ECLI:NL:RBMNE:2025:2274

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 mei 2025
Publicatiedatum
13 mei 2025
Zaaknummer
16/247070-24 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 6 mei 2025 uitspraak gedaan over de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een veroordeelde. De vordering, ingediend door het Openbaar Ministerie op 19 maart 2025, betrof een bedrag van € 9.605,68, dat de rechtbank moest vaststellen als het door de veroordeelde verkregen voordeel uit de verkoop van telefoons. Tijdens de terechtzitting op 22 april 2025 heeft de veroordeelde verklaard dat hij slechts zes tot acht telefoons had verkocht en daar tussen de € 70 en € 80 aan had verdiend. De officier van justitie heeft echter gepersisteerd bij de oorspronkelijke vordering.

De rechtbank heeft de verklaringen van de veroordeelde en de medeveroordeelde in overweging genomen, evenals het ontnemingsrapport. Dit rapport stelde dat de veroordeelde samen met een medeveroordeelde gemiddeld tien tot vijftien telefoons per week kon leveren, maar de rechtbank vond onvoldoende bewijs om deze aantallen te onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende concrete aanknopingspunten waren om het aantal daadwerkelijk verkochte telefoons vast te stellen. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten dat het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 70 moest worden vastgesteld, gebaseerd op de verklaring van de veroordeelde.

De rechtbank heeft de maatregel gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht en heeft de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling van € 70 aan de Staat. De rechtbank heeft ook de duur van de gijzeling vastgesteld op maximaal 1 dag. Dit vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 mei 2025, waarbij de voorzitter, de oudste rechter en de griffier niet in staat waren het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/247070-24 (ontneming)
Vonnis van de meervoudige kamer op de vordering van de officier van justitie tot ontneming van 6 mei 2025
in de zaak tegen veroordeelde
[veroordeelde] ,
geboren op [geboortedatum] 2002, [1]
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] te [plaats]
nu gedetineerd in [verblijfplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De vordering is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 22 april 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van officier van justitie mr. L.A. Lepoutre en van hetgeen veroordeelde en mr. E.D. van Elst, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.VORDERING

De schriftelijke vordering van het Openbaar Ministerie van 19 maart 2025 strekt ertoe dat de rechtbank het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel zal vaststellen op een bedrag van € 9.605,68 en aan de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van dat bedrag.

3.BEOORDELING VAN DE VORDERING

3.1
Het vonnis
De rechtbank heeft de veroordeelde bij vonnis van 6 mei 2025 veroordeeld voor onder andere het medeplegen van gewoonte(opzet)heling, waarbij veroordeelde zich schuldig heeft gemaakt aan de verkoop van onder andere telefoons.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de schriftelijke vordering.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd zich niet te kunnen vinden in de berekening zoals omschreven in het ontnemingsrapport, nu veroordeelde ter terechtzitting heeft verklaard slechts zes tot acht telefoons te hebben verkocht. De raadsvrouw heeft verzocht het wederrechtelijke verkregen voordeel vast te stellen op € 120. Ter terechtzitting heeft veroordeelde verklaard zeven telefoons te hebben verkocht en daar € 70 tot € 80 aan te hebben verdiend.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
In het ontnemingsrapport is opgenomen dat veroordeelde samen met medeveroordeelde ongeveer tien tot vijftien telefoons per week kon leveren en dat elke telefoon een gemiddelde opbrengst van € 195 opleverde. De hoeveelheid verkochte telefoons per week is gebaseerd op een tapgesprek tussen de veroordeelde en medeveroordeelde op 20 juli 2024. In dit gesprek worden de mogelijkheden besproken om via een derde de Icloud’s van telefoontoestellen te halen. Veroordeelde en medeveroordeelden wilden dit blijkens de inhoud van het gesprek uit proberen. Met betrekking tot de verdeling van de winst is in het ontnemingsrapport opgenomen dat het onbekend is op welke wijze de winst precies verdeeld werd en dat daarom wordt uitgegaan van een gelijke verdeling van de winst.
Het aantal van 10 tot 15 telefoons per week is gebaseerd op een -verder niet onderbouwde- schatting van veroordeelde en zijn medeveroordeelde over het aantal telefoons dat zij mogelijk in de toekomst zouden kunnen gaan verhandelen. Aanwijzingen dat ze dit aantal ook daadwerkelijk hebben gehaald ontbreken. Het is daarmee onvoldoende vast te stellen of veroordeelde en medeveroordeelde in de betreffende periode daadwerkelijk gemiddeld tien tot vijftien telefoons per week verhandelden. Het dossier bevat onvoldoende concrete aanknopingspunten om op andere wijze een schatting te maken van het aantal daadwerkelijk verkochte telefoons.
De gemiddelde opbrengst per telefoons is voorts gebaseerd op een gemiddelde van de prijzen van verschillende types telefoons. Deze berekening gaat er dus vanuit dat ieder type telefoon evenveel werd verhandeld. Uit het dossier blijkt niet waarop deze aanname is gebaseerd en of er bijvoorbeeld niet types waren die aanmerkelijk vaker of juist minder vaak werden verhandeld.
Tot slot is uitgegaan van een gelijke verdeling van de winst, terwijl het dossier eerder aanknopingspunten bevat voor het oordeel dat de winst niet gelijkelijk werd verdeeld.
De rechtbank kan – gelet op de verklaring van verdachte ter terechtzitting – slechts vaststellen dat veroordeelde met de verkoop van telefoons in ieder geval € 70 heeft verdiend. De rechtbank zal de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel dan ook vaststellen op dat bedrag.

4.TOEGEPAST WETSARTIKEL

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

5.BESLISSING

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 70;
- legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling van € 70 aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
- bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op 1 dag.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.G. de Weerd, voorzitter, mr. L.E. Verschoor-Bergsma en mr. S.S.I. Jackson, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. van Buel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 mei 2025.
De voorzitter, de oudste rechter en de griffier zijn buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Blijkens het uittreksel uit de Strafrechtketendatabank (SKDB) blijkt verdachte te zijn geboren in [geboorteplaats] te Tunesië. Ter terechtzitting heeft verdachte aangegeven dat daar niet te zijn geboren, maar te zijn geboren in [geboorteplaats] te Syrië.