ECLI:NL:RBMNE:2025:2375

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 mei 2025
Publicatiedatum
16 mei 2025
Zaaknummer
11406442
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.S. Koppert
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over tekortkomingen bij uitvoering van een overeenkomst van opdracht voor een lezing

In deze zaak heeft de Stichting Norminstituut Bomen een overeenkomst van opdracht gesloten met een B.V. voor het geven van een lezing tijdens een evenement. De Stichting stelt dat de spreker tekort is geschoten in de uitvoering van de overeenkomst en vordert terugbetaling van een deel van het betaalde bedrag. Subsidiair vraagt de Stichting om gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst wegens dwaling. De gedaagde B.V. betwist de tekortkomingen en weigert te betalen. De kantonrechter heeft de vorderingen van de Stichting afgewezen, omdat er geen sprake was van zodanige tekortkomingen die een gedeeltelijke ontbinding rechtvaardigen. De kantonrechter oordeelt dat de spreker voldoende aan de afspraken heeft voldaan en dat de gestelde tekortkomingen niet zijn aangetoond. Ook het beroep op dwaling wordt afgewezen, omdat de overeenkomst al eerder was gesloten en de inhoud van de lezing geen invloed heeft gehad op de beslissing om de overeenkomst aan te gaan. De Stichting wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11406442 \ UC EXPL 24-7737 WMB/61313
Vonnis van 21 mei 2025
in de zaak van
STICHTING NORMINSTITUUT BOMEN,
gevestigd in Gouda,
eisende partij,
hierna te noemen: Norminstituut Bomen,
gemachtigde: mr. R.H. Steensma,
tegen
[gedaagde] B.V.,
kantoorhoudend in [kantoorplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
vertegenwoordigd door haar bestuurder, de [gemachtigde] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 24 oktober 2024 met producties;
- de brief van [gedaagde] , aan te merken als conclusie van antwoord, met productie;
- de akte aanvullende productie, met daarin ook een aanvulling van eis, van Norminstituut Bomen;
- de akte aanvullende productie van Norminstituut Bomen;
- de mondelinge behandeling van 18 april 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling is Norminstituut Bomen verschenen, vertegenwoordigd door haar directeur, de heer [A] (hierna: [A] ), en haar gemachtigde, mr. Steensma. Namens [gedaagde] is verschenen haar bestuurder, de [gemachtigde] (hierna: [gemachtigde] ).
1.3.
Aan het eind van de zitting heeft de kantonrechter bepaald dat er een vonnis zal worden gewezen.

2.De kern van de zaak

2.1.
[gemachtigde] heeft op 30 mei 2024 een lezing gegeven tijdens een evenement dat jaarlijks door Norminstituut Bomen wordt georganiseerd. Daarvoor heeft Norminstituut Bomen een overeenkomst van opdracht gesloten met [gedaagde] . Volgens Norminstituut Bomen is [gemachtigde] bij de uitvoering daarvan op verschillende manieren tekortgeschoten en/of heeft zij door zijn toedoen gedwaald bij het sluiten van de overeenkomst. Norminstituut Bomen wil daarom dat de kantonrechter de overeenkomst gedeeltelijk ontbindt of vernietigt en [gedaagde] veroordeeld om haar een bedrag van € 2.722,50 te betalen en daarvoor een creditfactuur op te maken. [gedaagde] weigert dat bedrag te betalen, omdat het volgens haar duidelijk was voor Norminstituut Bomen wat partijen hebben afgesproken en de overeenkomst goed is nagekomen. De kantonrechter zal de vorderingen van Norminstituut Bomen afwijzen. Hierna wordt uitgelegd waarom.

3.De beoordeling

Gedeeltelijke ontbinding is niet gerechtvaardigd
3.1.
Norminstituut Bomen vraagt de kantonrechter in de eerste plaats om de overeenkomst tussen partijen gedeeltelijk te ontbinden. Daarvoor moet sprake zijn van een zodanige tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst, dat daardoor de gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst gerechtvaardigd is. [1] De kantonrechter is van oordeel dat daar in dit geval geen sprake van is. Norminstituut Bomen heeft gesteld dat [gemachtigde] bij het uitvoeren van de opdracht tekort is geschoten, omdat (i) hij de inhoud van zijn lezing onvoldoende heeft aangepast naar het vakgebied van Norminstituut Bomen, (ii) hij geen gepersonaliseerde rap in de lezing heeft verwerkt, (iii) hij op het podium met [A] in discussie is gegaan, en (iv) hij te laat aankwam. Die verwijten worden hierna apart besproken.
i.
Het is onvoldoende vast komen te staan dat [gemachtigde] maatwerk zou leveren
3.2.
[A] heeft namens Norminstituut Bomen tijdens een overleg via Teams op 30 april 2024 met [gemachtigde] gesproken over de inhoud van de lezing. Daarbij is besproken dat [gemachtigde] zijn lezing zou toespitsen op het vakgebied van Norminstituut Bomen en in zou gaan op de connectie tussen AI, de leefomgeving en bomen. Volgens Norminstituut Bomen is sprake van een tekortkoming, omdat [gemachtigde] dat (vrijwel) niet heeft gedaan. [gemachtigde] voert aan dat hij dat wel (voldoende) heeft gedaan, gelet op het feit dat Norminstituut Bomen een standaardlezing heeft ingekocht en hij tijdens het overleg heeft aangegeven dat hij zijn lezing niet uitsluitend over bomen zou (kunnen) geven.
3.3.
De kantonrechter is van oordeel dat er op dit punt niet is gebleken van een tekortkoming, omdat onvoldoende vast is komen te staan dat afgesproken is dat [gemachtigde] maatwerk zou leveren. Uit de door Norminstituut Bomen overgelegde offerte volgt dat de mogelijkheid bestond om een maatwerklezing te krijgen tegen een verhoogd tarief, maar daar heeft Norminstituut Bomen niet voor gekozen. Bij het aangaan van de overeenkomst is er dus kennelijk een standaardlezing ingekocht en zijn er geen specifieke afspraken gemaakt over de inhoud van de lezing.
3.4.
Uit de e-mail van 30 april 2024 van Norminstituut Bomen blijkt evenmin dat er tijdens het overleg tussen partijen specifieke afspraken zijn gemaakt over wat [gemachtigde] in zijn lezing zou verwerken. Daarin wordt namelijk wel kort genoemd dat [gemachtigde] ‘leuke voorbeelden’ zou hebben van (het gebruik van) AI in samenhang met bomen, maar worden er alleen afspraken over de aankomst- en spreektijd bevestigd.
3.5.
Uit hetgeen partijen tijdens de zitting hebben verklaard, begrijpt de kantonrechter dat [gemachtigde] een aantal van de bedoelde voorbeelden, zoals
vertical farmingen door AI aangestuurde boomgroei in Dubai, in zijn lezing heeft gebruikt en hij zijn lezing dus in zoverre heeft toegespitst op het vakgebied van Norminstituut Bomen. Gelet op het feit dat er van specifieke afspraken over de inhoud niet is gebleken, is de kantonrechter van oordeel dat [gemachtigde] daarmee voldoende aan de afspraken tussen partijen heeft voldaan.
ii.
Het ontbreken van de rap is geen tekortkoming
3.6.
Hetzelfde geldt voor de met behulp van AI gepersonaliseerde rap die [gemachtigde] volgens Norminstituut Bomen in de lezing zou verwerken. Uiteindelijk heeft [gemachtigde] dat niet gedaan. Ook op dat punt kan niet worden gesproken van een tekortkoming, omdat onvoldoende vast is komen te staan dat de rap een wezenlijk onderdeel was van de overeenkomst.
3.7.
Norminstituut Bomen heeft duidelijk gemaakt dat zij niet zelf om de rap heeft gevraagd, maar dat [gemachtigde] heeft aangeboden om die te verwerken. De rap was ook geen vast onderdeel van de ingekochte lezing, maar een gimmick, die [gemachtigde] als extraatje wilde toevoegen. Hij heeft toegelicht dat het ging om een experiment, omdat de rap zou worden geschreven met behulp van AI op basis van de door Norminstituut Bomen aangeleverde gegevens van haar medewerkers, maar dat hij vanwege tegenvallende resultaten heeft besloten om die achterwege te laten. Gelet op die gang van zaken, had het [gemachtigde] misschien gesierd als hij op voorhand had laten weten dat hij de rap achterwege zou laten, maar maakt dat niet dat hij daardoor tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst.
iii.
De interactie op het podium vormt geen tekortkoming
3.8.
Norminstituut Bomen heeft verder aangevoerd dat er sprake is van een tekortkoming, omdat [gemachtigde] op het podium met [A] in discussie is gegaan over het feit dat zijn spreektijd op was. [gemachtigde] en [A] hebben een andere beleving van het bedoelde moment, maar zijn het eens over wat daarbij is gezegd. Dat komt erop neer dat [gemachtigde] om meer tijd vroeg om zijn verhaal af te kunnen ronden, nadat hij door [A] op de tijd was gewezen. Die vraag komt de kantonrechter niet ongepast of ongebruikelijk voor in de gegeven omstandigheden, mede gelet op het feit dat in de afspraakbevestiging van 30 april 2024 is aangegeven dat een paar minuten uitloop van de lezing mogelijk was. Van een tekortkoming is op dat punt dan ook geen sprake.
iv.
De late aankomst van [gemachtigde] rechtvaardigt de ontbinding niet
3.9.
Norminstituut Bomen heeft ten slotte gesteld dat er sprake was van een tekortkoming omdat [gemachtigde] te laat op de locatie aanwezig was, waardoor de organisatie gelijk aan het begin van de dag in problemen kwam met het programma en in alle stress moest zoeken naar een oplossing.
3.10.
[gemachtigde] erkent dat hij vanwege file onderweg later op de locatie was dan was afgesproken. Anders dan hij heeft betoogd, is daarmee geen sprake van overmacht, aangezien van een professioneel spreker mag worden verwacht dat hij rekening houdt met oponthoud in het verkeer en de nodige maatregelen neemt om te zorgen dat hij tijdig aanwezig is bij een evenement. Op dit punt is daarom wel sprake van een tekortkoming.
3.11.
Die tekortkoming rechtvaardigt de gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst echter niet. [gemachtigde] heeft laten weten dat hij later zou zijn, waarna er is gezocht naar een oplossing door te schuiven in het programma. Dat bleek uiteindelijk niet nodig, omdat [gemachtigde] in overleg met organisatie gelijk na zijn binnenkomst is begonnen en het programma uiteindelijk niet hoefde te worden gewijzigd. Uit wat partijen daarover hebben verklaard, begrijpt de kantonrechter dat [gemachtigde] daardoor hoogstens een paar minuten later met zijn lezing is begonnen. Hoewel [gemachtigde] daarmee onnodig voor stress heeft gezorgd bij Norminstituut Bomen en de frustratie daarover begrijpelijk is, is dat naar oordeel van de kantonrechter onvoldoende om tot een gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst te komen.
Het beroep op dwaling slaagt niet
3.12.
Norminstituut Bomen heeft (subsidiair) een beroep gedaan op dwaling en vraagt de kantonrechter om de overeenkomst tussen partijen op die grond gedeeltelijk te vernietigen. Dat beroep slaag niet. De kantonrechter begrijpt uit haar stellingen dat Norminstituut Bomen bedoelt te betogen dat zij door [gemachtigde] tijdens het overleg op 30 april 2024 op het verkeerde been is gezet wat betreft de inhoud van de lezing en dat zij bij een juiste voorstelling van zaken nooit een overeenkomst daarvoor zou zijn aangegaan. [2] Wat er tijdens dat overleg is besproken kan echter geen invloed hebben gehad op de keuze van Norminstituut Bomen om de overeenkomst aan te gaan, aangezien die al op 7 december 2023 tussen partijen was gesloten via de ondertekening van de daarvoor uitgebrachte offerte.
Conclusie: de vorderingen van Norminstituut Bomen zullen worden afgewezen
3.13.
De conclusie is dat de vorderingen van Norminstituut Bomen zullen worden afgewezen. Datzelfde geldt daarom voor de (neven)vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten.
3.14.
Omdat Norminstituut Bomen in het ongelijk is gesteld, moet zij de proceskosten betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op € 50,00 aan verletkosten, omdat [gemachtigde] namens [gedaagde] bij de zitting is verschenen.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
wijst de vorderingen van Norminstituut Bomen af,
4.2.
veroordeelt Norminstituut Bomen in de proceskosten van € 50,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Norminstituut Bomen niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. S. Koppert en in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2025.

Voetnoten

1.Artikelen 6:265 en 6:270 van het Burgerlijk Wetboek.
2.In de zin van artikel 6:228 lid 1 onder a van het Burgerlijk Wetboek.