ECLI:NL:RBMNE:2025:231

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 februari 2025
Publicatiedatum
30 januari 2025
Zaaknummer
C/16/530463 / HA ZA 21-750
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige overboeking van verzekerden tussen zorgcollectieven door bemiddelaars

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 12 februari 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiseres] B.V. en verschillende gedaagden, waaronder [gedaagde sub 2] V.O.F. en zorgverzekeraars ZILVEREN KRUIS ZORGVERZEKERINGEN N.V. en ACHMEA ZORGVERZEKERINGEN N.V. De zaak betreft een geschil over de onrechtmatige overboeking van verzekerden van de collectieven van [eiseres] naar het collectief van [gedaagde sub 2]. [Eiseres] stelt dat [gedaagde sub 2] zonder toestemming van de verzekerden hen heeft overgeboekt, wat heeft geleid tot schade voor [eiseres]. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 13 december 2023 al geoordeeld dat de vorderingen van [eiseres] tegen de zorgverzekeraars zijn afgewezen, omdat deze konden vertrouwen op de aanmeldingen van [gedaagde sub 2]. In het eindoordeel heeft de rechtbank vastgesteld dat [gedaagde sub 2] onrechtmatig heeft gehandeld door verzekerden zonder hun voorafgaande toestemming over te boeken. De rechtbank heeft [gedaagde sub 2] veroordeeld tot betaling van € 20.025,00 aan schadevergoeding aan [eiseres]. De vorderingen tegen [gedaagde sub 1] zijn afgewezen, omdat [gedaagde sub 2] als werkgever aansprakelijk is voor de handelingen van [gedaagde sub 1]. De proceskosten zijn toegewezen aan de gedaagden, met uitzondering van de kosten die [eiseres] zelf moet dragen.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/530463 / HA ZA 21-750
Vonnis van 12 februari 2025
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. S. Besli,
2.
[gedaagde sub 2] V.O.F.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
advocaat: mr. S. Besli,
3.
[gedaagde sub 3] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
advocaat: mr. S. Besli,
4.
[gedaagde sub 4] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
advocaat: mr. S. Besli,
5.
ZILVEREN KRUIS ZORGVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Leiden,
advocaat: mr. M.J. Bosselaar,
6.
ACHMEA ZORGVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Leiden,
advocaat: mr. M.J. Bosselaar,
gedaagde partijen.
Gedaagde partijen 1 tot en met 4 zullen gezamenlijk worden genoemd [eerste gedeelte naam van gedaagde sub 2] c.s. Gedaagde partijen 5 en 6 zullen gezamenlijk worden genoemd ZKA c.s. Gedaagde partij 1 zal apart worden genoemd [gedaagde sub 1] , en gedaagde partijen 2, 3 en 4 samen [gedaagde sub 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het inhoudelijke tussenvonnis van 13 december 2023, waarin het procesverloop tot dan toe is weergegeven. Voorafgaand daaraan heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden op 31 januari 2023. In het tussenvonnis van 13 december 2023 heeft [eiseres] een bewijsopdracht gekregen en moest [eerste gedeelte naam van gedaagde sub 2] c.s. bij akte een nadere productie in het geding brengen. Dat heeft [eerste gedeelte naam van gedaagde sub 2] c.s. gedaan op 10 januari 2024. [eiseres] heeft daarop gereageerd met een antwoordakte op 24 januari 2024, waarbij [eiseres] ook een incidentele vordering ex art. 843a Rv heeft ingesteld. [eerste gedeelte naam van gedaagde sub 2] c.s. en ZKA c.s. hebben daarop geantwoord.
1.2.
De incidentele vordering van [eiseres] is bij het vonnis van 13 maart 2024 afgewezen. Voor de hoofdzaak is in dat vonnis overwogen dat [eiseres] kennelijk uitsluitend door het horen van getuigen invulling wil geven aan haar bewijsopdracht. Daarna heeft [eiseres] bij akte de namen van de getuigen opgegeven. Op 22 mei 2024 zijn aan de zijde van [eiseres] 6 getuigen gehoord. Daarvan is proces-verbaal opgemaakt.
1.3.
[eerste gedeelte naam van gedaagde sub 2] c.s. heeft de gelegenheid gekregen voor tegenverhoren. [eerste gedeelte naam van gedaagde sub 2] c.s. heeft daarvan gebruik gemaakt en 5 getuigen laten horen op 13 november 2024. Daarvan is proces-verbaal opgemaakt.
1.4.
[eiseres] , [eerste gedeelte naam van gedaagde sub 2] c.s. en ZKA c.s. hebben daarna elk een conclusie na enquête genomen.
1.5.
Daarna is bepaald dat een vonnis zal worden uitgesproken.

2.De stand van zaken tot nu toe

2.1.
Voor een uitgebreider overzicht waar de zaak over gaat, wat [eiseres] precies vordert en wat de rechtbank daarover al heeft beslist, wordt verwezen naar de tussenvonnissen van 13 december 2023 en 13 maart 2024. In het kort komt dat op het volgende neer.
Waar de zaak over gaat in het kort
2.2.
[eiseres] en [gedaagde sub 2] zijn bemiddelaars tussen (onder meer) zorgverzekeraars en collectieven. Een collectief is een groep verzekerden met een zelfde verzekeringsovereenkomst, als groep aangemeld bij de verzekeraar. [eiseres] bemiddelde voor de collectieven [collectief 1] en [collectief 2] , [gedaagde sub 2] bemiddelt voor het collectief [collectief 3] . Alle collectieven en dus de deelnemende verzekerden waren verzekerd bij ZKA c.s. ZKA c.s. had een samenwerkingsovereenkomst met bemiddelaars [eiseres] en [gedaagde sub 2] . Op grond van de samenwerkingsovereenkomst ontvangen de bemiddelaars een vergoeding per premiebetalende verzekerde van ZKA c.s. Het collectief behoort tot het zogenaamde ‘portefeuillerecht’ van de bemiddelaar. In december 2020 en januari 2021 zijn circa 1990 verzekerden uit de collectieven van [collectief 1] en [collectief 2] uitgestroomd naar het collectief van [collectief 3] . De verzekerden bleven dus verzekerd bij ZKA c.s., maar alleen via een ander collectief. Per 1 januari 2022 heeft ZKA c.s. de collectieven [collectief 1] en [collectief 2] beëindigd. Per 1 januari 2023 heeft ZKA c.s. de samenwerkingsovereenkomst met [eiseres] beëindigd.
2.3.
Volgens [eiseres] heeft [eerste gedeelte naam van gedaagde sub 2] c.s. die verzekerden zonder hun toestemming en daarmee onrechtmatig overgeboekt naar het eigen collectief van [gedaagde sub 2] . [eiseres] voert daarvoor aan dat dit moet zijn gebeurd doordat [gedaagde sub 1] de lijsten van verzekerden van [eiseres] , aan [gedaagde sub 2] ter beschikking heeft gesteld. [gedaagde sub 1] werkte eerst voor [eiseres] , nu bij [gedaagde sub 2] . [eiseres] stelt dat ook ZKA c.s. tegenover haar onrechtmatig heeft gehandeld, door niet te verifiëren of de overgestapte verzekerden daarvoor (schriftelijk) toestemming hebben verleend. Volgens [eiseres] was de uitstroom de enige reden voor ZKA c.s. om de collectieven van [collectief 1] en [collectief 2] op te zeggen en de samenwerkingsovereenkomst te beëindigen. [eiseres] lijdt daardoor schade. Die schade bestaat volgens [eiseres] uit de gemiste inkomsten van haar vergoedingen van ZKA c.s. Niet alleen over 2021, maar ook over de jaren daarna.
Wat is beslist in het tussenvonnis van 13 december 2023
2.4.
In het tussenvonnis is onder meer het volgende beslist. De vorderingen van [eiseres] tegenover ZKA c.s. zullen worden afgewezen. ZKA c.a. kon op de juistheid van de aanmeldingen van [gedaagde sub 2] vertrouwen en had deze niet nader hoeven te controleren op toestemming van de verzekerden. ZKA c.s. heeft de collectieven van en de samenwerking met [eiseres] niet beëindigd vanwege de uitstroom van verzekerden bij die collectieven, maar vanwege andere redenen. De toestemming voor overstap van het ene collectief naar een andere hoeft door een verzekerde niet schriftelijk te worden gegeven. Wel is nodig dat de verzekerde die toestemming (dan wel instructie aan het collectief) voorafgaande aan de overstap geeft. Dat een verzekerde achteraf berust in de overstap en daarmee tevreden is of zelfs beter af is, maakt dat niet anders. Als blijkt dat [gedaagde sub 2] verzekerden uit de collectieven van [eiseres] zonder hun voorafgaande toestemming heeft overgeboekt naar haar eigen collectief, heeft [gedaagde sub 2] tegenover [eiseres] onrechtmatig gehandeld. [gedaagde sub 2] wist immers dat [eiseres] dan minder vergoedingen zou ontvangen. Dat [gedaagde sub 1] gegevens van de verzekerden bij de collectiviteiten [collectief 1] en [collectief 2] ter beschikking heeft gesteld aan [gedaagde sub 2] staat niet vast. Als het zo zou zijn dat [gedaagde sub 1] , als werkneemster van [gedaagde sub 2] , de verzekerden zonder hun voorafgaande toestemming heeft aangemeld bij ZKA c.s. zou dat op zichzelf onrechtmatig zijn, maar daarvoor is [gedaagde sub 2] als haar werkgever dan aansprakelijk.
2.5.
Over de hoogte van de mogelijke schade van [eiseres] is in het tussenvonnis beslist dat die maximaal het verlies van vergoedingen in 2021 kan bedragen. Voor zover zich onder de 1.990 overgestapte verzekerden ook minderjarige kinderen bevinden, is er geen sprake van verlies van vergoedingen. ZKA c.s. betaalt namelijk alleen vergoedingen voor premiebetalende verzekerden, en bij minderjarige kinderen betalen alleen de ouders premie.
2.6.
In het tussenvonnis is tot slot aan [eiseres] opgedragen te bewijzen dat [gedaagde sub 2] tot een aantal van 1.990 premiebetalende verzekerden van de collectiviteiten [collectief 1] en [collectief 2] zonder hun voorafgaande toestemming of instructie voor het verzekeringsjaar 2021 bij ZKA c.s. heeft laten overboeken naar de collectiviteit van [collectief 3] . Het aantal te horen getuigen is door de rechtbank beperkt tot 6.
Invulling van de bewijsopdracht door [eiseres]
2.7.
Zoals gezegd heeft [eiseres] invulling aan haar bewijsopdracht gegeven door het horen van 6 getuigen, heeft [eerste gedeelte naam van gedaagde sub 2] c.s. daarna 5 getuigen laten horen in de contra-enquete en hebben partijen daarna conclusies ingediend. De rechtbank zal hieronder het bewijs waarderen en een eindoordeel geven.

3.De verdere beoordeling

3.1.
De rechtbank blijft bij alles wat in de voorgaande tussenvonnissen is overwogen en beslist, en bouwt daarop voort.
3.2.
Het eindoordeel zal zijn dat [gedaagde sub 2] onrechtmatig gehandeld heeft tegenover [eiseres] en € 20.025,00 aan schadevergoeding moet betalen. Hoe dat oordeel tot stand is gekomen, wordt hierna uitgelegd.
Onrechtmatig handelen van [gedaagde sub 2] staat vast
3.3.
Uit de getuigenverklaringen van de getuigen aan de zijde van [eiseres] concludeert de rechtbank dat op grond van de verklaringen van vijf getuigen voldoende vast staat dat zij geen voorafgaande toestemming aan [gedaagde sub 2] hebben verleend of instructie hebben gegeven om hun collectiviteit te wijzigen. Vijf getuigen verklaren dat stellig genoeg ( [A] , [B] , [C] , [D] en [E] ). Bij één getuige is er twijfel ( [F] ), want zij zegt dat zij voor [collectief 3] heeft gekozen toen bleek dat op haar polisblad geen collectiviteit meer was vermeld. Dat moet het polisblad van 2022 zijn geweest, toen ZKA c.s. de collectiviteit van [collectief 2] beëindigde. Volgens [eiseres] is getuige [F] ook in de war met de polis van haar moeder, die tot eind 2021 op de collectiviteit van [collectief 2] is gebleven. De rechtbank laat de verklaring van die getuige in het kader van de invulling van de bewijsopdracht buiten beschouwing.
3.4.
Met het zonder voorafgaande toestemming overboeken van deze vijf getuigen van de collectieven van [eiseres] naar het eigen collectief van [gedaagde sub 2] , staat nu vast dat [gedaagde sub 2] tegenover [eiseres] onrechtmatig heeft gehandeld.
[eiseres] is deels geslaagd in haar bewijsopdracht
3.5.
[eiseres] moest bewijzen dat 1.990 verzekerden zonder toestemming zijn overgeboekt van haar collectieven naar het collectief van [gedaagde sub 2] . Daarin is zij dus gedeeltelijk geslaagd. Zoals ook in het tussenvonnis van 13 december 2023 is overwogen, kan uit de vaststelling dat enkele verzekerden onrechtmatig zijn overgeboekt niet de conclusie getrokken worden dat álle 1.990 verzekerden onrechtmatig zijn overgeboekt (zie onder 4.14 van dat vonnis). In ieder geval drie getuigen aan de zijde van [eerste gedeelte naam van gedaagde sub 2] c.s. verklaren concreet genoeg dat zij wél toestemming hebben gegeven om van de collectieven van [eiseres] te worden omgeboekt naar het collectief van [gedaagde sub 2] ( [G] , [H] en [I] ). Van getuige [I] voert [eiseres] wel aan dat hij zelf niet via [collectief 1] of [collectief 2] was verzekerd. Alleen zijn moeder was dat. Maar uit de getuigenverklaring blijkt dat hij toestemming heeft gegeven als vertegenwoordiger van zijn moeder en de rechtbank gaat daar ook van uit.
Vorderingen tegen [gedaagde sub 1] worden afgewezen
3.6.
Voldoende vast staat dat [gedaagde sub 1] de feitelijke handeling van het overboeken heeft uitgevoerd. Daarvoor is zoals eerder geoordeeld niet zij zelf, maar [gedaagde sub 2] aansprakelijk. De vorderingen van [eiseres] tegen [gedaagde sub 1] zullen daarom worden afgewezen.
De schade moet worden geschat
3.7.
Voldoende vast staat dat [gedaagde sub 2] inbreuk heeft gemaakt op het portefeuillerecht van [eiseres] en dus onrechtmatig heeft gehandeld. Daardoor heeft [eiseres] schade geleden, namelijk het verlies van vergoedingen. Het causale verband tussen het onrechtmatig handelen van [gedaagde sub 2] en de schade van [eiseres] staat voldoende vast. [gedaagde sub 2] moet de schade van [eiseres] vergoeden.
3.8.
In het tussenvonnis is, zoals gezegd, al beslist dat de hoogte van de schade van [eiseres] is beperkt tot verlies van vergoeding per onrechtmatig overgeboekte verzekerde voor het jaar 2021. Het gaat er dus om hoeveel verzekerden onrechtmatig zijn overgeboekt. De rechtbank heeft te weinig aanknopingspunten op basis waarvan het aantal onrechtmatig overgeboekte verzekerden nauwkeurig kan worden vastgesteld. De schade van [eiseres] hangt daarmee direct samen, want per premiebetalende verzekerde ontving [eiseres] € 30,00 vergoeding. De schade moet worden geschat (artikel 6:97 BW). De rechtbank schat op basis van de hierna genoemde omstandigheden de schade van [eiseres] op € 20.025,00.
Hoe komt de rechtbank op € 20.025,00
3.9.
Eerst is de respons van verzekerden op de mailing van [eiseres] van april/maart 2021 van belang. Zowel [eiseres] , [gedaagde sub 2] als ZKA c.s. hebben verzekerden aangeschreven, maar alleen de mailing van [eiseres] is (daar houdt de rechtbank het voor) verstuurd naar álle overgeboekte verzekerden. Volgens [eiseres] zouden 172 verzekerden hebben verklaard geen toestemming te hebben gegeven voor een overboeking naar het collectief van [gedaagde sub 2] . [eerste gedeelte naam van gedaagde sub 2] c.s. betwist voldoende gemotiveerd dat alle 172 respondenten én zouden zijn overgestapt van de collectieven van [eiseres] naar het collectief van [gedaagde sub 2] én geen toestemming voor die overstap zouden hebben gegeven (zie vanaf randnummer 30 van de conclusie van antwoord van [eerste gedeelte naam van gedaagde sub 2] c.s. ). Dat verweer van [eerste gedeelte naam van gedaagde sub 2] c.s. slaagt, en de rechtbank gaat ervan uit dat van de 172 respondenten 89 verzekerden overblijven zoals [eerste gedeelte naam van gedaagde sub 2] c.s. stelt. Genoemde 89 verzekerden zijn vervolgens aangeschreven door [gedaagde sub 2] , en [gedaagde sub 2] stelt dat er dan nog nauwelijks verzekerden overblijven die geen toestemming zouden hebben gegeven. In het tussenvonnis van 13 december 2023 is overwogen dat de vraagstelling in zowel de mailing van [eiseres] als van [gedaagde sub 2] op zijn minst suggestief is te noemen (zie onder nr. 4.15). Maar de rechtbank moet ergens vanuit gaan en houdt als uitgangspunt dat in ieder geval 89 verzekerden zonder hun toestemming zijn overgeschreven.
3.10.
De rechtbank houdt het ervoor dat er in totaal méér dan 89 verzekerden zonder hun toestemming zijn overgeschreven. Dat baseert de rechtbank op het volgende.
  • Uit de getuigenverhoren komt naar voren dat de wissel van collectiviteit niet heel belangrijk wordt geacht. Veel getuigen herinneren zich een daarover ontvangen e-mail niet meer, en vrijwel niemand herinnert zich zelfs de brief van ZKA c.s., nota bene de verzekeraar zelf van de verzekerden. Dat maakt waarschijnlijk dat meerdere verzekerden niet hebben gereageerd op de mailings, hoewel zij vooraf geen toestemming voor een overboeking hebben gegeven.
  • Uit de getuigenverklaring van [E] en wat [gedaagde sub 2] daarover en in de loop van deze procedure heeft verklaard, valt aan te nemen dat een aanzienlijk deel van de overgeboekte verzekerden op enig moment eerder deelnamen aan een collectief via de moskee. Het moskee collectief beschikte dus over de gegevens van de verzekerden. Getuige [E] heeft verklaard dat de instemming met de overboeking naar het collectief van [gedaagde sub 2] ook is afgeleid doordat de leden van de moskee op kwamen dagen bij een informatieavond. De rechtbank overweegt daarover dat een dergelijke aanwezigheid niet valt gelijk te stellen met een actieve daad van instemming zoals die nodig is voor de wissel naar een ander collectief. Maar gezien de informatieavonden en de (naar de rechtbank begrijpt) actieve aanwezigheid van [gedaagde sub 2] binnen de moskee verenigingen, is aannemelijk dat die groep mensen niet hebben gereageerd op de mailings, terwijl zij wel zonder duidelijke en actieve toestemming vooraf kunnen zijn overgeschreven.
  • Tot slot neemt de rechtbank in ogenschouw dat onder het aantal van 1.990 overgeboekte verzekerden ook minderjarige kinderen meegerekend zijn. Deze minderjarige kinderen vallen niet onder de groep verzekerden waarvoor [eiseres] recht zou hebben op een vergoeding. [eiseres] is daarop gewezen in het tussenvonnis van 13 december 2023 (zie onder 4.19), maar heeft daarover na dat tussenvonnis niets gesteld. In totaal zijn dus minder dan 1.990 premiebetalende verzekerden overgeboekt naar het collectief van [gedaagde sub 2] . De groep verzekerden waartegen voorgaande omstandigheden moet worden afgezet, is dus minder groot.
3.11.
Dit alles in onderlinge samenhang bezien, maakt dat de rechtbank het aantal van 89 verzekerden vermenigvuldigt met de factor 7,5 om tot een benadering te komen van het totaal aantal verzekerden dat zonder voorafgaande toestemming is overgeboekt van de collectieven van [eiseres] naar het collectief van [gedaagde sub 2] . Zo schat de rechtbank de schade van [eiseres] op (7,5 x 89 verzekerden x € 30,00 per verzekerde =) € 20.025,00. Dat bedrag is als schadevergoeding toewijsbaar.
3.12.
Gedaagde partijen 3 en 4 zijn als vennoten van gedaagde partij 2 hoofdelijk aansprakelijk. [gedaagde sub 2] zal daarom zoals gevorderd hoofdelijk tot betaling van de schadevergoeding worden veroordeeld.
Schadebeperkingsplicht
3.13.
[eerste gedeelte naam van gedaagde sub 2] c.s. voert nog aan dat [eiseres] haar schadebeperkingsplicht zou hebben geschonden. Volgens [eerste gedeelte naam van gedaagde sub 2] c.s. had [eiseres] haar portefeuille (de collectieven [collectief 1] en [collectief 2] ) in 2021 kunnen verkopen aan [gedaagde sub 2] , maar heeft zij dat ondanks een aanbod daartoe van [gedaagde sub 2] niet gedaan. Bij een verkoop had [eiseres] haar verlies kunnen beperken, aldus [eerste gedeelte naam van gedaagde sub 2] c.s.
3.14.
Dat slaagt niet. Beperken van verlies voor een onderneming is geen schade in de zin van artikel 6:95 BW. De schade zoals hiervoor is vastgesteld is daarentegen het gevolg van het onrechtmatig handelen van [gedaagde sub 2] zelf. Tussen beide bestaat geen verband. Niet gesteld en ook niet gebleken is waarom [eiseres] gehouden zou zijn haar portefeuille te verkopen. Een onderneming zoals [eiseres] kan haar eigen afwegingen maken. Voor zover [gedaagde sub 2] heeft bedoeld te stellen dat [eiseres] vanwege het verlies van verzekerden haar collectieven zou moeten verkopen, is dat volstrekt onlogisch. Het is immers [gedaagde sub 2] zelf die deels dat verlies heeft veroorzaakt. Dat een verkoop aan [gedaagde sub 2] voordelig zou zijn voor de verzekerden, maakt een en ander niet anders.
Slotsom en proceskosten
3.15.
De vorderingen van [eiseres] tegen ZKA c.s. en [gedaagde sub 1] worden afgewezen. Als de in het ongelijk gestelde partij, moet [eiseres] hun proceskosten betalen.
3.15.1.
De proceskosten van ZKA c.s. worden begroot op:
- griffierecht
4.200,00
- salaris advocaat
10.892,50
(2,5 punten × € 4.357,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
15.270,50
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
3.15.2.
De proceskosten van [gedaagde sub 1] worden begroot op 1/4e deel van de totale proceskosten van [eerste gedeelte naam van gedaagde sub 2] c.s. , omdat alle vier de gedaagden hebben geprocedeerd met één advocaat met dezelfde processtukken en dezelfde stellingen en verweren. De totale proceskosten van [eerste gedeelte naam van gedaagde sub 2] c.s. worden begroot op:
- griffierecht
4.200,00
- salaris advocaat
10.892,50
(2,5 punten × € 4.357,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
15.270,50
Een vierde deel daarvan is (€ 15.270,50 / 4 =) € 3.817,63. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
3.16.
De vorderingen van [eiseres] tegen [gedaagde sub 2] worden deels toegewezen. De rechtbank zal voor recht verklaren dat [gedaagde sub 2] tegenover [eiseres] onrechtmatig heeft gehandeld en [gedaagde sub 2] wordt hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 20.025,00.
3.17.
Hoewel de vordering van [eiseres] tegen [gedaagde sub 2] voor de hoogte van de schade grotendeels is afgewezen, heeft [eiseres] toch terecht [gedaagde sub 2] in deze rechtsprocedure kunnen betreken. In die zin is [gedaagde sub 2] de meest in het ongelijk gestelde partij en moet zij de proceskosten van [eiseres] betalen. Die kosten begroot de rechtbank op basis van de toe te wijzen hoogte van de schadevergoeding. Het griffierecht boven een bedrag van € 2.076,00 blijft als nodeloos veroorzaakt voor rekening van [eiseres] . De totale proceskosten van [eiseres] worden zo begroot op:
- griffierecht
2.076,00
- taxes getuigen
187,50
- salaris advocaat
3.537,00
(4,5 punten × € 786,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
5.978,50
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

4.De beslissing

De rechtbank
voor [gedaagde sub 1]
4.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] tegen [gedaagde sub 1] af,
4.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van [gedaagde sub 1] van € 3.817,63, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiseres] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
voor [gedaagde sub 2] (gedaagden 2,3 en 4)
4.4.
verklaart voor recht dat [gedaagde sub 2] onrechtmatig tegenover [eiseres] heeft gehandeld,
4.5.
veroordeelt [gedaagde sub 2] hoofdelijk, in die zin dat als de een betaalt, de ander tot de hoogte van die betaling zal zijn gekweten, tot betaling aan [eiseres] van € 20.025,00 aan schadevergoeding die [eiseres] als gevolg van dat onrechtmatig handelen heeft geleden,
4.6.
veroordeelt [gedaagde sub 2] hoofdelijk, in die zin dat als de een betaalt, de ander tot de hoogte van die betaling zal zijn gekweten, in de proceskosten van [eiseres] van € 5.978,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde sub 2] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.7.
veroordeelt [gedaagde sub 2] hoofdelijk, in die zin dat als de een betaalt, de ander tot de hoogte van die betaling zal zijn gekweten, tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
4.8.
wijst het meer of anders tegen [gedaagde sub 2] gevorderde af,
voor ZKA c.s.
4.9.
wijst de vorderingen van [eiseres] tegen ZKA c.s. af,
4.10.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van ZKA c.s. van € 15.270,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiseres] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.11.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
voor alle partijen samen
4.12.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad voor de onderdelen 4.2, 4.3, 4.5, 4.6, 4.7, 4.10 en 4.11.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Gaertman en in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2025.
RW4211