zijn.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.9.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
wijst de verzoeken af;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 mei 2025 door mr. M.A.A.T. Engbers, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. J.C.M. Joosten als griffier, en op schrift gesteld op 16 mei 2025.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.