4.3Het oordeel van de rechtbank: bewezenverklaring feit 1 en feit 2 subsidiair
Op grond van de hierna opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 en feit 2, subsidiair, ten laste gelegde.
Bewijsmiddelen
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 31 maart 2025
Op 7 januari 2024 was ik tussen 20:56 uur en 21:30 uur in de woning op de [adres] in [woonplaats] . Ik ben de gebruiker van de iPhone 11 die op 7 januari 2024 onder mij in beslag is genomen.
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] staat - samengevat en zakelijk weergegeven – onder meer het volgende opgenomen:
Melding
Op 8 januari 2024 (
de rechtbank begrijpt: 7 januari 2024), omstreeks 21:30 uur, kregen wij
de melding vanuit het operationeel centrum om te gaan naar de [adres] in [woonplaats] .
Ter plaatse
Wij hoorden over de portofoon dat de personen, die in de woning gezien waren, ervandoor gingen in de richting van de achtertuin. Wij hoorden dat er een deur open ging en zagen dat er een persoon op het dak van de schuur klom. Even later hoorden wij geluid komen van de achtertuin van huisnummer [huisnummer] .
Aanhouding
Omstreeks 21:40 uur zagen wij dat de tuindeur van huisnummer [huisnummer] open ging. Wij zagen een jonge man met zijn handen omhoog de tuin uitlopen.Later bleek dit verdachte [verdachte] te zijn.
Aangever [slachtoffer 1] heeft - samengevat en zakelijk weergegeven - onder meer het volgende verklaard:
Op 6 januari 2024 hoorde ik via Snapchat dat een ‘vriend’ van mij iemand wist die bitcoins te koop aanbood. Hij staat in mijn contactenlijst onder de naam ' [contactnaam 1] '. Via deze ' [contactnaam 1] ' ben ik toen in contact gekomen met de verkopende partij. ' [contactnaam 1] ' heeft via Snapchat een groep aangemaakt. In deze groep was een persoon toegevoegd onder de voorletter ' [contactnaam verdachte] '. Op 7 januari 2024 appte ' [contactnaam verdachte] ' mij het bericht dat ik naar het adres [adres] in [woonplaats] kon komen. Ik ging daar naartoe samen met [slachtoffer 2] (
de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2]).We kwamen daar omstreeks 20:56 uur aan. Ik ben toen naar de voordeur van de woning gelopen en heb toen aangebeld. Ik zag dat de deur werd geopend door persoon 1. Ik liep vervolgens achter hem aan naar de eerste etage van de woning. Op de eerste etage liepen wij de eerste kamer binnen. In die kamer zat een wit/gele radiator onder het raam. Na ongeveer 5 seconden kwamen er ineens vanuit een andere kamer, op die eerste verdieping, nog twee andere mannen aangelopen: persoon 2 en persoon 3.Opeens kwam de Somalische jongen (persoon 3) voor mij staan en vroeg of ik mijn zakken leeg wilde maken. Hij zei toen tegen mij dat hij een tie-wrap om mijn polsen ging doen. Ik zag dat hij in één van zijn handen een witte tie-wrap had en mijn beide polsen daarmee vastbond aan de voorzijde van mijn lichaam. Kort daarna moest ik bij de radiator gaan zitten en met een tweede set tie-wraps werd ik aan de radiator vastgemaakt. Op datzelfde moment zag ik dat die dikke Marokkaan (persoon 2) in zijn handen een shotgun vasthield en de loop daarvan in mijn richting hield. Hij richtte de voorzijde van die shotgun op mijn hoofd en zei daarbij tegen mij: Ik knal je door je hoofd heen als je het geld niet snel naar boven laat brengen.
Door persoon 1 werd vervolgens vanuit mijn rechterbroekzak mijn mobiele telefoon gepakt. Persoon 1 nam via mijn telefoon contact op met [slachtoffer 2] . Via Snapchat sprak hij uit mijn naam en appte hij dat het geld aan die Somalische jongen kon worden gegeven. Die zou naar de auto komen lopen en daar het geld in ontvangst nemen. Na ongeveer 1 minuut kwam die jongen echter al weer terug naar boven lopen en vertelde tegen persoon 1 en persoon 2 dat hij het geld niet had gekregen.
Ik werd vervolgens door persoon 1 en persoon 2 onder druk gezegd dat ik moest regelen dat het geld wel werd afgegeven. Ik werd onder druk gezet, terwijl persoon 2 de loop van die shotgun tegen mijn hoofd drukte. Ik voelde dat de ijzeren loop tegen mijn slaap werd aangedrukt. Er is vervolgens weer door persoon 1 via mijn telefoon gechat met [slachtoffer 2] dat hij dat geld moest afgeven. Op dat moment was het 21.22 uur en kreeg [slachtoffer 2] een foto van die shotgun binnen op zijn mobiele telefoon.
[slachtoffer 2] was niet meer bereikbaar op zijn telefoon. Persoon 1 en persoon 2 besloten toen om mij mee te nemen naar een andere locatie. Ik kreeg van persoon 1 wederom een witte tie-wrap om mijn polsen gebonden. Voordat ik met hun naar beneden liep, werd ik geblinddoekt met een rode theedoek die strak voor mijn ogen werd gebonden door persoon 1. Eenmaal beneden hoorde ik persoon 1 en persoon 2 zeggen dat er politie was waarna ze via de achterdeur en achtertuin wilden vluchten. Daarbij zeiden ze tegen mij dat ik met hen mee moest lopen. Ik stond in de achtertuin. Persoon 2 trok de tie-wraps van mijn polsen. Daarna trok ik de theedoek van mijn hoofd en heb ik die van mij afgegooid.
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] staat - samengevat en zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
Tijdens zijn aangifte werden aan de aangever een tweetal foto's getoond met daarop de afbeeldingen van twee aangehouden verdachten. In zijn verklaring werden deze
verdachten omschreven als persoon 1 en persoon 2. De identiteit van de twee aangehouden verdachten die aan de aangever werden getoond betreffen:
Persoon 1: [verdachte] .
Persoon 2: [medeverdachte 1] .
Het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 4] staat onder meer - samengevat en zakelijk weergegeven - het volgende:
Melding
Op 7 januari 2024 ontvingen wij om 21.30 uur de melding dat wij ons moesten begeven naar het adres [adres] te [woonplaats] . Hier zou in de woning een slachtoffer vastgehouden worden onder bedreiging van een shotgun.
Aantreffen
Op het moment dat de voordeur openging zag ik een persoon. Hij was genaamd [slachtoffer 1] . In de woonkamer zag ik staan [medeverdachte 1] , geboren op [2000] . Op een stoel in de woonkamer zag ik een man zitten, genaamd [A] . Hij zei dat hij de hoofdbewoner van dit adres was.
Transport [slachtoffer 1]
Ik hoorde [slachtoffer 1] in het kort verklaren dat hij op dit adres bitcoins zou kopen. Zodra de deur geopend werd, werd hij meteen naar boven geleid. Hij werd toen door drie jongens onder schot gehouden. Eén jongen hield de shotgun, een lang zwart wapen, vast en dit betrof die bolle Marokkaan die net in de woning naast hem was, in de woonkamer. Dit is degene die we net ook aangehouden hebben. Hij is dus absoluut geen slachtoffer, die bolle Marokkaan, maar de hoofddader.
Uitgebreid gesprek met [slachtoffer 1] aan het bureau
Ik hoorde [slachtoffer 1] zeggen dat die bolle Marokkaan een foto heeft genomen van zijn ID-kaart en dat hij dus weet wie hij is. Ik hoorde [slachtoffer 1] zeggen dat hij via " [contactnaam 3] " op Snapchat, een jongen uit Amersfoort, in contact is gekomen met " [FB accountnaam verdachte] ".Hij belde via Snapchat in een groepsgesprek met ‘ [contactnaam 1] ’ en " [FB accountnaam verdachte] ". Ik hoorde [slachtoffer 1] verklaren dat hij in zijn zakken werd gefouilleerd door de mannen. Er werd gezegd dat ze geld wilden zien.Hij heeft een
half uur in de woning heeft vastgezeten.
Onderzoek telefoon
Ik nam de telefoon van [slachtoffer 1] in beslag. [slachtoffer 1] liet mij het overzicht van het Snapchatgesprek met de mannen in de woning zien. De drie mannen in de woning communiceerden via de telefoon van [slachtoffer 1] met [slachtoffer 2] .
Van
Inhoud
[slachtoffer 1]
Kom het is gelukt
Waar ben je?
Voor de deur
[contactnaam 4]
Is niet ontvangen
[slachtoffer 1]
Neef kom naar boven
Breng die geld
[contactnaam 4]
Staat invalid wall
[slachtoffer 1]
Geopend door [contactnaam 4]
[slachtoffer 1]
Neef
Ze gaan me meenemen […]
Tiewraps om polsen [slachtoffer 1]
Ik keek naar de polsen van [slachtoffer 1] en zag rode striemen aan zijn polsen. Ik zag dat het dunne striemen waren, anders dan letsel van handboeien.
De getuige [slachtoffer 2] heeft - samengevat en zakelijk weergegeven - onder meer het volgende verklaard:
Wij zijn op 7 januari (
de rechtbank begrijpt 7 januari 2024) naar de [adres] in [woonplaats] gereden. [slachtoffer 1] had afgesproken dat hij eerst naar binnen zou gaan. Hij zou regelen dat de crypto overgemaakt zou worden en ik zou daarna het geld brengen. Toen [slachtoffer 1] net naar binnen was, kwam een man naar mijn auto toe. Hij zei: "ik kom het geld halen". Om 21:15 uur had ik een Snapchatgesprek met [slachtoffer 1] . In dit gesprek stond dat ik hem moest betalen, zodat hij daar weg kon. Het leek erop alsof [slachtoffer 1] onder druk gezet werd. Om 21:21 uur kreeg ik een foto van een shotgun. Op deze foto zag ik op de achtergrond een bed en een blanke hand. In de hand werd de shotgun vastgehouden. Het betrof een kort jachtgeweer, zwart van kleur.
De eigenaar van de woning aan de [adres] , [A] , heeft - samengevat en zakelijk weergegeven - onder meer het volgende verklaard:
V: Wie waren er buiten de bewoners van het pand nog meer in de woning?
A: Er was een vriend van mij in de woning, die noem ik [bijnaam] op zijn Turks. Hij kwam met twee mannen binnen. Hij zei dat er nog een vriend zou komen en hij had zelf die deur voor die andere vriend open gedaan. Ze gingen uiteindelijk met z'n vieren naar boven.
V: Wie waren er beneden toen de politie kwam?
A: Dat waren [B] (
de rechtbank begrijpt: [B]) en ik.
In het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 5] , inhoudende het onderzoek aan de iPhone SE, staat - samengevat en zakelijk weergegeven - onder meer het volgende:
Deze iPhone SE is in beslag genomen onder de verdachte [medeverdachte 1] op de locatie [adres] te [woonplaats] .
Timeline 07-01-2024
Er is op 07-01-2024 een timestamp op de telefoon vastgelegd met coördinaten, die de locatie [adres] te [woonplaats] aangeeft.
Tevens bleken er meerdere foto's te zijn gemaakt met deze telefoon van een rijbewijs met als datum 07-01-2024 op 21:05 uur en de daaropvolgende tijdstippen.De man op deze foto wordt door mij herkend als [slachtoffer 1] . Deels is zijn naam ook te lezen.
In het proces-verbaal van verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] staat - samengevat en zakelijk weergegeven - onder meer het volgende:
Wij liepen naar de achterzijde van de woning van de [adres] te [woonplaats] . In de tuin zagen wij dat er op de tuintafel een witkleurige tie-wrap lag welke doormidden gebroken was. Wij zagen dat er rechts naast de tuinstoel op de grond een roodkleurige theedoek lag.
Goednummer: PL0900-2024007331-3278519
Bijzonderheden: gebroken tiewrap.
In het proces verbaal forensisch onderstuk stuk van overtuiging staat - samengevat en zakelijk weergegeven - onder meer het volgende:
Goednummer: PL0900-2024007331-3278519
SIN: AAQT0166NL
Relatie met SIN AAGB4694NL.
In het rapport van het NFI van 9 juli 2024, opgemaakt door S. Smit, staat - samengevat en zakelijk weergegeven – onder meer het volgende opgenomen:
Van het referentiemateriaal van verdachte [verdachte] is een DNA-profiel verkregen. Dit DNA-profiel is vergeleken met het verkregen DNA-mengprofiel van bemonstering AAGB4694NL#01 (tie-wrap aaqt0166nl). Uit de resultaten van het vergelijkend DNA-onderzoek is geconcludeerd dat verdachte [verdachte] donor kan zijn van een deel van het DNA in bemonstering AAGB4694NL#01.
DNA-mengprofiel AAGB4694NL#01 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van verdachte [verdachte] en een willekeurige onbekende persoon, dan wanneer het DNA afkomstig is van twee willekeurige onbekende personen.
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 8] , inhoudende het onderzoek aan de telefoon van verdachte [verdachte] , staat - samengevat en zakelijk weergegeven – onder meer het volgende opgenomen:
Ik zag dat de telefoon een iPhone 11 was. Als Device name was ingevoerd: iPhone van [contactnaam verdachte] .
Social media
Snapchat: [Snapchataccount naam verdachte] (username [contactnaam verdachte] .)
Facebook: [FB accountnaam verdachte] (username [FB accountnaam verdachte] ).
Snapchat tegencontact [contactnaam 3]
In een snapchatbericht, gedateerd op 2-11-2023, verzond het account: [Snapchataccount naam verdachte] met username: [contactnaam verdachte] . de tekst: ' [tekst] ' aan Snapchat tegencontact [contactnaam 3] .
Overwegingen
Vrijspraak van feit 2, primair (poging tot diefstal met bedreiging met geweld)
Nu sprake is van een poging om onder dwang het geld af te laten geven en niet van een poging om het geld weg te nemen, acht de rechtbank, net als de officier van justitie en de raadsman, het onder feit 2, primair, ten laste gelegde niet wettig en overtuigend te bewijzen. Verdachte zal dan ook van het onder feit 2, primair, ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring van feit 2 (wederrechtelijke vrijheidsberoving) en feit 4, subsidiair, (poging tot afpersing)
Betrouwbaarheid verklaring aangever
De rechtbank acht de verklaring van aangever betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. De rechtbank stelt in de eerste plaats vast dat de verklaringen die aangever (direct) ten overstaan van de politie en later bij de rechter-commissaris heeft afgelegd niet alleen telkens gedetailleerd en op hoofdlijnen consistent zijn, maar ook dat zij authentiek overkomen. Daarnaast weegt de rechtbank mee dat verschillende door aangever genoemde feiten en omstandigheden steun vinden in andere bewijsmiddelen in het dossier en daarmee objectief verifieerbaar zijn. Dit draagt dan ook bij aan de betrouwbaarheid van zijn verklaringen.
Steunbewijs
Vervolgens staat ter beoordeling of de verklaring van aangever voldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal. De rechtbank is van oordeel dat dat het geval is.
De verklaring van aangever over het vastbinden met tie-wraps wordt ondersteund door het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] . Zo verklaart aangever dat zijn polsen met een tie-wrap waren vastgebonden en worden op zijn polsen ook rode striemen waargenomen. Anders dan de raadsman, acht de rechtbank deze rode striemen wel ondersteunend voor de verklaring van aangever, nu de verbalisant opmerkt dat het ander letsel betreft dan letsel dat ontstaat bij het gebruik van handboeien.
Daarnaast wordt dit onderdeel van de verklaring van aangever ondersteund door de bevindingen in de achtertuin van de [adres] in [woonplaats] . Zo verklaart aangever dat, naast een tie-wrap om zijn polsen, ook een rode theedoek om zijn hoofd was gebonden. In de achtertuin van de woning trok één van de daders de tie-wrap van zijn polsen los, waarna aangever de theedoek van zijn hoofd heeft getrokken. De politie is, gelet op deze verklaring, in de achtertuin van de woning aan de [adres] gaan kijken en heeft daar inderdaad een roodkleurige theedoek en een doormidden gebroken tie-wrap gevonden. Op de tie-wrap zijn sporen veiliggesteld, die het NFI vervolgens heeft onderzocht. Uit het NFI-rapport van 9 juli 2024 blijkt dat er DNA is aangetroffen van verdachte op de gebroken tie-wrap.
Naar het oordeel van de rechtbank is het DNA-spoor op de tie-wrap onmiskenbaar een daderspoor, gelet op het feit dat deze gebroken was, naast de theedoek lag, op de plek waar de aangever voelde dat zijn polsen werden losgemaakt. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat het kan zijn dat hij ooit een tie-wrap heeft aangeraakt, maar dat hij zich niet kan herinneren wanneer dat is geweest. Ter terechtzitting heeft verdachte een soortgelijke verklaring afgelegd en verder nog opgemerkt dat er sprake is van verplaatsbaar DNA. Een alternatief scenario voor het aantreffen van DNA van verdachte op de tie-wrap is in theorie mogelijk, maar is door de verklaringen van verdachte op geen enkele manier aannemelijk gemaakt. De rechtbank wijst er daarbij op, dat het opwerpen van een alternatief scenario meer behelst, dan alleen het noemen van een andere mogelijkheid. Naar het oordeel van de rechtbank behelst de verklaring van verdachte niet meer dan een algemene, weinig concrete verklaring dat hij (mogelijk) ooit een tie-wrap heeft aangeraakt en/of de suggestie dat zijn DNA door verplaatsing op de tie-wrap is terechtgekomen. Nu verdachte geen concrete, verifieerbare verklaring heeft gegeven voor het aantreffen van zijn DNA op de gebroken tie-wrap, gaat de rechtbank ervan uit dat het DNA van verdachte tijdens de wederrechtelijke vrijheidsberoving en de poging tot afpersing op de tie-wrap is gekomen, zoals door aangever is verklaard.
De verklaring van verdachte dat hij zich enkel in de woonkamer van de [adres] heeft bevonden, acht de rechtbank niet aannemelijk gelet op de verklaringen van zowel de aangever als die van de eigenaar van de woning. Zo verklaart de eigenaar dat hij die avond met [B] , en dus niet met verdachte, op de benedenverdieping was. Hij verklaart dat hij de deur had geopend voor een vriend van hem die hij ‘ [bijnaam] ’ noemt en dat die vriend in het gezelschap was van twee andere mannen. Volgens de eigenaar zei ‘ [bijnaam] ’ dat er nog een vriend zou komen en had [bijnaam] zelf voor die andere vriend opengedaan. De vier mannen zijn volgens de eigenaar allemaal naar boven gegaan. De rechtbank gaat er vanuit dat verdachte een van deze vier mannen is geweest en dus op de bovenverdieping van de woning is geweest. Daarbij komt dat aangever verdachte herkent als één van de daders. De rechtbank is het met de raadsman eens dat een enkelvoudige fotoconfrontatie een zwakkere bewijskracht heeft. Bij de waardering van het bewijs is van belang of en in hoeverre het dossier steun bevat voor de enkelvoudige herkenning
.In deze zaak staat de herkenning door aangever niet op zichzelf, maar moet deze in combinatie met de overige hierboven genoemde bewijsmiddelen worden bezien. Naar het oordeel van de rechtbank volgt ook uit het forensische onderzoek en de telefoongegevens dat verdachte bij de feiten betrokken was.
Ten aanzien van de aanwezigheid en de bedreiging met de shotgun overweegt de rechtbank als volgt. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat niet vereist is dat elk onderdeel van de tenlastelegging steun vindt in meerdere bewijsmiddelen. Doordat verschillende onderdelen van de verklaring van aangever steun vinden in meerdere objectieve bewijsmiddelen, ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van zijn verklaring over de bedreiging met een shotgun. Daarbij weegt ook mee dat in de getuigenverklaring van [slachtoffer 2] steun te vinden is voor de aanwezigheid van een shotgun. Zo verklaart [slachtoffer 2] dat hij om 21.21 uur een foto heeft ontvangen waarop een shotgun te zien was. Hoewel deze foto niet meer achterhaald kon worden, blijkt uit de Snapchatgesprekken wel dat er rond dit tijdstip een foto is verstuurd. De omstandigheid dat de shotgun niet in de woning is aangetroffen, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders, nu de aangever verklaart dat één van de drie daders de woning heeft verlaten voordat de politie arriveerde.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 en feit 2, subsidiair, ten laste gelegde.