ECLI:NL:RBMNE:2025:2279

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
13 mei 2025
Zaaknummer
16/079429-24 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelds- en vermogensfeiten in Amersfoort met meerdere verdachten

In de wijk Randenbroek in Amersfoort vonden tussen november 2023 en februari 2024 verschillende gewelds- en vermogensfeiten plaats, die door een vaste groep criminelen zouden zijn gepleegd. De politie startte onderzoek 1ON4Silex, dat zich richtte op twaalf deelonderzoeken en zeven verdachten. De verdachte in deze zaak werd vrijgesproken van wederrechtelijke vrijheidsberoving en poging tot afpersing, maar werd wel schuldig bevonden aan voltooide diefstal en twee pogingen tot diefstal van DHL-pakketten. De rechtbank hield rekening met het blanco strafblad en de jonge leeftijd van de verdachte en legde een taakstraf van 200 uren op. De zittingen vonden plaats op 31 maart en 2 april 2025, met de uitspraak op 13 mei 2025. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de vrijspraak van de andere tenlastegelegde feiten, maar dat de verdachte wel schuldig was aan de diefstallen. De rechtbank overwoog dat de verdachte zich had voorgedaan als een medewerker van een koeriersbedrijf en dat hij dit deed uit wraak omdat hij niet was uitbetaald voor eerder werk. De rechtbank besloot tot een taakstraf in plaats van een gevangenisstraf, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/079429-24 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 13 mei 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2001] te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.
INLEIDING
In de wijk Randenbroek in Amersfoort vonden in de periode van november 2023 tot en met februari 2024 verschillende gewelds- en vermogensfeiten plaats waar een verband tussen leek te bestaan. Zo constateerde de politie dat bij meldingen geregeld dezelfde signalementen van verdachten werden opgegeven, dan wel dat dezelfde personen op heterdaad werden aangehouden. Ook werden dezelfde personen geregeld gecontroleerd bij verdachte situaties. Op basis van deze bevindingen ontstond de verdenking dat de delicten door een vaste groep criminelen (in wisselende samenstellingen) werd gepleegd. De politie startte daarom onderzoek 1ON4Silex. Dit onderzoek ziet op twaalf deelonderzoeken en zeven verdachten.
Deze strafzaak is gebaseerd op de deelonderzoeken Alfa, Charlie, Foster, Hotel, India, Kilo en Makas en richt zich tegen vier verdachten: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 3] . Deze deelonderzoeken worden niet allemaal aan elke verdachte verweten. Bij verdachte richt zich de verdenking op de deelonderzoeken Charlie en India.
De rechtbank behandelt hierna eerst enkele formaliteiten en geeft aan welke verwijten het Openbaar Ministerie aan verdachte maakt. Daarna worden de standpunten van de officier van justitie en de raadsman over het bewijs besproken en geeft de rechtbank haar overwegingen en beslissingen weer.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting, dat heeft plaatsgevonden op de zittingen van 31 maart 2025 en 2 april 2025. Het onderzoek ter terechtzitting is op 13 mei 2025, met instemming van de officier van justitie en de raadsman, enkelvoudig gesloten, waarna aansluitend uitspraak is gedaan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. de Nooij en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. R. van Veen, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting van 31 maart 2025 gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, in het kort, op neer dat verdachte:
feit 1 (deelonderzoek Charlie)
op 7 januari 2024 in Amersfoort samen met anderen [slachtoffer 1] wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd en beroofd heeft gehouden;
feit 2 (deelonderzoek India)op 5 januari 2024 in Voorthuizen verschillende pakketten van [koeriersbedrijf] van [bedrijf 1] heeft gestolen door gebruik te maken van een vals kostuum;
feit 3 (deelonderzoek Charlie)
primair: op 7 januari 2024 in Amersfoort, samen met anderen, heeft geprobeerd om met bedreiging met geweld € 2200,- van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te stelen;subsidiair:op voornoemde plaats en datum, samen met anderen, heeft geprobeerd met bedreiging met geweld € 2200,- van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] af te persen;
feit 4 (deelonderzoek India)op 5 januari 2024 in Barneveld heeft geprobeerd om samen met een ander verschillende pakketten van [koeriersbedrijf] van [bedrijf 2] te stelen door gebruik te maken van een vals kostuum;
feit 5: (deelonderzoek India)op 5 januari 2024 in Voorthuizen heeft geprobeerd om samen met een ander verschillende pakketten van [koeriersbedrijf] van [bedrijf 2] te stelen door gebruik te maken van een vals kostuum.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een oordeel kan geven over de vraag of verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd, moet worden beoordeeld of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Deelonderzoek Charlie: feit 1 (wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer 1] ) en feit 3 (poging tot diefstal met bedreiging met geweld/poging tot afpersing van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] )
4.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om verdachte vrij te spreken van het onder feit 3, primair, ten laste gelegde. De officier van justitie acht het onder feit 1 en feit 3, subsidiair, ten laste gelegde wel wettig en overtuigend te bewijzen. Aangever heeft verdachte bij een fotoconfrontatie herkend als één van de daders van de wederrechtelijke vrijheidsberoving en de poging tot afpersing. Ook zijn op de telefoon van verdachte meerdere belastende berichten aangetroffen. Zo wordt verdachte gewaarschuwd voor de komst van de politie en stuurt verdachte kort nadat de ten laste gelegde feiten hebben plaatsgevonden dat hij ‘heet is’ en dat het gevaarlijk is om te praten. Daarnaast maakt de telefoon van verdachte kort nadat de ten laste gelegde feiten hebben plaatsgevonden verbinding met een zendmast bij de plaats delict.
4.1.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit van deze onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten, nu niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte één van de daders is geweest. De raadsman heeft primair bepleit dat de herkenning door aangever van het bewijs dient te worden uitgesloten, omdat deze op een onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om geen bewijswaarde toe te kennen aan de herkenning, omdat de verklaring van aangever, en daarmee ook de herkenning van aangever, niet betrouwbaar is. Tenslotte heeft de raadsman aangevoerd dat de berichten en de locatiegegevens van de telefoon van verdachte onvoldoende zijn voor een bewezenverklaring. Verdachte woont in de omgeving van de aangestraalde zendmast. Verdachte heeft voor de berichten een plausibele uitleg gegeven. Hij was in zijn auto aan het rijden, terwijl hij softdrugs had gebruikt. Om hem heen zag hij politie en hij was bang om aangehouden te worden. Hierover gingen de berichten aan zijn vriend Abdul, die niet te linken is aan dit onderzoek.
4.1.3
Het oordeel van de rechtbank: vrijspraak van feit 1 en feit 3, primair en subsidiair
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 en 3, primair en subsidiair, ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
De rechtbank overweegt dat aangever tijdens een fotoconfrontatie verdachte heeft herkend als één van de daders van de wedderechtelijke vrijheidsberoving en poging tot afpersing. Dit is echter gebeurd door middel van een enkelvoudige fotoconfrontatie, nu slechts één foto van een man met een Somalisch uiterlijk is getoond. Uit vaste jurisprudentie en op grond van rechtspsychologische literatuur volgt dat enkelvoudige fotoconfrontaties worden geacht een zwakkere bewijskracht te hebben dan meervoudige fotoconfrontaties, omdat een keuzemogelijkheid ontbreekt en ze suggestief kunnen zijn. Dit betekent niet dat elke enkelvoudige fotoconfrontatie (per definitie) onvoldoende betrouwbaar is of niet kan bijdragen aan het bewijs. Wel zal een enkelvoudige fotoconfrontatie kritisch en met de nodige voorzichtigheid moeten worden beoordeeld. De rechtbank ziet, anders dan de raadsman, in de totstandkoming van de herkenning geen aanleiding om deze van het bewijs uit te sluiten. Wel constateert de rechtbank, met de raadsman, dat de fotoconfrontatie twee maanden na de ten laste gelegde feiten heeft plaatsgevonden. Gelet op het moment en de wijze waarop de herkenning heeft plaatsgevonden, is de rechtbank van oordeel dat het resultaat van de enkelvoudige fotoconfrontatie een beperkte bewijskracht heeft.
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of en in hoeverre het dossier steun bevat voor de herkenning bij de enkelvoudige fotoconfrontatie. De rechtbank is van oordeel dat het dossier een aantal aanwijzingen bevat voor de betrokkenheid van verdachte bij de ten laste gelegde feiten, maar dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de dader is die door aangever in zijn verklaringen wordt omschreven als de persoon met het Somalische uiterlijk.
Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat uit de berichten op de telefoon van verdachte niet kan worden afgeleid dat hij één van de daders is geweest. Hoewel het opvallend is dat verdachte kort na de ten laste gelegde feiten aangeeft dat hij ‘heet’ is en dat het gevaarlijk is om te praten, is de verklaring van verdachte over waarom hij deze berichten heeft gestuurd niet op voorhand onaannemelijk. Ook de omstandigheid dat verdachte op 7 januari 2024 contact heeft met de medeverdachten biedt onvoldoende steun voor zijn betrokkenheid, omdat niet duidelijk is wat de inhoud van de berichten is en of dit verstuurde en/of ontvangen berichten betreffen. Daarbij weegt ook mee dat de politie aangeeft dat op de telefoon van verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten geen activiteiten waarneembaar zijn. Ook de omstandigheid dat de telefoon van verdachte kort nadat de ten laste gelegde feiten hebben plaatsgevonden verbinding maakt met een zendmast bij de plaats delict kan niet als steunbewijs dienen, nu het aannemelijk is dat het woonadres van verdachte ook onder deze zendmast valt.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat in het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat verdachte één van de daders is geweest en zich met die anderen schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 1 en feit 3 ten laste gelegde feiten.
4.2
Deelonderzoek India (feit 2, feit 4 en feit 5: (poging tot) diefstal van verschillende postpakketten)
4.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 2, feit 4 en feit 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder feit 2, feit 4 en feit 5 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.2.3
Het oordeel van de rechtbank
De feiten zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft de feiten bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor de feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen [1] :
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 31 maart 2025;
  • de aangifte van [aangever 1] van 8 maart 2024;
- de aangifte van [aangever 2] , namens [bedrijf 2] , van 8 maart 2024; [3]
- de aangifte van [aangever 3] , namens [bedrijf 1] , van 15 januari 2024; [4]
- het proces-verbaal van bevindingen van analyse nummer [telefoonnummer] ( [medeverdachte 2] ) zaak India; [5]
- het proces-verbaal van bevindingen over het kenteken van de bij [bedrijf 2] in [vestigingsplaats] waargenomen Volkswagen Polo; [6]
- het proces-verbaal van relaas met betrekking tot de tenaamstelling van de Volkswagen Polo, voorzien van het kenteken [kenteken] ; [7]
- het proces-verbaal van doorzoeking Volkswagen Polo [kenteken] over het aantreffen van een [koeriersbedrijf] vest. [8]
Deze bewijsmiddelen worden, ook in hun onderdelen, slechts gebruikt ter bewijs van het feit of de feiten, waarop ze gezien hun inhoud betrekking hebben.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 2op 5 januari 2024 te Voorthuizen, gemeente Barneveld verschillende pakketten van [koeriersbedrijf] die aan een ander toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een vals kostuum, te weten een [koeriersbedrijf] -vest;
feit 4op 5 januari 2024 te Barneveld tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om verschillende pakketten van [koeriersbedrijf] , die aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en die weg te nemen goederen onder hun bereik te brengen door middel van een vals kostuum, te weten een [koeriersbedrijf] -vest, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 5op 5 januari 2024 te Voorthuizen, gemeente Barneveld, tezamen en in vereniging met een ander ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om verschillende pakketten van [koeriersbedrijf] die aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en die weg te nemen goederen onder hun bereik te brengen door middel van een vals kostuum, te weten een [koeriersbedrijf] -vest, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 2: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse hoedanigheid;
feit 4 en feit 5: poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse hoedanigheid.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor alle ten laste gelegde feiten te veroordelen tot een gevangenisstraf van dertig maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan tien maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden die de reclassering heeft geadviseerd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om te volstaan met de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, eventueel aan te vullen met een korte voorwaardelijke gevangenisstraf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van een passende straf rekening gehouden met de ernst van de strafbare feiten, de omstandigheden waaronder verdachte de feiten heeft gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij de straf heeft bepaald.
8.3.1
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan
Verdachte heeft zich binnen een kort tijdsbestek schuldig gemaakt aan een voltooide diefstal en twee pogingen tot diefstal van [koeriersbedrijf] -pakketten. Verdachte is (samen met een ander) naar drie verschillende postpakketpunten gegaan met als doel om postpakketten weg te nemen. Hierbij droeg hij een [koeriersbedrijf] -vest en deed hij zich voor als een [koeriersbedrijf] -medewerker. Verdachte deed dit naar eigen zeggen uit wraak, omdat hij niet uitbetaald was voor het werk dat hij had verricht. Met zijn handelen heeft verdachte geen respect getoond voor de eigendommen van anderen. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 20 februari 2025, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De reclassering heeft op 26 maart 2025 een rapportage over verdachte opgesteld. Hierin wordt beschreven dat bij verdachte sprake is van problematiek op diverse leefgebieden. De reclassering schat het recidiverisico in op gemiddeld en vindt voorzetting van het reclasseringstraject nodig. Zij merkt echter op, dat de haalbaarheid van het reclasseringstraject laag is, nu verdachte heeft aangegeven dat hij enkel bij een groot voorwaardelijk strafdeel bereid is om bijzondere voorwaarden na te komen. De reclassering adviseert om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met (in het kort) de volgende bijzondere voorwaarden: (1) reclasseringstoezicht, (2) ambulante begeleiding, (3) contactverbod met het slachtoffer (4) een locatieverbod voor [plaats] en (5) dagbesteding.
8.3.3
De straf
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf gekeken naar de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd en rekening gehouden met het blanco strafblad en de jonge leeftijd van verdachte.
Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf van 200 uren, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. De rechtbank ziet geen aanleiding om daarnaast nog een voorwaardelijk strafdeel op te leggen.
8.3.4
Voorlopige hechtenis
De rechtbank zal het - reeds geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

9.BESLAG

Onder verdachte zijn de volgende goederen inbeslaggenomen:
  • 1 STK VVV-cadeaukaart (Goednummer: G812351)
  • 1 STK Telefoontoestel (Goednummer: G807902)
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de telefoon verbeurd te verklaren en de VVV-cadeaukaart aan verdachte terug te geven.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen over deze inbeslaggenomen goederen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave van de VVV-cadeaukaart aan verdachte gelasten.
Bewaren ten behoeve van de rechthebbende
De telefoon is onder verdachte inbeslaggenomen in het deelonderzoek Foster, waarvoor verdachte niet is vervolgd. Voor verbeurdverklaring is echter vereist dat één van de in art. 33a.1 Sr genoemde gronden zich voordoet ten aanzien van het bewezenverklaarde. Wettelijke gronden om de telefoon te onttrekken aan het verkeer zijn in deze zaak ook niet aanwezig. Niet is gebleken dat verdachte de eigenaar is van het toestel. De rechtbank zal bepalen dat de telefoon moet worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 45, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 1 en onder feit 3, primair en subsidiair, ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder feit 2, 4 en 5 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
  • veroordeelt verdachte tot
  • beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 100 dagen hechtenis;
  • bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht op basis van twee uur vermindering voor iedere dag dat de verdachte in voorarrest heeft gezeten;
Beslag
  • gelast de teruggave aan verdachte van 1 STK VVV-cadeaukaart (Goednummer: 812351);
  • gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van 1 STK Telefoontoestel (Goednummer: 807902);
Voorlopige hechtenis
- heft op - het reeds geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.M.H. van Ek, voorzitter, mr. L.E. Verschoor-Bergsma en mr. I. Jadib, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.J. van Bergeijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 mei 2025.
Bijlage: de gewijzigde tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1hij op of omstreeks 7 januari 2024 te Amersfoort, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door
- die [slachtoffer 1] met tie-wraps vast te binden en/of
- die [slachtoffer 1] te bedreigen met een (vuur)wapen (te weten een shotgun), althans met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp;
feit 2hij op of omstreeks 5 januari 2024 te Voorthuizen, gemeente Barneveld, althans in
Nederland, verschillende pakketen van [koeriersbedrijf] , in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een vals kostuum, te weten een [koeriersbedrijf] -vest;
feit 3primair
hij op of omstreeks 7 januari 2024 te [woonplaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om 2200 euro, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- in de woning aan de [adres] die [slachtoffer 1] heeft gefouilleerd en/of
- de mobiele telefoon van die [slachtoffer 1] heeft gepakt en/of
- met die telefoon (een) bericht(en) heeft gestuurd naar [slachtoffer 2] om geld af te staan en/of
- met die telefoon (een) foto(’s) van een shotgun, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gestuurd naar die [slachtoffer 2] en/of
- tegen die [slachtoffer 1] (dwingend) de woorden heeft uitgesproken dat hij hem door zijn hoofd zou knallen als het geld niet naar boven wordt gebracht en/of
- die [slachtoffer 1] met tie-wraps heeft vastgebonden en/of
- die [slachtoffer 1] heeft geblinddoekt met een (thee)doek en/of
- (telkens) een (vuur)wapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in het zicht heeft gehouden en/of tegen het hoofd en/of tegen het lichaam heeft gehouden van die [slachtoffer 1] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
subsidiair
hij op of omstreeks 7 januari 2024 te [woonplaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van 2200 euro, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een derde toebehoorde(n), door
- in de woning aan de [adres] die [slachtoffer 1] heeft gefouilleerd en/of
- de mobiele telefoon van die [slachtoffer 1] heeft gepakt en/of
- met die telefoon (een) bericht(en) heeft gestuurd naar [slachtoffer 2] om geld af te staan en/of
- met die telefoon (een) foto(’s) van een shotgun, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gestuurd naar die [slachtoffer 2] en/of
- tegen die [slachtoffer 1] (dwingend) de woorden heeft uitgesproken dat hij hem door zijn hoofd zou knallen als het geld niet naar boven wordt gebracht en/of
- die [slachtoffer 1] met tie-wraps heeft vastgebonden en/of
- die [slachtoffer 1] heeft geblinddoekt met een (thee)doek en/of
- (telkens) een (vuur)wapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in het zicht heeft gehouden en/of tegen het hoofd en/of tegen het lichaam heeft gehouden van die [slachtoffer 1] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
feit 4hij op of omstreeks 5 januari 2024 te Barneveld, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om verschillende pakketten van [koeriersbedrijf] , in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van een vals kostuum, te weten een [koeriersbedrijf] -vest, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 5hij op of omstreeks 5 januari 2024 te Voorthuizen, gemeente Barneveld, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om verschillende pakketten van [koeriersbedrijf] , in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van een vals kostuum, te weten een [koeriersbedrijf] -vest, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 20 juni 2024, doorgenummerd pagina 1 tot en met 1358, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, onderzoek 1ON4Silex, genummerd PL0900-2024007331. Tenzij anders vermeld, is deze proces-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] d.d. 8 maart 2024, pagina 683.
3.Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] , namens [bedrijf 2] , d.d. 8 maart 2024, pagina 697.
4.Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] , namens [bedrijf 1] B.V. d.d. 15 januari 2024, pagina 643.
5.Een proces-verbaal van bevindingen van analyse nummer [telefoonnummer] ( [medeverdachte 2] ) zaak India, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] d.d. 24 april 2024, pagina 704 en 705.
6.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] d.d. 22 januari 2024, pagina 700.
7.Een proces-verbaal van relaas zaak India, pagina 640.
8.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] d.d. 11 maart 2025, pagina 706.