ECLI:NL:RBMNE:2025:2350

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 mei 2025
Publicatiedatum
15 mei 2025
Zaaknummer
UTR 25/2204
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op verzoek om informatie op grond van de Wet open overheid

Op 8 mei 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen [eiseres] B.V. en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Eiseres had op 24 maart 2025 beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist op haar verzoek om informatie op basis van de Wet open overheid (Woo). De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn door verweerder is overschreden. Eiseres had op 2 januari 2025 een Woo-verzoek ingediend, waarop verweerder de beslistermijn had verdaagd en later had opgeschort. De rechtbank concludeert dat verweerder op 4 april 2025 een besluit heeft genomen, maar dit besluit was onjuist en werd ingetrokken. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen en heeft een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en bepaalt dat het griffierecht van € 194,- aan eiseres moet worden vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de griffier was verhinderd om te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/2204

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 mei 2025 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] , eiseres

en

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend op 24 maart 2025 omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar verzoek om informatie op grond van de Wet open overheid (Woo).
Op 15 april 2025 heeft verweerder de stukken toegezonden.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Eiseres heeft op 2 januari 2025 een verzoek om informatie op grond van de Woo (Woo-verzoek) ingediend. Verweerder moet binnen vier weken beslissen op het verzoek. Dat staat in artikel 4.4, eerste lid, van de Woo. Bij brief van 3 januari 2025 heeft verweerder het verzoek bevestigd en de beslistermijn verdaagd met twee weken op grond van artikel 4.4, tweede lid, van de Woo. Daarna heeft verweerder bij brief van 31 januari 2025 de termijn opgeschort met maximaal twee weken in verband met de zienswijzeprocedure op grond van artikel 4.4, derde lid, van de Woo. De opschorting eindigt op de dag waarop door de betrokken derde een zienswijze naar voren is gebracht of de daarvoor gestelde termijn van twee weken ongebruikt is verstreken. Verweerder had dus uiterlijk 27 februari 2025 moeten beslissen. De rechtbank stelt vast dat deze beslistermijn is overschreden. De rechtbank stelt verder vast dat eiseres verweerder op 4 maart 2025 in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien twee weken zijn verstreken.
4. Op 4 april 2025 heeft verweerder een besluit genomen op het verzoek van eiseres (verweerder heeft toegelicht dat op het besluit de datum van 4 maart 2025 staat, maar dat dit 4 april 2025 moet zijn). Bij brief van 14 april 2025 heeft verweerder eiser medegedeeld dat hij dit besluit wegens onjuistheden intrekt en dat een nieuw besluit zo spoedig mogelijk zal volgen.
5. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. De standaardtermijn waarbinnen verweerder alsnog op het verzoek moet beslissen bedraagt in beginsel twee weken na deze uitspraak (artikel 8:55d, eerste lid, Awb). Alleen in bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen (artikel 8:55d, derde lid, Awb). Verweerder heeft geen bijzondere omstandigheden naar voren gebracht die aanleiding geven voor zo’n andere termijn. De rechtbank stelt de beslistermijn daarom vast op de standaardtermijn van twee weken na verzending van deze uitspraak.
6. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
7. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb).
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden. Er zijn geen proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 194,- dat eiseres heeft betaald aan haar moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich rechter, in aanwezigheid van E.J.H.C. Hui, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2025.
de griffier is verhinderd deze uitspraak
te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.