ECLI:NL:RBMNE:2025:2307

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 mei 2025
Publicatiedatum
14 mei 2025
Zaaknummer
590987
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen met eetproblemen en complexe problematiek

Op 7 mei 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderrechter heeft besloten om beide meisjes onder toezicht te stellen van Stichting Samen Veilig Midden-Nederland, met ingang van 7 mei 2025. De ondertoezichtstelling voor [minderjarige 1] loopt tot 26 maart 2026, terwijl die voor [minderjarige 2] tot 7 mei 2026 loopt. Daarnaast is er een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van zes maanden, zodat de meisjes in een veilige omgeving kunnen werken aan hun eetproblemen en andere persoonlijke problematiek.

De zaak is gestart door een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming Midden-Nederland, die zich zorgen maakte over de ontwikkeling van de meisjes. Tijdens de zitting op 30 april 2025, die achter gesloten deuren plaatsvond, hebben de ouders, de Raad en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling hun standpunten toegelicht. De ouders steunden het verzoek van de Raad, terwijl de meisjes zelf aangaven dat ze liever thuis zouden zijn.

De kinderrechter oordeelde dat de situatie van de meisjes ernstig is, met complexe problematiek zoals Anorexia Nervosa en suïcidale gedachten. De ouders zijn niet in staat om de bedreigingen voor de kinderen zelf weg te nemen, en er is behoefte aan intensieve hulpverlening. De kinderrechter benadrukte het belang van continuïteit in de hulpverlening en de noodzaak van een gezinsvoogd om de ouders te ondersteunen in het proces. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/590987 / JE RK 25-475
Datum uitspraak: 7 mei 2025
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming Midden-Nederland,
hierna te noemen de Raad,
locatie Utrecht,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2008 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2010 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
[vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] ,
hierna samen te noemen: de ouders,
advocaat: mr. H. Hooijer,
de gecertificeerde instelling
Samen Veilig Midden-Nederland, gevestigd in Utrecht,
hierna te noemen de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 28 maart 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 30 april 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de ouders, bijgestaan door hun advocaat;
- [A] van de Raad;
  • [B] en [C] van de GI;
  • Y.M. Zhou, de tolk van de ouders.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de gelegenheid gesteld om hun mening kenbaar te maken. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben hiervan gebruik gemaakt en hebben voorafgaand aan de mondelinge behandeling via een Teams-verbinding met de kinderrechter gesproken.
1.4.
De kinderrechter heeft direct na de mondelinge behandeling, mondeling uitspraak gedaan. Dit is de schriftelijke uitwerking daarvan.

2.De feiten

2.1.
De moeder heeft het gezag over de kinderen.
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven momenten bij [locatie] ( [instelling] ) middels een klinische opname wegens een eetstoornis. Er zijn zorgmachtigingen op grond van de Wvggz voor hen beiden afgegeven geldig tot 18 oktober 2025 voor [minderjarige 1] en tot 1 oktober 2025 voor [minderjarige 2] .
2.3.
Emma woont bij de ouders in Leerdam.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een accommodatie voor jeugdhulp te verlenen voor de duur van zes maanden. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Voor een onderbouwing van het verzoek, verwijst de kinderrechter naar het ingediende verzoekschrift.

4.De standpunten

4.1.
De ouders zijn het eens met de verzoeken van de Raad.
4.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn het niet eens met de verzoeken. Zij vinden het niet zo fijn bij [locatie] . [minderjarige 2] wil het liefst terug naar huis.

5.De beoordeling

De beslissing
5.1.
De kinderrechter zal [minderjarige 2] onder toezicht stellen voor de duur van een jaar, en [minderjarige 1] totdat zij achttien jaar wordt (26 maart 2026). Verder zal de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlenen voor de duur van zes maanden. De kinderrechter legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
De ondertoezichtstelling
5.2.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.3.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] worden ernstig in hun algehele ontwikkeling bedreigd, zowel voor wat betreft hun fysieke en mentale gezondheid. Er is bij beiden sprake van complexe problematiek, zoals Anorexia Nervosa, suïcidale gedachten, vermoeden van depressie, een mogelijk bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling, zelfbeschadiging en problemen binnen het gezin (zoals weinig emotionele verbinding en verstoorde ouder-kindrelaties). Er is geen perspectief voor de toekomst bij hen. De situatie is zo ernstig geworden dat ouders en in mindere mate hulpverlening de grip op [minderjarige 1] en [minderjarige 2] kwijt zijn. Ondanks de inzet van hulpverleners, waaronder meerdere opnames, is de situatie niet verbeterd en gaat het zelfs slechter met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Zo heeft [minderjarige 2] aangegeven dat zij nog steeds wil afvallen en gaan de meiden al lange tijd niet meer naar school. Er is meer en andere hulpverlening nodig om ook de onderliggende mentale problemen en de systemische problemen aan te pakken.
5.4.
De ouders van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn ondanks dat zij bereid zijn, niet in staat om de bedreigingen voor de kinderen zelf weg te nemen. Dit komt onder andere doordat zij moeite hebben om op emotioneel vlak aan te sluiten bij hun dochters en dus op een gevoelige en passende manier in contact te komen met hun dochters. De relatie tussen de ouders en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] staat ernstig onder druk. De ouders zijn verdrietig over de situatie en willen graag dat het beter gaat met de meisjes. Om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] goed te leren begeleiden en begrenzen, hebben de ouders bij voorkeur cultuur-sensitieve hulp nodig. De complexe zorgvraag van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] maakt dat er veel overleg nodig zal zijn tussen de ouders en de betrokken instanties. Vanwege de taalbarrière en het cultuurverschil zal dat extra veel vragen van de ouders ook omdat de meisjes zich veelal tegen die beslissingen zullen verzetten. Het is belangrijk dat de ouders daarbij worden geholpen door een gezinsvoogd, ook omdat de ouders dan ontschuldigd worden en hun kwetsbare relatie met hun dochters kan verstevigen. Deze gezinsvoogd zal de ouders helpen met het nemen van de vele moeilijke beslissingen die op hen afkomen. Ook kan met behulp van de gezinsvoogd de benodigde hulpverlening gecontinueerd worden. Continuïteit in de hulpverlening is van groot belang, waarbij er zo min mogelijk wisselingen dienen te zijn in de betrokken hulpverlening. Dit met het oog op het kunnen opdoen van positieve hechtingsrelaties door [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De kinderrechter hoopt verder dat er middels de ondertoezichtstelling voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] meer rust en duidelijkheid voor de ouders zal ontstaan, waardoor de ouders meer ruimte zullen hebben om voor Emma te zorgen.
5.5.
De doelen van de komende periode luiden als volgt:
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] groeien op in een opvoedsituatie waarbij ze passend aangestuurd en begrensd worden.
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] groeien op in een situatie waarbij ouders voldoende oog hebben voor hun ontwikkeling en emotioneel aansluiten bij hetgeen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] nodig hebben;
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] leren op een passende manier hun emoties te uiten en krijgen de ruimte om ingrijpende gebeurtenissen te verwerken. Zij hebben meer zicht in wie zij zijn, wat hun talenten zijn en kunnen zich weer richten op hun eigen ontwikkelingstaken (zoals schoolgang, contact met leeftijdsgenoten, hobby’s);
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] worden in staat gesteld om te werken aan een versterking van de onderlinge communicatie en relatie met hun ouders.
5.6.
De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling uitspreken voor de duur van een jaar. Dit is nodig omdat de problemen al langer spelen en complex zijn, en omdat er een taal- en cultuurbarrière is. Er is tijd nodig om de doelen te behalen. De verwachting is wel dat de ouders in de nabije toekomst weer zelf in staat zullen zijn om de zorg voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op zich te nemen, binnen een termijn die voor de meisjes acceptabel is.
De uithuisplaatsing
5.7.
Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding of tot onderzoek van hun geestelijke of lichamelijke gesteldheid. [1]
5.8.
De thuissituatie biedt onvoldoende veiligheid om effectief te werken aan het herstel van de eetstoornis, de vermoedelijke depressie, de persoonlijkheidsproblemen en de systemen binnen het gezin. Door de meisjes uit huis te plaatsen, kunnen ze in een veilige omgeving blijven werken aan hun herstel, terwijl er ook aan de relatie met de ouders kan worden gewerkt. Zes maanden is de minimale tijd die nodig is om de veranderingen te laten plaatsvinden. Het is op dit moment nog niet duidelijk waar [minderjarige 1] en [minderjarige 2] na [locatie] naartoe gaan: ofwel naar een GGZ-behandelsetting, ofwel naar een andere plek binnen de jeugdhulp, zoals naar een gespecialiseerd pleeggezin, ofwel een combinatie daarvan. Samen met de GGZ moet snel worden vastgesteld waar de meisjes de komende zes maanden zullen verblijven. De ouders hopen op een plekje binnen een fijn en warm pleeggezin voor de meisjes.
5.9.
De kinderrechter hoopt dat de situatie de komende tijd ten goede kan keren, met als doel dat de meisjes misschien in de toekomst weer thuis een fijne en veilige plek zullen hebben.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.10.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.
Kindbrief
5.11.
Tegelijk met deze beschikking stuurt de kinderrechter een brief aan [minderjarige 1] en [minderjarige 2] waarin het volgende is opgenomen:
Beste [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ,Op 7 mei 2025 spraken wij elkaar via Teams. Wij hebben toen met elkaar afgesproken dat ik aan jullie een brief zou sturen waarin ik mijn beslissing aan jullie zou laten weten. Daarom stuur ik jullie nu deze brief.Ik heb tijdens het gesprek goed naar jullie geluisterd. Daarna heb ik met jullie ouders, twee jeugdbeschermers en iemand van de Raad voor de Kinderbescherming gepraat tijdens een zitting in de rechtbank.
Nadat ik iedereen heb gesproken heb ik een beslissing genomen. Die beslissing houdt in dat ik de ondertoezichtstelling verleng. Voor [minderjarige 1] tot haar achttiende verjaardag (omdat je daarna meerderjarig bent) en voor [minderjarige 2] voor de duur van een jaar. Ook heb ik besloten dat jullie nog niet terug naar huis gaan en dat ik een machtiging tot uithuisplaatsing verleen voor de duur van zes maanden.
Ik weet dat deze beslissing niet is wat jullie wensen, maar neem deze beslissing omdat ik denk dat dit het beste is voor jullie. Ik maak mij namelijk heel erg zorgen over jullie en zie dat jullie goede hulp ontvangen, maar dat het nog steeds niet goed met jullie gaat. Ik wil graag dat het voor jullie beter wordt en dat jullie de juiste hulp kunnen ontvangen, zodat jullie uiteindelijk weer naar school kunnen en willen gaan, een fijne band hebben met jullie ouders en een gezonde relatie met eten. Daarvoor, en ook vanwege de taalbarrière en het cultuurverschil, is het fijn dat er een gezinsvoogd gaat helpen bij de vele beslissingen die jullie ouders over welke hulp jullie daarvoor nodig hebben, moeten nemen. Dat kan binnen de ondertoezichtstelling.
Thuis bij jullie ouders kunnen jullie in mijn ogen minder goed werken aan jullie herstel. Ik snap dat jullie door een moeilijke tijd gaan, zeker omdat jullie het niet fijn vinden in de kliniek. Toch denk ik dat jullie nu voor jullie eigen gezondheid de zorg en ondersteuning moeten krijgen die jullie nodig hebben, ook al voelt dat niet makkelijk om dat te accepteren. Daarom verleen ik de machtiging tot uithuisplaatsing voor zes maanden. Dat is de tijd waarvan ik denk dat die nodig is om de situatie te verbeteren met inzet van hulpverlening en de tijd die nodig is om te onderzoeken wanneer en op welke manier terugkeer naar huis mogelijk is. Binnenkort zal worden vastgesteld waar jullie in die periode het beste kunnen verblijven. Ik hoop daarbij, net als jullie ouders, dat er een plek wordt gevonden waar jullie je fijn bij voelen en ik wens jullie veel kracht toe!
Met vriendelijke groet,de kinderrechter

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige 1] onder toezicht van Stichting Samen Veilig Midden-Nederland met ingang van 7 mei 2025
tot 26 maart 2026;
6.2.
stelt [minderjarige 2] onder toezicht van Stichting Samen Veilig Midden-Nederland met ingang van 7 mei 2025
tot 7 mei 2026;
6.3.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een accommodatie van jeugdhulp met ingang van 7 mei 2025
tot 7 november 2025;
6.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2025 door L.A. Banga, kinderrechter, in aanwezigheid van C. A. Lammertink als griffier, en op schrift gesteld op 14 mei 2025.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.Artikel 1:265b, eerste lid, BW.